van het boek. In het eerste gedeelte zijn, na een historisch-geografische inleiding de in het gebied voorkomende typen bouwwerken geanalyseerd. Bij de daarvoor in aanmerking komende groepen is bovendien in dit tekstgedeelte een aantal markante en kenmerkende voorbeelden nader beschreven en in tekening gebracht.
De rubricering van de verschillende groepen gebouwen in het eerste gedeelte is gebleven, zoals die in het verleden steeds werd gehanteerd en is aangevuld met de nieuwe aandachtsvelden op het terrein van de monumentenzorg. De volgende groepen zijn behandeld: verdedigingswerken met inbegrip van de Hollandse Waterlinie; weg- en water-bouwkundige werken; straatmeubilair; openbare gebouwen; kerken; gebouwen van liefdadigheid; woonhuizen; kastelen; industriële archeologie en boerderijen met de boerenerven.
De indeling van het eerste gedeelte is bij ieder hoofdstuk in principe dezelfde. Voorafgaand wordt, meestal in afgekorte vorm, een bronnen- en literatuurvermelding gegeven. Dan volgt de analyse van de gebouwengroep, die door zogenoemde voorbeeldbeschrijvingen wordt afgesloten. In zo'n voorbeeld-beschrijving wordt een gebouw of bouwwerk, dat kenmerkend voor de historische ontwikkeling van een groep of type in het gebied geacht wordt, uitvoerig beschreven en in afbeeldingen en tekeningen weergegeven. Niet bij alle groepen is een dergelijke voorbeeldbeschrijving gegeven, omdat er niet in alle gevallen een object meer te vinden is dat daarvoor in aanmerking kon komen. Indien de indeling van een hoofdstuk afweek van het hierboven geschetste stramien, is dat in de tekst met redenen omkleed aangegeven.
Groepen gebouwen of bouwwerken waar geen voorbeelden meer van over zijn, maar die wel hebben bestaan, zoals de kloosters, zijn niet behandeld. Een uitzondering is gemaakt voor de kastelen. Hoewel het voor de hand gelegen zou hebben het enig in dit gebied overgebleven kasteel, het huis Heukelum, uitsluitend onder de plaats Heukelum te beschrijven en de verdwenen kastelen verder niet te behandelen, is er toch voor een historische analyse van dit gebouwentype gekozen, wegens de belangrijke rol van die kastelen in de ontwikkeling en de geschiedenis van de verschillende nederzettingen.
Door de aard en de samenstelling van het overgebleven monumentale bestand aan gebouwen is het niet te voorkomen, dat er grote verschillen in behandeling en mate van diepgang te constateren zijn tussen de verschillende groepen. Dit is het gevolg van de voor de samenstelling van de Geïllustreerde Beschrijving gekozen invalshoek.
De meest gevarieerde aandacht in De Vijfheerenlanden is dan ook gegaan naar de voor dit gebied markantste groepen: de waterwerken, de boerderijen, de kerken en de woonhuizen. Alleen bij de kerken is gekozen voor een extra hoofdstuk waarbij de restauraties zijn geanalyseerd. Bij de woonhuizen is dit, door het grote aantal en het gebrek aan documentatie dan wel verslaglegging gedurende de restauraties, ondoenlijk gebleken.
Bij de typologische benadering van de woonhuizen is de ordening gevolgd, die door de samenstellers van de Geïllustreerde Beschrijving van de Utrechtse huizen gelegen binnen de singels is ontwikkeld. De reden voor het overnemen van die typologie lag in het gegeven, dat die methode niet alleen voor Utrecht maar ook voor de woonhuizen in de Vijfheerenlanden een bruikbaar hulpmiddel bleek te zijn om de grote hoeveelheid te kunnen ordenen. Ook de eenheid in benadering moet als wenselijk worden ervaren.
Het tweede gedeelte van het boek behelst een plaatsgewijze behandeling met de aldaar voorkomende gebouwen, bouwwerken en objecten, die voor de betreffende nederzetting typerend zijn. Als ‘plaats’ is de indeling aangehouden zoals Kuypers die op diens Gemeente-atlas uit de jaren zestig van de 19de eeuw heeft aangegeven. Door de kleinschalige indeling van destijds is hieraan de voorkeur gegeven boven de huidige gemeentelijke indeling, die met zeer grote, deels het gebied overschrijdende eenheden werkt.
De beschrijving van iedere plaats begint met een korte historischgeografische karakteristiek. Vervolgens is aangegeven hoe het historisch bestand aan bouwwerken ter plaatse (en in voorkomende gevallen per straat) is samengesteld. Dan volgt per straat, alfabetisch geordend, een korte beschrijving per object, waarbij eerst de oneven zijde en dan de even zijde aan de beurt komt. De in het eerste gedeelte gehanteerde rubricering is bij de beschrijvingen per plaats dus verlaten. Omwille van de overzichtelijkheid is bij de steden het landelijk gebied na de historische kern behandeld. In de tekst is dit aangeduid. Bij de keuze van de behandelde objecten is steeds de vraag gesteld of het gebouw kenmerkend voor een bepaalde historische ontwikkeling in de plaats is of een sprekend voorbeeld van een in het beschreven gebied voorkomend bouwkundig verschijnsel genoemd kan worden. Zo kan het voorkomen, dat een type gebouw in de ene plaats wel wordt beschreven, maar in de andere om bovengenoemde redenen juist wordt weggelaten. Ook het feit of een gebouw van binnen bekeken kon worden, kan tot behandeling geleid hebben.
Een gevolg van deze werkwijze is dat de tekst aanmerkelijk uitvoeriger is dan dat bij voorgaande delen der Geïllustreerde Beschrijving het geval was en dat er bovendien doublures kunnen voorkomen tussen het eerste en het tweede gedeelte of tussen de steden en dorpen onderling. In het laatste geval doet zich dit met name bij de korte analyse van het historisch bebouwingsbeeld voor.
Het historisch-geografisch gedeelte, alsmede de teksten van de nederzettingsvormen van de steden en de dorpen werden geschreven door drs. L. Prins, verbonden aan de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Mevrouw drs. Nicoline A. Zemering, kunsthistorica te 's-Gravenhage stelde de tekst samen over het kerkinterieur en zij beschreef bovendien de inventarisstukken. Voor het zilver werd zij door dr. J.F. ter Molen terzijde gestaan. H.J. van Nieuwenhoven, werkzaam bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, maakte de inventarisatie over de klokken en de uurwerken.
De bereidwilligheid van de verschillende eigenaars en bewoners de gebouwen van binnen te laten bekijken, op te laten meten en te laten fotograferen, de relatief korte tijd die