Ten geleide
Allerverrukkendst en boven alle beschrijving schoon vertoont zich de stad aan de zuidzijde (...). Niet weinig wordt dit uitzigt verhoogd door hare kerk, torens, huizen en molens, op en aan den voet van den Heymenberg te midden dier amphitheaters wijs gelegene velden te zien uitsteken, terwijl de stroom des Rijns statig langs zijne oevers daarheen vloeit (G.C. Haakman, Rhenen en omstreken, Amersfoort 1847, 12).
Het samenstellen van een Geïllustreerde Beschrijving over de Utrechtse Heuvelrug was een avontuur. Niet alleen ‘allerverrukkendst’ schone steden als Rhenen zijn daarbij aan bod gekomen, maar ook de oude dorpen, het ontstaan van het landschap en de infrastructuur, de buitenplaatsen en de ‘nieuwe’ villaparken in Bilthoven, Den Dolder en Huis ter Heide, kerken en hun inventarisstukken die tot in de jaren zestig van de 20ste eeuw zijn vervaardigd. Landelijke bouwkunst naast een verdedigingswerk als de Grebbelinie, de uitingen van de tabakscultuur, kortom de Utrechtse Heuvelrug biedt een staalkaart van door mensenhand vervaardigde zaken.
De beschrijver en haar team hebben zich te houden aan de ‘Leidraad voor de Geïllustreerde Beschrijving der Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst’, gepubliceerd in de Staatscourant op 8 februari 1983, nr. 4877. Daarin staat wel wát er beschreven moet worden, maar niet hóe. Het is aan de beschrijver om dit op een toegankelijke manier in te vullen. Aangezien een Geïllustreerde Beschrijving een overzicht en naslagwerk beoogt te zijn van een gebied, zal de beschrijver er steeds voor moeten waken dat teveel aandacht aan details wordt geschonken. Vooral dat laatste is een steeds terugkerend punt van discussie. Het weglaten van details kan in een aantal gevallen de diepgang van het onderzoek frustreren. Toch is er de laatste jaren bij de gebiedsbeschrijvingen bewust gekozen voor het volgen van een ontwikkelingslijn, een meer algemene behandeling van de gebouwde omgeving. Door het publiceren van uitvoerige bronnen- en literatuurlijsten wordt de geïnteresseerde lezer de gelegenheid geboden een onderwerp verder uit te diepen. Hetzelfde geldt voor de bouwkundige tekeningen en het bouwhistorisch onderzoek. Hoe verleidelijk het ook is, toch dient de bouwhistoricus zich steeds beperkingen op te leggen om de grote lijn niet uit het oog te verliezen. Gedetailleerde gegevens van technische aard die niet in de lopende tekst pasten, zijn als bijschrift bij de tekeningen verwerkt.
In twaalf hoofdstukken en twee boeken is het zeer gevarieerde bestand aan gebouwen en bouwwerken op de Utrechtse Heuvelrug beschreven. Vier hoofdstukken, de historisch-geografische inleiding, de kastelen en landhuizen, de interieurs van de grote huizen en de parken en tuinen zijn opgenomen in het eerste deel over ‘De Stichtse Lustwarande. Buitens in het groen’. De overige hoofdstukken zijn gerangschikt in het tweede deel onder de noemer ‘Dorpen en landelijk gebied’. Of een gebouw al dan niet een beschermde status bezat heeft bij de opname in het boek geen rol gespeeld. Gekeken is of het karakteristiek was voor de regio en of het paste in het overzicht van de bebouwing.
Het gehele werk heeft vier jaar in beslag genomen. De eerste stappen werden in het voorjaar van 1996 gezet. Om recht te doen aan de verscheidenheid aan historische gebouwen en de opmerkelijke kwaliteiten van het cultuurlandschap is halverwege 1998 besloten de Beschrijving in twee delen te doen uitgeven. Het eerste deel verscheen in november 1999. De tekst van dit tweede deel kwam in