De Vijfheerenlanden met Asperen, Heukelum en Spijk
(1989)–Catharina L. van Groningen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
Literatuur■ Barbas, 28; Beekman, 111; Van de Berg, Leerdam, 101-103; Van de Berg, Schoonrewoerd, 222; Gemeente Kedichem, Kedichem 1985,50,68; Van Gent, 425; Kouwenhoven, 265; Tegenwoordige Staat, Holland IV, 552; Teixeira de Mattos, IV (I), 822. | |
Geraadpleegde archieven■ archieven RDMZ | |
Literatuur ■ Nieuwsbulletin KNOB, 1959, kol*62; 1960, kol*59,60; Tegenwoordige Staat, Holland IV, 523, 524; Hoogevest, T. van, ‘Restauratie van het raadhuis te Vianen’, Bouw, 1962 II, 1611-1614; De Meyere, Stadhuis, 71, 72, 75, 78, 83; De Meyere, De Lekpoort, 41, 42; ‘Uitbreiding stadshuis te Vianen’, Bouw, 1985 I, nr. 7,38-40; Onder deze categorie gebouwen worden gerekend gebouwen voor bestuur, rechtspraak en (overheids)diensten. In de eerste groep vallen raadhuizen, polderhuizen en waterschaphuizen; de tweede groep omvat bijvoorbeeld ambachtshuizen, drostenhuizen en rechthuizen en in de derde groep komen gebouwen voor als brandspuithuizen, politiebureaus, postkantoren en tolhuizen. Hoewel diensten als gas- water- en elektriciteitsbedrijven er ook onder gerangschikt zouden kunnen worden, is er hier de voorkeur aan gegeven deze laatste bij de paragraaf over de bedrijfsgebouwen te behandelen. | |
AlgemeenIn tegenstelling tot waterschapshuizen en raadhuizen worden ambachtshuizen en drostenhuizen in dit hoofdstuk niet apart behandeld. Voor zover het al bekend is waar zij gelegen waren, vertonen zij geen kenmerken, die hen doen verschillen van het ‘normale’ woonhuis in dit gebied. Zij zullen dan ook in die categorie aan de orde komen. Brandspuithuisjes waren doorgaans tegen de kerk of de toren gebouwd, of een van de traveeën in de kerk was voor de brandspuit vrijgemaakt. Alle sporen hiervan zijn tijdens de onderscheidene restauraties van de kerken verdwenen. Eén tolhuis is er nog over in de Vijfheerenlanden: aan het Lakerveld 93. Het is een eenvoudig gebouwtje uit de tweede helft van de 19de eeuw, op rechthoekige plattegrond met een gepleisterde voorgevel onder een met pannen gedekt zadeldak. Het gebouw staat pal op de rooilijn, in tegenstelling tot de rest van de bebouwing aan■ Voormalig tolhuis uit de derde kwart van de 19de eeuw aan Lakerveld 93, opname 1987
het Lakerveld. Via de vensters in de zijgevels kon de weg aan beide zijden overzien worden. Het enige in het begin van de 20ste eeuw gebouwde postkantoor staat in Leerdam aan de Meent 57-59. Het vertoont een bescheiden ontlening van de in die tijd gangbare architectuurstro- | |
[pagina 55]
| |
ming door het toepassen van baksteenwerk, kruiskozijnen en dakkapellen met iets overstekende dakjes. | |
WaterschapshuizenHet beheer en onderhoud van de Diefdijk, die in 1447 voor de Vijfheerenlanden en de Alblasserwaard hoofdwaterkering geworden was, lag in handen van de vijf betrokken Vijfheerenlandse dijkscolleges (Vianen, Hagestein, Everdingen, Leerdam met Schoonrewoerd en Arkel boven de Zouwe), alsmede van de dijkscolleges van Arkel beneden de Zouwe en de Alblasserwaard. De dijkscolleges, ieder belast met het beheer en onderhoud van een gedeelte van de Diefdijk, hadden behalve dat van Leerdam, een eigen logement of gemeenlandshuis. Het Hagesteinse huis lag iets ten noorden van de kruising met de Zijderveldse Kerksteeg. Het Viaanse huis was gesitueerd aan de kruising met de Prijssenweg op de plaats die ‘Zwarte Kraai’ genoemd wordt. Het Everdingse huis bevond zich tussen de Zijderveldse Kerksteeg en de Bruine Kade. Het Alblasserwaardse of Dordtse huis van het dijkscollege van de Alblasserwaard lag tegen het Wiel ‘De Kruithof’. Het Arkelse of Gorinchemse huis tenslotte was aan het oostelijk uiteinde gelegen van de Donkere Kade, bij het wiel, waaraan het Werk aan de Diefdijk, onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, is gesitueerd. In geval van nood werden de huizen betrokken door de commissarissen en de manschappen uit de dijkscolleges. Het Dordtse of Alblasserwaardse huis was het hoofdkwartier. Het was dan ook het voornaamste huis en had de beschikking over een ruime vergaderruimte (Teixeira IV(I), 822). Van alle gemeenlandshuizen zijn alleen die van de Alblasserwaard en van de landen van Arkel nog aanwezig. Het laatste is na een brand in 1920, in 1921 opnieuw opgetrokken. De overige huizen zijn afgebroken.
Het Viaanse huis, aan de Diefdijk 29 te Everdingen was een mogelijk nog 17de-eeuws, vierkant bakstenen gebouwtje onder een met pannen belegd tentdak, met schoorsteen, windkap en windijzers. Het was in gebruik als dijkmagazijn en dijkwachthuis. In het kader van doelmatiger opslag is de inhoud van de verschillende kleine dijkmagazijnen overgebracht naar een groter magazijn aan de Zuider Lingedijk bij Heukelum. Het Viaanse huis verloor daarmee zijn functie als opslagruimte. Het deed daarna alleen nog dienst als dijkpost. Bij het vervallen van de functie van dijkpost werd het huis teveel. Het hoogheemraadschap Groot-Alblasserwaard is vervolgens in 1975 tot de sloop van het pand overgegaan. Het Arkelse huis, Diefdijk 14 te Leerdam, staat tegen de dijk en bestaat uit twee gedeelten, een onderhuis en een bovenhuis. Het is een gepleisterd gebouw uit 1921 op rechthoekige plattegrond onder een schilddak met wolfeind aan de voorkant. De daknok is versierd met pironnen en staat haaks ten opzichte van de dijk. Het onderste gedeelte dient tot opslagruimte. Het bovenste deel heeft onder andere gekoppelde zesruitsvensters (met luiken aan de rechterzijgevel). De toegang bevindt zich aan de linkerzijde. Het Dordtse of Alblasserwaardse huis staat gedeeltelijk op en gedeeltelijk tegen de Diefdijk 47 te Leerdam. Het is in de 17de eeuw in gele baksteen opgetrokken en aan het eind van de 18de eeuw verbouwd. Hierbij werd onder andere de voorgevel in rode baksteen vernieuwd. In de voorgevel zijn de gebeeldhouwde wapens van Holland en de Alblasserwaard aangebracht. Het op de dijk liggende voorhuis ligt onder een zadeldak en het achterste stuk is door een schilddak gedekt. | |
Raad- en rechthuizenHet raadhuis is, in de eigenlijke betekenis van het woord, de vergaderplaats van de raad of vroedschap, een college van bestuurders dat is aangewezen of gekozen uit de burgerij en/of de gilden. Dit laatste geldt tot de Franse tijd. Het rechthuis daarentegen diende uitsluitend ten behoeve van het gerecht, dat gewoonlijk bestond uit een baljuw of schout die werd bijgestaan door een aantal schepenen. Aanvankelijk werden zij door de landsheer aangesteld, maar geleidelijk aan kregen ook zij het recht tot zelfbenoeming. Wanneer een dorp of nederzetting stadsrechten of een samenstel van stedelijke privilegiën had ontvangen, is er sprake van een ‘stadhuis’, de bestuurszetel waar gewoonlijk zowel het gerecht als het bestuur van de stad bijeenkwam. Raad- en rechthuizen komen beide voor in dit gebied. Het rechthuis is vrijwel steeds gecombineerd (geweest) met een herbergfunctie. | |
RaadhuizenEen gebouw, waarin de bestuurlijke functies en de rechtspraak gecombineerd waren, is het stadhuis te Vianen. Dit is tevens het oudste als raadhuis gebouwde pand in de Vijfheerenlanden. De vroegst nog aanwezige resten dateren uit het begin van de 15de eeuw. In de huidige gedaante, een diep pand van twee bouwlagen en een kap, voorzien van een natuurstenen voorgevel, kwam het raadhuis in 1473 tot stand. In Heukelum was aanvankelijk geen gebouw met enige status bestemd tot raadhuis. Er was een onaanzienlijk pand aan de Voorstraat, ter hoogte van het huidige nr. 13, als stadhuis in gebruik. Belangrijke vergaderingen werden echter gehouden in een apart daartoe ingericht vertrek in het kasteel. Het 17de-eeuwse gebouw aan de Voorstraat 2, dat vanaf de 18de eeuw uiteindelijk tot ‘stathuys’ diende, herbergde in de 18de eeuw tevens de school en bevatte in de 19de eeuw bovendien de volksbibliotheek. Als type verschilt het Heukelumse stadhuis niet van het dwarse woonhuis van twee bouwlagen. Leerdam en Asperen hadden al in de 16de eeuw een stadhuis aan respectievelijk de Markt (Leerdam) en de Min (Asperen). Het Leerdamse stadhuisje was weliswaar opgenomen in de straatwand, maar sprong ten opzichte van de rooilijn een travee naar voren en had een rijke decoratie met geveltoppen in Hollandse renaissance-stijl (afgebeeld bij Van de Berg, Leerdam, 101). Over het type kan, bij gebrek aan duidelijke afbeeldingen, niets naders worden opgemerkt. Het stadhuis werd in de 18de eeuw gesloopt. Pas in de 19de eeuw werd in het woonhuis Kerkstraat 18 een nieuw raadhuis ingericht. Het stadhuis van Asperen was een vrijstaand gebouwtje op rechthoekige plattegrond, van een type, zoals dat in kleinere steden en dorpen in de 17de eeuw is gebouwd. Het stadhuis heeft het tot ver in de 20ste eeuw uitgehouden, maar viel uiteindelijk in 1952 ook onder de slopershamer. | |
[pagina 56]
| |
■ Het voormalig raadhuis van Asperen aan de Minstraat vlak voor de afbraak, opname 1951
| |
Diverse stadhuizen nader bekekenHet oude, in oorsprong waarschijnlijk 16de-eeuwse stadhuis van Asperen stond aan de Minstraat op de hoek van de Stadhuisstraat. Het was een gebouwtje op rechthoekige plattegrond onder zadeldak, dat aanvankelijk door trapgevels werd beëindigd. Het had een torentje op het dak en aan de korte zijde was een hoge stoep met twee opgangen. Het gebouw had een in steen overwelfde kelder. Onder de balklaag waren eenvoudige sleutelstukken toegepast. De vorm van dit stadhuis dateerde van een verbouwing uit 1638. Een gevelsteen met dit jaartal was in 1745 nog duidelijk zichtbaar (Beekman, 111). In de 19de eeuw werden de trapgevels in puntgevels gewijzigd en het gebouw kreeg een pleisterlaag. Naast overheidsfuncties herbergde het Asperense stadhuis ook de Corps de Garde of de Burgerwacht. Zo weinig ruimte hadden de bestuurders maar nodig, dat kelder en zolder aan derden verhuurd werden in de 18de eeuw. Het stadhuis moest echter gesloopt worden, omdat de kosten om het pand in goede staat te brengen door de gemeente niet opgebracht konden worden. De sloopvergunning werd door de Staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen op 15 januari 1952 verleend. De in 1893 op de plaats van het Asperense kasteel gebouwde villa werd daarna als raadhuis en ambtswoning voor de burgemeester in gebruik genomen. In 1977 werd het huis gerestaureerd en in zijn geheel tot raadhuis ingericht. In 1986 is Asperen opgegaan in de gemeente Lingewaal. Het voormalige kasteel/raadhuis herbergt nu gemeentelijke diensten.
Het gebouw van het Heukelumse stadhuis dateert uit de eerste helft van de 17de eeuw. Van Deventer geeft op zijn kaart van Leerdam, Asperen en Heukelum uit omstreeks 1560 geen bebouwing op die plaats aan. Blaeu in het midden van de 17de eeuw wel. Overigens noteert deze laatste, evenals Boxhorn (1634) en Merian (1659) de plaats van het stadhuis midden in de Voorstraat aan de noordzijde, op de hoek waar nu nr. 13 ligt. Er is geen oude beschrijving van dat stadhuis bekend, omdat het te onaanzienlijk geacht werd om daar enige woorden aan te wijden (Tegenwoordige Staat, 552: ..is van zoo weinig aanzien, dat het in geene aanmerking komt om ér eenige Beschryving van te geven...’). In ieder geval is het ‘stathuys’ in de 18de eeuw gevestigd in een gebouw, dat als ‘schoolhuys’ wordt aangeduid en waarmee het gebouw aan de Voorstraat 2 bedoeld wordt. Belangrijke vergaderingen van de stadsregering werden echter in het kasteel gehouden, waarvoor jaarlijks aan de heer een bedrag voor huur, vuur en licht werd betaald. Een eerste wat uitvoeriger vermelding is uit 1892 van de hand van ds. Barbas (28), die over het stadhuis opmerkt,■ Situatie van het voormalig raadhuis van Heukelum op de kruising van Voorstaat, Gasthuisstraat en Torenstraat voor de restauratie, opname 1966
dat ‘...er eerst in later tijd door de Heeren van Heukelum een stadhuis gebouwd is. Daarvan is echter alleen dit merkwaardige te vermelden, dat er tot voor korten tijd nog twee gaten in den voorgevel te zien waren, waarin balken geschoven werden, die tot galg dienden. Nog prijkt de voormuur met het wapen der stad...’. Barbas deelt tevens mee, dat het Gasthuisfonds eigenaar was en dat het gebouw naast gemeentehuis ook dienst deed als openbare bibliotheek. In 1964 werd het stadhuisje, wegens ruimtegebrek, verlaten en een nieuw raadhuis aan de overkant werd in gebruik genomen. Een besluit tot restauratie werd in 1969 genomen en in de jaren 1976-1979 uitgevoerd, waarna de gemeenschappelijke technische diensten van Asperen en Heukelum in het pand werden gevestigd. Na de gemeentelijke herindeling van 1986 kwam het oude stadhuis weer leeg te staan. Naar een nieuwe functie wordt gezocht. In 1633 werd in Leerdam een nieuw stadhuis gebouwd, op de plaats van het oude raadhuisje aan de Markt. Het was een gebouw met topgevels in Hollandse renaissance stijl en schilddragende leeuwen op de hoeken. Het stadhuis bezat op de begane grond een bogengalerij. Op het dak was een torentje met een luidklok. Wegens bouwvalligheid moest dit gebouwtje ■ Voorgevel van het voormalig raadhuis aan de Kerkstraat te Leerdam, opname 1962
| |
[pagina 57]
| |
in 1791 worden gesloopt. Een daartoe aangekocht herenhuis aan de Kerkstraat (thans genummerd 18) werd in 1832 tot raadhuis ingericht (Van de Berg, Leerdam, 101-103). Een klokketoren met de luidklok uit het afgebroken stadhuis werd op het dak aangebracht. De bovenverdieping van het gebouw heeft overigens tot in de 20ste eeuw dienst gedaan als woning en als huisvesting van een schoolklas. Al in 1937 werd weinig lovend over deze locatie gesproken, die voor een gemeente als Leerdam weinig waardig werd geacht, sober en onpraktisch. Alleen de burgemeesterskamer met het geschilderde behang had nog enige allure (Van Gent, 425). In de loop van de 20ste eeuw zijn dan ook diverse plannen voor een nieuwe huisvesting gemaakt. Zo ontwierp architect Wesselo in het begin van de jaren '50 een plan voor een nieuw raadhuis, dat in 1959 werd afgekeurd, mede omdat het te duur was. Via advies van de Bond van Nederlandse Architecten, de BNA, werd Gerrit Rietveld gevraagd een ontwerp te maken, dat in een besloten raadsvergadering in december 1963 aan de gemeente werd gepresenteerd. Waarschijnlijk werkte het bureau van Rietveld tot 1966 aan het project, dat evenmin is uitgevoerd. Het raadhuis zou gesitueerd moeten worden tussen de Provinciale weg, de Tiendweg en de Meent. Indertijd is er een (glazen) maquette van gemaakt, thans in bruikleen van de gemeente aan het Nederlands Documentatiecentrum voor de Bouwkunst, Amsterdam (vriendelijke mededeling P.E.M. Langendijk, Amsterdam). In 1986 is begonnen met de bouw van een nieuw gemeentehuis annex bibliotheek bij het Dr. Reilinghplein, dat in 1988 in gebruik genomen is.
Van het 15de-eeuwse stadhuis aan de Voorstraat in Vianen wordt aan het eind van dit hoofdstuk een uitvoerige beschrijving gegeven. Het is het enige gebouw dat nog als stadhuis in gebruik is. | |
RechthuizenHerbergen, die tevens dienden tot rechthuis lagen onder andere in Lexmond en Schoonrewoerd. Het rechthuis van Lexmond was gevestigd in de herberg de Drie Snoeken aan de Dorpsstraat 65-67. Tot 1936 diende als raad- en trouwzaal een vertrek boven de stal van de herberg. Vanaf 1936 was de woning van de burgemeester (Dorpsstraat 82) bovendien als gemeentehuis in gebruik. Dit heeft tot 1949 geduurd.
Schoonrewoerd heeft sedert 1926 een eigen gemeentehuis. Voordien was er in de herberg Het Princewapen, eens tegenover de kerk, een apart vertrek als raadskamer ingericht. De eerste steen voor het nieuwe gemeentehuis werd op 20 september 1926 door de toenmalige burgemeester D.C. de Leeuw gelegd, Het kon al op 10 februari 1927 officieel geopend worden (Van de Berg, Schoonrewoerd, 222) Het is een gebouw op vierkante plattegrond uit baksteen onder schilddak met blauwe pannen en een middenschoorsteen. In de rondbogige ingang is een jaartalsteen aangebracht met ‘1926’. Sedert 1986 valt Schoonrewoerd onder de gemeente Leerdam. ■ Het voormalig rechthuis annex herberg en boerderij te Hei- en Boeicop, opname 1988
Een als rechthuis gebouwd pand bevindt zich in Hei- en Boeicop, schuin tegenover de kerk aan de Hei- en Boeicopseweg 29. In het eenvoudige, roodbakstenen gebouw onder met riet gedekt schilddak is een steen ingemetseld door de zoon van de toenmalige ambachtsheer met: ‘de eerste steen // gelegt door adrianus // catharinus van hall // oud 7 jaren 1827’. Naast de rechtzaal was in het gebouw ook een herberg, een kleine winkel en een stal gevestigd. bouwd in de jaren zestig van deze eeuw en ligt op de plaats van het in 1834 afgebroken huis van de ambachtsheer. In 1986 werd Hei- en Boeicop opgenomen in de toen nieuw gevormde gemeente Zederik, waarvan het gemeentehuis in Meerkerk is gevestigd.
In Leerbroek en Nieuwland staan op de topografisch kaart van 1888 rechthuizen getekend tegenover en bij de kerk. Over de aard en uiterlijk van de gebouwen is niets naders bekend. Op dezelfde kaart staat in Everdingen een rechthuis aangegeven aan de Lekdijk tegenover de Poldersteeg of Graaf Huibertlaan. Overige gegevens zijn niet bekend.
In de 20ste eeuw werden voor de dorpen Everdingen en Zijderveld en het dorp Hagestein gemeentehuizen gebouwd, die in verband met de gemeentelijk herindeling in 1986, waarbij ze bij Vianen gevoegd werden, alle weer buiten gebruik gesteld werden. Het gecombineerde gemeentehuis voor Everdingen en Zijderveld werd in 1928 aan de Graaf Huibertlaan 15 tussen de beide dorpen in gebouwd. Het is een gebouw op vierkante plattegrond onder een met rode pannen belegd zadeldak. De hoge beletage is via een trap toegankelijk. Op de begane grond was oorspronkelijk de garage van de brandspuit opgenomen. Na 1986 kwam het leeg te staan. Naar een nieuwe bestemming wordt gezocht.
Als rechthuis van Hagestein diende het schuin tegenover de kerk gelegen, uit de 16de eeuw daterende, maar inmiddels zeer ingrijpend verbouwde pand Dorpsstraat 25. Het gemeentehuis aan de Dorpsstraat 12 te Hagestein is in 1930 gebouwd, getuige een steen in de voorgevel.
Het Kedichemse gemeentehuis was gevestigd in café de Zwaan aan de Lingedijk, dat tevens dienst deed als polderkamer en boerderij. In 1909 werd een nieuw gemeentehuis gebouwd, dat gesitueerd was naast de afrit van de Lingedijk naar het dorp. De Zwaan brandde in 1936 af. Het ‘nieuwe’ gemeentehuis werd op zijn beurt in 1956 verkocht, toen er besloten werd tot de bouw van een weer een nieuw gemeentehuisje. In 1986 is de gemeente Kedichem met Oosterwijk opgegaan in de gemeente Leerdam (Kedichem, 50, 68). | |
[pagina 58]
| |
■ Voor- en linkerzijgevel met traptoren van het stadhuis te Vianen, opname 1961
| |
Het stadhuis aan de Voorstraat 28, VianenAan de oostzijde van de Voorstraat ligt, uitstekend over de rooilijn, het aan de linkerkant vrijliggende stadhuis. Aan de achterzijde bevinden zich de gebouwen van het voormalige gasthuis. Het haaks ten opzichte van de weg gesitueerde, uit baksteen opgetrokken gebouw onder een met leien gedekt zadeldak deldak tegen een schermgevel (voor) en een trapgevel (achter) staat op een rechthoekige plattegrond van 28 × 10,50 m en is voorzien van een uit Namense steen opgetrokken, hoge voorgevel met kantelen. Het gebouw heeft een verdieping en een kapverdieping en een half ingebouwde, achthoekige traptoren tegen de linkerzijgevel. Zowel de hoogte (20 m) als de breedte van het diepe gebouw is opmerkelijk in de Voorstraat. | |
Materiaalgebruik en constructieHet oudste, vroeg 15de-eeuwse gedeelte van het stadhuis is opgetrokken uit gelige baksteen, formaat 25/26,5 × 13 × 6/6,5 cm, 10 lagen = 73 cm, met gebruikmaking van muurwerk van een ouder, aan de rechterkant gelegen huis (formaat baksteen 29 × 14 × 6,5/7,101. = 81 cm), dat in 1926 is gesloopt. In 1473 werd het gebouw verhoogd in een rode baksteen (formaat 26,5/27 × 12,5/13 × 5,5/6,5 cm, 10 lagen = 75 cm) en voorzien van een nieuwe kap en een voorgevel uit blokken Namense steen. De constructie van moer- en kinderbinten met korbelen, op de begane grond eindigend op natuurstenen neuten en sleutelstukken met peerkraalprofiel op de begane grond en de verdieping, alsmede de kapverdieping bestaat uit eikehout. Moerbalken liggen evenwijdig aan de voorgevel. De eiken kap bestaat uit twee op elkaar geplaatste jukken. De balkjukken van het benedengedeelte zijn vanaf de voorgevel op volgorde geplaatst en hebben gehaalde telmerken; die van de verdieping en de daksporen in de kap zijn door elkaar geplaatst. De (gemerkte) daksporen zijn voorzien van haanhouten. De kap heeft geen nokgording. De sporen zijn ter plaatse halfhouts gekeept. Op grond van dendrologisch onderzoek is de ontstaansdatum precies bekend: 1473. Het dak is met leien gedekt. | |
GeschiedenisHoewel Vianen in 1335 en 1336 met stadsrechten begiftigd werd door Willem | |
[pagina 59]
| |
VERDIEPING
RAADHUIS STRAAT
■ Vianen, stadhuis
- Plattegronden van het stadhuis en de aangebouwde, voormalige Gasthuisgebouwen Schaal 1:300. Opmetingstekening door bureau Van Hoogevest (1956), bewerkt door J. Jehee, 1987 van Duivenvoorde, heer van Vianen, is er van een stichting van een stadhuis in die tijd geen sprake. Het aan de linkerkant vrijstaande Viaanse stadhuis is pas in het begin van de 15de eeuw, getuige de resterende bouwsporen, aan de oostzijde van de Voorstraat opgetrokken op het erf van het gasthuis. Het was een diep gebouw van één bouwlaag met kapverdieping op een rechthoekige plattegrond, tussen trapgevels. In het metselwerk van de achtergevel zijn de sporen van de vroegere trapgevel nog zichtbaar. De inwendige ruimte was waarschijnlijk door een scheidingsmuur in een vooren een achterhuis verdeeld. De voorgevel | |
[pagina 60]
| |
■ Vianen, stadhuis
- Zuidgevel en doorsnede van stadhuis en voormalige Gasthuisgebouwen. De toestand 1956 (voor restauratie) is gestippeld. Schaal 1:300. Opmetingstekening door bureau Van Hoogevest (1956), bewerkt door J. Jehee, 1987 ZUIDGEVEL
■ Vianen, stadhuis
- Oostgevel en dwarsdoorsnede vanaf de voormalige Gasthuiskapel naar de voorgevel. De toestand 1956 (voor restauratie) is gestippeld. Schaal 1:300. Opmetingstekening door bureau Van Hoogevest (1956), bewerkt door J. Jehee, 1987 | |
[pagina 61]
| |
■ Vianen, stadhuis
- Noordgevels van stadhuis en voormalige Gasthuisgebouwen in 1948. Schaal 1:300. Opmetingstekening door J.J. Brugman liep in de rooilijn van de overige bebouwing. Het raadhuis had de rechterzijgevel deels gemeenschappelijk met die van een reeds ter plaatse aanwezig pand. In 1473 werd het stadhuis vergroot. Daartoe werd het met ongeveer zes meter verhoogd in een rode baksteen. Tevens werd het met 1,40 meter naar voren uitgebreid en een nieuwe hoge schermgevel uit Namense steen, voorzien van waterlijsten en kantelen werd er voorgezet. De gotische venstertraceringen waren uit mergel. Gezien de hoogte van de gevel ten opzchte van het erachter liggende dak moesten de twee buitenste vensters op de tweede verdieping blind uitgevoerd worden. Tegen de lange noordgevel werd een veelhoekige traptoren gebouwd. Uit gevonden bouwsporen in de voorgevel aan de blinde vensters op de tweede verdieping en in de traptoren, die nog enige treden doorloopt boven de zoldervloer, om dan abrupt te eindigen, blijkt, dat men rekening heeft gehouden met het aanbrengen van nog een, of een hogere bovenverdieping. Deze is nooit gerealiseerd. Stookplaatsen bevonden zich op de begane grond tegen de achtergevel en op de verdieping te weerszij den van de scheidingsmuur bij de traptoren. In het voorhuis werd op de begane grond niet gestookt. Op de zolders zijn de rookkanalen nog zichtbaar. Ter plaatse van de eerste moerbalk was in de achterzaal op de begane grond een travee afgescheiden door een 1 1/2 steens muur (formaat baksteen 24,5/25 × 12 × 5,8/6,3 cm). De muur is mogelijk vòòr of omstreeks 1600 aangebracht, gezien het baksteenformaat en gegeven het feit dat er een deurtje uit die tijd vanuit de traptoren op uit komt. Met zekerheid is de datering echter niet meer vast te stellen. De muur zou onderdeel uitgemaakt kunen hebben van een publieke tribune voor de erachter liggende rechtkamer of vierschaar. De beide boven elkaar liggende, zandstenen venstertjes links naast de traptoren verlichtten de tribune en de hieronder liggende ruimte. Bij de restauratie van 1956-1960 is deze muur afgebroken en vervangen door een galerij op twee houten zuilen. Ter plaatse van de oude muur is toen een nieuw korbeelstel geplaatst. Het buitenpoortje van de traptoren heeft een korfboogvormige ingang en zou kunnen dateren van een vroeg 17de-eeuwse verbouwing, dus mogelijk uit de tijd van de verbouwing van de achterzaal, hierboven genoemd. Bij de restauratie van 1956-1960 zijn de stoep en de deur vernieuwd. Van de vensters in de linkerzijgevel dateren er nog maar enkele uit 1473, namelijk de twee kleine vensters links van de toren op de begane grond en de vensters te weerszijden van de toren op de verdieping. Het merendeel is vernieuwd, danwel gereconstrueerd in basaltlava bij de laatste restauratie. Door het vooruit schuiven van de voorgevel uit de rooilijn kwam in beide zijgevels ruimte voor een venster in de hoek op de verdieping, van waar de kerk en de Landpoort aan de zuidkant en de Lekpoort en kasteel Batestein aan de noord- respectievelijk noordwestkant te zien waren. Dezelfde functie vervulde het in de verhoging van de achtergevel aangebrachte venster, dat uitzicht bood op de Oostpoort (De Meyere, Lekpoort, 41, 42; Bulletin KNOB, 1959, kol.*62, 1960, kol. *59,60) Een volgende ingrijpende verbouwing vond plaats in de jaren 1733-1737 (De Meyere, Stadhuis, 71). Het stadhuis verkeerde zoals zoveel gebouwen in Vianen in een slechte staat. Tijdens de werkzaamheden werden de kantelen van de voorgevel afgebroken en vervangen door een ingezwenkte, afgeplatte topgevel. De voordeur, met kalf en het met snijwerk in Lodewijk XIV-vormen versierde bovenlicht werden bij die gelegenheid aangebracht. De vulling van de kruisvensters werd gewijzigd en in schuiframen met roedeverdeling veranderd. Het oude open 17de-eeuwse klokketorentje werd eveneens vernieuwd in 18de-eeuwse vormen. Een vóór het stadhuis gelegen bordes, nog vermeld in betalingen van de stad over 1736 en vaag zichtbaar op de kaart van Blaeu uit het midden van de 17de eeuw, was in het begin van de 19de eeuw al niet meer aanwezig (De Meyere, Stadhuis, 72). Ten behoeve van de schutterij werd het naastliggend pand in 1786 aangekocht en via een doorbraak in het muurwerk op de begane grond bij het stadhuis getrokken. | |
[pagina 62]
| |
■ Stadhuis te Vianen voor restauratie met 18de-eeuwse gevelbeëindiging en raamverdeling, opname 1955
In 1839 vond een belangrijke wijziging in de indeling van het stadhuis plaats: in het voorste gedeelte van de begane grond en de verdieping werd een scheidingsmuur gezet en daartegenaan op de begane grond werd een tussenverdieping ingebracht, waarin de secretairie werd gevestigd. Beneden en op zolder waren cellen ingericht. Toen werden tevens enkele reparaties en verfraaiingen uitgevoerd: in de raadzaal in het achterste gedeelte van de begane grondverdieping werd een met stucwerk gedecoreerde schouw aangebracht en in de rolkamer op de verdieping werd een schoorsteen tot op zolder weggebroken. Het muurwerk werd van onkruid ontdaan, opnieuw gevoegd en gepleisterd. Vensters werden geheel of gedeeltelijk van roederamen voorzien. Eén venster, in de noordgevel op de begane grond werd gedeeltelijk dichtgezet in verband met de daarachter liggende tussenverdieping. Het houtwerk van deuren en luiken in het inwendige werd in een eiken-imitatiekleur geschilderd. De naast het stadhuis gelegen Hoofdwacht werd aan de achterkant ter lengte van 1,30 m ingekort en van een nieuw dak met pannen voorzien. In het bestek van de vernieuwingen en veranderingen aan het stadhuis wordt nadrukkelijk melding gemaakt van het opnieuw toepassen van afkomend materiaal, over het algemeen de baksteen, aan de nieuw op te trekken gedeelten. Tussen 1926 en 1929 werden het stadhuis en de naastliggende Hoofdwacht (De Meyere, Stadhuis, 75) verbouwd. Daarbij werd het buurpand gesloopt en kwam het oude muurwerk aan het licht waarvan hierboven reeds sprake was. Op deze plaats werd een nieuw gebouw neergezet, waarin de cellen werden opgenomen, die daarmee van de begane grond in het stadhuis verdwenen. De cachotten op zolder zijn bij de restauratie in 1956 en volgende jaren verwijderd. Veel ingrijpender was de restauratie die plaats vond in de jaren 1956-1960, onder leiding van het architectenbureau ir. T. van Hoogevest te Amersfoort, waarbij ook de achter het stadhuis gelegen opstallen van het voormalige gasthuis met kapel betrokken werden. Aan het uitwendige werden de kruisvensters in basalt-lava gereconstrueerd aan de hand van nog aanwezige gegevens, de spitsboogvelden met traceringen boven de vensters werden weer met mergel ingevuld en hersteld, evenals het in de Tweede Wereldoorlog beschadigde 18de-eeuwse snijraam boven de ingangspartij, dat gecompleteerd werd. De in de 18de eeuw aangebrachte geveltop werd door vijf in plaats van zeven kantelen, zoals op een tekening van omstreeks 1735 staat aangegeven, vervangen. In het inwendige werd de tussenverdieping van 1839 weggebroken, alle stookplaatsen werden afgebroken. Kap en balklagen werden hersteld en vernieuwd. Het naastliggende pand aan de Voorstraat werd, wederom, helemaal verbouwd. ■ Stadhuis van Vianen in de 18de eeuw door C. Pronk, coll. RPK, Amsterdam
| |
[pagina 63]
| |
■ Vianen, stadhuis
- Isometrische tekening van de verschillende bouwfasen Schaal 1:300. Tekening J. Jehee, 1987 De gebouwen van het voormalige gasthuis werden gerestaureerd, waarbij onder andere de kap van de kapel werd verlaagd. Het voormalige gasthuis werd vervolgens bij het stadhuis getrokken. Tussen 1981 en 1984 werd het stadhuis naast het middeleeuwse gedeelte uitgebreid door het architectenbureau Zanstra, De Clercq Zubli, Van den Oever & Partners te Amstelveen. Daarbij werd niet alleen het al diverse malen verbouwde pand Voorstraat 30 betrokken, maar ook de rechts daarvan gelegen nummers 32 en 34. De zuidgevel van het oude stadhuis werd zichtbaar gemaakt, door een aangrenzende smalle strook onbebouwd te laten. Via een transparante ingangspartij zijn het oude deel en het nieuwe stadskantoor toegankelijk. De monumentale panden 32 en 34 werden aan de buitenzijde gerestaureerd. Inwendig werden zij aan de nieuwe bestemming van stadskantoor aangepast. De gevels aan Kerkstraatzijde zijn bij die gelegenheid nieuw opgetrokken en iets uit de rooilijn teruggelegd. | |
IndelingHet oudste, 15de-eeuwse gebouw bestond uit een grote hal met een kleinere kamer daarachter, een indeling, die niet anders was dan die van grote woonhuizen in die tijd. Het enige verschil is dat bij het raadhuis in het voorste deel een stookplaats ontbreekt, omdat daar de vierschaar was gevestigd. Een vergelijkbare situatie als in Vianen treft (of trof) men aan in Brielle, Geertruidenberg en Tholen. In Vianen was de raadzaal oorspronkelijk in het achterste gedeelte gevestigd, waar dus ook de enige stookplaats was. Het voorste stuk zal als een soort overdekte markthal, een burgerzaal of andere openbaar toegankelijke ruimte gefunctioneerd kunnen hebben, een in de 15de eeuw niet ongebruikelijke combinatie van functies. Na de verbouwing in 1473 kwam er meer ruimte ter beschikking. De lagere rechtspraak vond beneden in het achterste deel plaats, waar vermoedelijk ook een publieke tribune stond opgesteld, de Kamer van Justitie kwam op de verdieping van het vernieuwde | |
[pagina 64]
| |
■ Voormalige Gasthuiskapel te Vianen voor restauratie, opname 1955
stadhuis terecht (De Meyere, Stadhuis, 78). Tot in de 18de eeuw is deze indeling courant gebleven (‘.... een ruimte aan den Ingang, waar agter de Sekretary en Regtkamer, en boven met de Griffie en Raadkamer,...’ (Tegenwoordige Staat, 523, 524). De gemeente was overigens niet de enige gebruiker van het gebouw. Het dijkscollege 's Lands van Vianen was tot 1856 mede-eigenaar en tot 1902 huurder van ruimtes in het gebouw (De Meyere, Stadhuis 83). Na de restauratie in de jaren ‘50 waren op de begane grond de trouwzaal en secretarie gevestigd, op de verdieping bevonden zich de raadzaal en de museumzaal. De vroeg 17de-eeuwse schouw in de Commissiekamer is in die tijd aangebracht. Het burgemeestersvertrek werd in de achter het raadhuis liggende kapel van de voormalige Gasthuisgebouwen ingericht. De huidige indeling is, na de uitbreiding in 1981 en volgende jaren, de burgerzaal/trouwzaal in het voorste gedeelte op de begane grond en een kantine in het achterdeel. Raadzaal en Commissiekamer bevinden zich op de verdieping. | |
ExterieurDe twee verdiepingen hoge voorgevel wordt beëindigd door een scherm met vijf kantelen. Op de begane grond zit■ Voormalige Gasthuiskapel en achtergevel van het stadhuis te Vianen na restauratie, opname 1975
een in 18de-eeuwse vormen uitgevoerde dubbele voordeur met gesneden bovenlicht en fors geprofileerde dagkanten, met van diefijzers voorziene kruisvensters aan weerszijden. Op de eerste en tweede verdieping zitten telkens drie kruisvensters, waarvan de twee buitenste op de tweede verdieping blind zijn uitgevoerd. De voordeur en vensters zijn van spitsbogen met traceerwerk voorzien, waarin wapens zijn opgenomen van de families Van Valkenburg, Brederode en Van der Marck op de begane grond en van de steden en dorpen Lexmond, Meerkerk, Hei- en Boeicop, Ameide, Lakerveld (= het Viaanse wapen) en Tienhoven op de verdieping, van linksboven naar rechtsonder boven de verdiepingvensters. De wapens van de steden en dorpen zijn bij de restauratie van 1956-1960 aangebracht. In de latei boven de voordeur bevindt zich een banderolle met'audi alteram partem’ en het stadswapen van Vianen. Onder de vensters loopt een waterlijst. Voorts bevat de voorgevel rechte staafankers. De achtergevel eindigt in een trapgevel met ezelsrugafdekking. Bouwsporen van een trapgevel, behorend tot het vroeg 15de-eeuwse raadhuis zijn | |
[pagina 65]
| |
duidelijk zichtbaar. Bouwnaden van een in 1735 gerepareerd schoorsteenkanaal, behorend tot de Gasthuisgebouwen lopen tot aan de geveltop. Voorts zijn twee venstertjes te zien, waarvan het bovenste is dichtgezet. Op de begane grond is de linkerzijgevel van rechts naar links geleed met twee kruisvensters in basaltlava met getoogde ontlastingsbogen, na de traptoren met twee nog 16de-eeuwse zandstenen venstertjes boven elkaar en twee zandstenen kruisvensters. Op de verdieping zitten voor de traptoren drie kruisvensters en een kruisvenster erna. Het muurwerk eindigt beneden links tot halverwege het kruisvenster met klezoren in de koppenlagen op de hoek. Een uitgemetselde, geprofileerde bakstenen gootlijst sluit de gevel aan deze kant af. De traptoren is twee verdiepingen hoog, heeft op de begane een korfboogvormig gemetselde toegang met geprofileerde dagkanten en is van lichtspleten voorzien, waarvan er enkele nog origineel zijn. Een achtkante spits met leien besluit de toren, waaronder vierkante gaten op regelmatige afstand van elkaar zitten en een uitgemetselde, geprofileerde gootlijst, bestaande uit afwisseld baksteen en natuursteenblokjes. De rechterzijgevel is thans opgenomen in de hal van het stadskantoor. Sporen van verschillend metselwerk, behorend bij een ouder buurpand, zijn, na de uitbreiding en restauratie van 1981 aan het licht gebracht. Op de begane grond zijn de toegangen tot de Burgerzaal en de kantine, alsmede een half en een heel kruisvenster. In het oudste metselwerk zit ter halver hoogte een kaarsnis met een schuine afdekking. Een tweede kaarsnis bevindt zich in dit gedeelte tussen beide verdiepingen in. Op de verdieping zitten een doorgang naar de Raadzaal, drie (originele) kruisvensters met getoogde ontlastingsbogen en een eveneens getoogde, in 1981 opengemaakte doorgang naar de Commissiekamer, waarnaast een vertanding in steen. Tandlijst onder dakrand. | |
InterieurVanuit de hal, de traptoren en via grote deuren in de voorgevel is de Burgerzaal toegankelijk. De samengestelde balklaag met korbelen en sleutelstukken met peerkraalprofiel verdeelt de ruimte in vijf vakken. De kruiskozijnen hebben alle binnenluiken en grote vensterbanken. In de rechtergevel bevindt zich een doorgang naar de hal van het stadskantoor en een muurkast met strokendeur. Hardstenen vloer. De achterzaal is toegankelijk via de traptoren, de rechterzijgevel en de achtergevel, vanuit de voormalige Gasthuisgebouwen. De samengestelde balklaag beslaat vier vakken en heeft moerbalken met korbelen en sleutelstukken als voor. Aan de linkerzijde zit een kloosterkozijn en twee kruiskozijnen. Aan de rechterkant is de doorgang naar de passage van het stadskantoor en is een kruiskozijn aanwezig. In de eerste travee is bij de laatste restauratie van het raadhuis een galerij op houten zuilen aangebracht, die via de traptoren door een vroeg 17de-eeuwse opgeklampte eiken deur met sierlijk bewerkte sleutelplaat toegankelijk is. In de scheidingswand zit een muurnis, die wordt afgesloten met twee 17de-eeuwse deurtjes. Via de passage in het stadskantoor en de traptoren is de raadzaal op de verdieping te bereiken. De samengestelde balklaag is gelijk aan die van de Burgerzaal. Ook hier zijn kruiskozijnen met binnenluiken en vensterbanken. De Commissiekamer is toegankelijk via de traptoren en vanuit de centrale hal. Hier was enige tijd het Stedelijk Museum van Vianen gevestigd. De samengestelde balklaag is gelijk aan die in overige de vertrekken, evenals de kruiskozijnen met binnenluiken. Tegen de wand met de Raadzaal is een schouw opgesteld, samengesteld uit diverse 17de- en 18de-eeuwse onderdelen, die hier ten tijde van het museum is geplaatst. Via de gemetselde traptoren die door smalle lichtspleten wordt verlicht en waarin een bakstenen spiltrap met houten wellen is opgenomen zijn de beide zolders te bereiken, waarvan de voorste een venster in de voorgevel heeft. Restanten van de rookkanalen zijn op de scheidingsmuur en tegen de achtergevel zichtbaar. De 15de-eeuwse kapconstructie is in het voorgaande aan de orde gekomen. | |
OverigIn het stadhuis wordt een aantal portretten bewaard, waarvan wordt aangenomen dat zij afkomstig zijn van het kasteel Batestein. In de Burgerzaal hangen zes portretten, waaronder vijf leden, al dan niet aangetrouwd, van het geslacht Van Brederode en een 20ste-eeuwse kopie naar een 17de-eeuws portret van vermoedelijk Lodewijk van Nassau. In de Raadzaal hangen vier Nassau en twee Brederode portretten. Tegen de achterwand van de Burgerzal hangt een doek van Hendrik Vroom (gesign.) uit omstreeks 1620, dat de thuiskomst van Johan Wolfert van Brederode en zijn eerste vrouw Anna Johanna van Nassau-Siegen na hun huwelijk in 1619 voorstelt. Boven de schouw in de Commissiekamer hangt een portret van Ernst Casimier van Nassau-Dietz. |
|