Voorwoord
De Heuvelrug heeft een rijke verscheidenheid aan bouwwerken, zoals de Stichtse Lustwarande, kerken, woonhuizen en landelijke bouwkunst, het industrieel erfgoed, de openbare gebouwen en gebouwen van sociale zorg en de verdedigingswerken met als meest opmerkelijke component (een stuk van) de Grebbelinie.
De enige stad op de Heuvelrug, Rhenen, bezat het meest gevarieerde bouwbestand. Alleen hier was sprake van middeleeuwse vestingwerken met stadspoorten. Binnen de muren bevonden zich huizen en boerderijen, kerken en kloosters, molens, scholen, een tolhuis, een waag, een vismarkt, een stadhuis en een paleis met een vorstelijke tuin. De verslechterende economie in de 18de en 19de eeuw en de Tweede Wereldoorlog hebben daarin verandering gebracht. Vrijwel de hele oude stad is toen onherstelbaar beschadigd en door nieuwbouw vervangen. De Cunerakerk met haar opmerkelijke toren heeft alle rampen als oorlogen en branden doorstaan en bepaalt het silhouet van de Heuvelrug die op deze plaats zo fraai overgaat in het rivierengebied.
De dorpen waren aanvankelijk over het algemeen agrarisch van karakter. Naast de middeleeuwse kerk vond men daar weinig meer dan een herberg annex rechthuis en enige boerderijen. Alleen Amerongen had meer allure. Daar getuigen de huizen van met hun omhekte voortuinen langs de Hof, de Nederstraat en de Overstraat. Met de opkomst van de buitenplaatsen vanaf het begin van de 19de eeuw groeiden de dorpen. De infrastructuur werd verbeterd en spoor- en tramlijnen werden aangelegd, waardoor het wonen op de Heuvelrug in een bosrijke omgeving zeer aantrekkelijk werd.
Vanaf het derde kwart van de 20ste eeuw ziet men een tendens dat de Utrechtse Heuvelrug aan het dichtgroeien is. De fijnmazige structuur van open gedeelten die op subtiele wijze wordt afgewisseld met de dichtere bebouwing en bebossing dreigt verloren te gaan. In een aantal gevallen is zij al voorgoed weggevaagd door de soms uitgebreidelde uitbreiding van de kernen.
Door de opmerkelijke rijkdom aan cultuurhistorische elementen en het belang dat zij vertegenwoordigen in een snel veranderende omgeving is bij wijze van uitzondering gekozen voor publicatie in twee gedeelten, ‘De Stichtse Lustwarande. Buitens in het groen’ en ‘Dorpen en landelijk gebied’. Het eerste gedeelte behandelt de gordel van buitenplaatsen, het tweede deel de rest van het bestand. De historisch-geografische inleiding die in het deel Stichtse Lustwarande is opgenomen is evenzeer van toepassing op hetgeen in dit boek is beschreven.
Ook dit deel is samengesteld onder verantwoording en redactie van drs. Catharina L. van Groningen. Voor het samenstellen van de tekst over de soms zeer uitgebreide kerkinventarissen kon een beroep worden gedaan op de kennis en kunde van drs. Nicoline A. Zemering. Drs. S.M. van Genuchten was wederom bereid het hoofdstuk over het Industrieel Erfgoed voor zijn rekening te nemen. Een opmerkelijke tekstbijdrage leverde Juan Carlos Bermejo-Cejudo, conservatorrestaurator van de 16de-eeuwse stenen reliëfs uit de kerk van Doorn, waarvoor een speciaal woord van dank. Het bouwhistorisch onderzoek en de in dit deel opgenomen tekeningen zijn op een enkele uitzondering na van de hand van drs. A. Reinstra, werkzaam bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Voor vakkundige invulling van het visuele beeld zorgde A. van der Wal, fotograaf bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg voor wie geen moeite te veel was om aan alle wensen te voldoen.