| |
| |
| |
Boerderijen
De grootste groep van historische gebouwen in de Krimpenerwaard wordt door de boerderijen gevormd. Voor het samenstellen van dit hoofdstuk is gebruik gemaakt van de gegevens over de boerderijen in de Krimpenerwaard, verzameld door Klaas Uilkema, een Friese boerenzoon die zich van 1914 tot 1934 met het onderzoek van boerderijen in Nederland heeft beziggehouden. In 1921 documenteerde hij twee boerderijen in Bergambacht. De Rotterdamse architect Jan Verheul Dzn. maakte tussen 1920 en 1935 340 aquarellen van boerderijen in Zuid-Holland, waarvan de documentaire betrouwbaarheid buiten kijf staat en die daardoor als bron van grote waarde is gebleken voor het boerderij-onderzoek. Tenslotte hebben opmetingen van de Stichting Historisch Boerderij Onderzoek (SHBO), de foto- en tekeningencollectie van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, eigen waarneming ter plekke alsmede aanvullende opmetingen geleid tot de in dit hoofdstuk neergelegde bevindingen. De inventarisatie en onderzoek van het gebied hebben plaatsgevonden in het voorjaar en de zomer van 1994.
De laatste vijftig jaar is de aard van het boerenbedrijf sterk veranderd. Om de ontwikkelingen in de agrarische sector bij te houden vonden in een snel tempo wijzigingen, verbouwingen en uitbreidingen plaats die over het algemeen geen rekening gehouden hebben met de historische waarde van oude constructies. Daarnaast is een groot aantal bedrijven inmiddels aan een agrarische functie onttrokken. In plaats van een boerderij met haar duidelijk afgebakende woon- en werkfuncties ziet men een gebouw dat door de nieuwe bewoners geheel tot woonhuis is ingericht. Bedrijfsruimtes als kaaskamers en spoelruimtes, melkkelders, stal en tas had men niet meer nodig. Men paste ze aan aan de eisen van modern wooncomfort. Soms met gevoel en terughoudendheid, vaker echter op tamelijk rigoureuze wijze, zodat alleen de gebinten in de voormalige stal nog indicaties geven over de oude indeling. Een ander probleem waarmee wij werden geconfronteerd is dat bij sommige restauraties een boerderij zodanig ‘oud’ gemaakt werd dat de leek niet meer kan onderscheiden wat er nu oorspronkelijk tot de boerderij behoorde en wat aan het brein van de restaurerende eigenaar of architect is ontsproten. Schouwen werden bijgemaakt of verplaatst, tegeltableaus van elders werden ingebracht, balklagen omgedraaid, 17de-eeuwse consoles en korbelen bijgemaakt. Restauraties kunnen zo op verschillende manieren desastreuze gevolgen hebben voor de geschiedenis van een gebouw.
De gevolgen van de (bedrijfs)veranderingen zijn binnen en buiten waarneembaar. In de boerderijen werden vertrekken heringedeeld en aangepast aan het aantal gezinnen dat een boerderij bewoonde. De grote, tochtige schouwen en de bijbehorende tegelwanden en schoorsteenboezems op zolder werden afgebroken in verband met een andere functie van het vertrek of door de introductie van moderne kachels. Plafonds werden afgetimmerd. In de kelders verdwenen de pekelbakken, werden de vloeren verhoogd en plafonds veranderd. In de stal werden karnmolens verwijderd, pompen werden buiten gebruik gesteld, groepstallen werden dichtgegooid. De opstallen op het erf kregen in voorkomende gevallen nieuwe functies, de overbodige werden afgebroken. In Bergambacht is dat bijvoorbeeld erg duidelijk te zien. Waren er in de jaren zestig van deze eeuw nog heel wat hoge tweebeukige houten schuren te vinden achter de boerderij, die dienden als stal en als hooiopslag, in 1994 blijken er een fiks aantal verdwenen te zijn, zeker bij niet meer als zodanig in gebruik zijnde boerderijen.
| |
| |
| |
Literatuur
De benaming van houtverbindingen en constructieve houten elementen bij oude boerderijen. Een poging tot systematisering, Stichting Historisch Boerderij-Onderzoek, Arnhem 1982; Boerderijen in Zuid-Holland. Aquarellen van J. Verheul Dzn., Zutphen 1989; Cittert-Eymers, J.G. van en M.J. Hagen, Zonnewijzers in Nederland, Zutphen 1984; Groningen, C.L. van, De Alblasserwaard, Zwolle 1992 (De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst); Hekker, R.C., ‘De boerderijtypen in Zuid-Holland’, in Holland, regionaal-historisch tijdschrift (18), nr. 3, juni-augustus 1986, 159-181; Holtkamp, J., ‘Vogeltegels naar gravures van Adriaen Collaert’, in: Tegel 20 (1992), 10-32; Hoynck van Papendrecht, A., De Rotterdamsche plateel- en tegelbakkers en hun product 1590-1851, Rotterdam 1920; Olst, E.L. van, Uilkema, een historisch boerderij-onderzoek. Boerderij-onderzoek in Nederland 1914-1934, 2 dln. Arnhem 1991; Pluis, J., ‘Kanariekooitableaus’, in: Tegel 11 (1983), 16-41; Pluis, J., ‘Klokketableaus’ in Tegel 18 (1990), 15-23.
| |
Ouderdom
Hoewel de geschiedenis van de boerderijbouw in de Krimpenerwaard tot in de tijd van de ontginningen valt te traceren, dagtekenen de oudst aangetroffen exemplaren of onderdelen daarvan pas uit de late 16de eeuw. Dit heeft enerzijds te maken met het toegepaste bouwmateriaal, vóór de 16de eeuw van vergankelijke materialen als hout, leem en riet, maar ook met veranderingen in de bedrijfsvoering, zoals de overgang naar melkproduktie, waardoor de behoefte aan een anders gebouwde en ingerichte boerderij manifest werd. Vooral na het midden van de 19de eeuw is een groot aantal boerderijen gemoderniseerd. Dit houdt in dat zij òf in gedeelten vernieuwd werden, òf dat er op een oude plaats een geheel nieuw bedrijf gezet werd. In het eerste geval handhaafde men dan in de regel het voorhuis en bouwde een nieuwe stal. Een verdere modernisering kon inhouden dat zij van buiten van nieuwe gevels voorzien werden en van binnen anders ingedeeld.
Vooral in Stolwijk ziet men dat er nieuwe gebouwen op een oude plaats gezet zijn. De boerderijen langs de Beijerscheweg, Zuidbroek, Achterbroek, Benedenkerk en Bovenkerk zijn alle vrij jong. De meeste zijn van na 1850. Veel boerderijen hebben een gevelsteen in voor- of zijgevel waarin het bouwjaar gehakt staat. Vanaf het midden van de 19de eeuw komen die stenen voor. Een enkele boerderij is door bakstenen in het metselwerk gedateerd (Haastrecht Provinciale weg Oost 15 uit 1658).
514 Beijerscheweg 69-71 te Stolwijk. Deze voor Stolwijk kenmerkende jonge boerderij is door middel van een ‘eerste steen’ in de voorgevel gedateerd ‘1900’ (foto RDMZ, 1994).
| |
| |
| |
Aard der bedrijven
De boerenbedrijven in de Krimpenerwaard zijn weidebedrijven. Bij de historischgeografische inleiding kwam naar voren dat reeds sedert de 16de eeuw hier steeds minder sprake was van akkerbouw. Door de voortdurende daling van het maaiveld werd deze vorm van grondgebruik steeds moeilijker, zodat men, noodgedwongen, op veeteelt overging. Het kleinschalige gemengde bedrijf maakte plaats voor veehouderij en, als een afgeleide daarvan, de produktie van kaas en boter. In heel Holland vonden zuivelprodukten vanaf het midden van de 16de eeuw in toenemende mate aftrek in de groeiende steden. Vooral in het centrum van de Krimpenerwaard werd de kaasmakerij na het midden van de 19de eeuw de belangrijkste bron van inkomsten. De weerslag van al deze bedrijvigheid vindt men terug aan de gebouwen in het voorkomen, de indeling en het gebruik van de vertrekken.
Vanaf 1600 groeide daarnaast de vraag naar hennep, met als voornaamste produkten touw en zeil, ten behoeve van de scheepvaart. De boeren op de kleistroken langs de rivieren profiteerden daarvan. De armere landen in het binnenland konden het met de bemesting veel minder goed bijbenen. Daar hield men het voornamelijk bij de veehouderij. De hennepakkers vereisten een zeer intensieve bemesting om verzekerd te zijn van een zo groot mogelijke produktie. Het land werd daartoe bemest met een mengsel van stalmest en bagger uit de sloten. De noodzaak van een grote veestapel was dan ook het gevolg. Voor de hennep en het hooi was opslagruimte nodig waartoe grote (houten) schuren aan of naast de boerderij gebouwd werden.
Na 1850 liep de produktie van hennep sterk terug om uiteindelijk geheel te verdwijnen.
| |
Situering en verspreiding
De boerderijen komen voor door de hele Krimpenerwaard. Zij liggen over het algemeen haaks op de kop van de kavels in lange ononderbroken reeksen. Slechts een enkele ligt evenwijdig met de weg. De belangrijkste linten treft men aan langs de rivieren de Lek, de Hollandsche IJssel en de Vlist en langs de gegraven, min of meer oost-west lopende weteringen in het binnenland. Daar zijn de volgende reeksen te noemen: ten oosten van Bergambacht liggen de in elkaar overgaande boerderijlinten Bovenberg en Tussenlanen en ten westen Benedenberg en Zuidbroek. Noordelijk hiervan liggen Schoonouwen en Koolwijk die van elkaar gescheiden zijn door de noord-zuid lopende Provinciale weg. Ten oosten van Stolwijk bevindt zich het lint Bovenkerk, ten westen Benedenkerk - Benedenheul dat met een bajonet overgaat in de agrarische bebouwing van Berkenwoude: Oosteinde en Westeinde. Ten noorden daarvan vindt men Het Beijersche en Achterbroek met aanvankelijk alleen door daglonerswoningen onderbroken reeksen boerderijen. Pas na de Tweede Wereldoorlog heeft er verdichting van de bebouwing plaatsgevonden, met name in de dorpen.
De boerderijen zijn met de voorgevels naar de weg gericht. Langs de rivieren liggen zij vrijwel steeds binnendijks. Alleen bij een zeer brede uiterwaard als bij Boven-Haastrecht treft men (jongere) boerderijen aan op de gronden tussen de dijk (thans Provinciale weg) en de rivier. Bij de Vlist, Bovenkerk, Benedenkerk, en het Beijersche loopt aan beide zijden van het water een weg waar de boerderijen aan liggen. Bij andere weteringen kan maar aan één kant van het water een weg lopen. De door het water gescheiden erven worden bij de opritten door een brug of een dam met duiker overkluisd.
| |
Het erf met opstallen
De meeste erven rond de boerderij zijn aan beide zijkanten door sloten begrensd. Langs de sloten vindt men geriefhout als wilgen en essen die het hout leverden voor hekwerken, afrasteringen, bonestokken en brandhout als takkenbossen (naast turf) voor de bakoven. Verder zijn daar aan de sloten inhammen voor de schouw (de mest werd met schouwen op het land gebracht) en de boenstoepen en boen- of spoel- en stookhokken waar het vaatwerk voor de kaasmakerij gespoeld werd en waar gekookt kon worden.
| |
| |
515 Uitsnede uit de kadastrale minuut van de gemeente Bergambacht uit 1829, sectie B, blad 2, waarop het deel Tusschenlanen met bebouwing is weergegeven.
516 Boerderij uit 1904 aan de Schoonouwenseweg 3 in Stolwijk. Het door water omgeven erf is via een brug toegankelijk (foto RDMZ, 1994).
Het erf, dat ter plaatse ‘werf’ genoemd wordt, is vanaf de weg toegankelijk via een hek en - in het geval er water voor het erf langs loopt - een brug of dam. Door de verbreding van de opritten, nodig voor de zwaardere machinerieën en wagens, hebben de oude bruggen en de hekken in veel gevallen geheel of gedeeltelijk het veld moeten ruimen. Er zijn evenwel nog oude voorbeelden te vinden zoals aan Oost Vlisterdijk 11 met een gietijzeren inrijhek met op de hekpalen ‘Festiena’ en ‘Lente’ (Festina Lente: Haast U langzaam), West Vlisterdijk 43 met een gedateerd ijzeren hek uit 1879; Westeinde 1 te Berkenwoude met een fraai waaiervormig gietijzeren hek tussen dito pijlers met ‘Vaders Wensch’ uit 1901. Een van de
| |
| |
517 Het gietijzeren hek met de tekst Festiena (rechts) en Lente (links) op de zuilvormige hekpalen bij de boerderij Oost Vlisterdijk 11 (foto RDMZ, 1994).
518 De hekpijlers van boerderij ‘Gansen Burgh’ aan de Provinciale weg Oost 83 te Haastrecht (foto RDMZ, 1977).
markantste hekken staat aan de Provinciale Weg Oost 83 in Haastrecht bij de boerderij Gansen Burgh. Dit hek bestaat uit twee gemetselde hekpijlers met verdiept veld, afgedekt met een geprofileerde hardstenen dekplaat. Op de friezen is de naam ‘Gansen Burgh’ vermeld. Op iedere pijler staat een zwemmende gans op een golf. Het monumentale hek met de gemetselde pijlers en een afdekplaat van beton, alles in 18de-eeuwse trant bij de boerderij Bouwlust in Bergambacht, staat er pas sedert de jaren vijftig van deze eeuw als vervanging van een eenvoudig gietijzeren hek.
De inrichting van het erf vertoont een min of meer vaste ordening. Naast de boerderij, langs de oprit, vindt men vaak een stenen schuur als paarden- en wagenstalling; moes-, bloementuinen en een boomgaardje liggen voor of opzij van de boerderij. Achter de boerderij is de plaats voor de hooiberg of -schuur en een of meer veestallen. Voor de boerderij staan, ter wering van de zon in (kaas) kamer en melkkelder, leibomen, meestal linden, die zich langs de zijgevel kunnen voortzetten als begeleiding van de oprit. Bij de zuivelbedrijven waren koele ruimtes van essentieel belang voor het goedhouden van de melk en de kaas. Bovendien fungeerden de bomen als bescherming tegen storm. Ook hield het wortelstelsel de fundering en het opgaande muurwerk droog.
Meestal voor en naast en soms achter de boerderij is de plaats voor de moes- en bloementuin en fruitbomen. Deze ruimtes zijn vanouds afgezet met heggen (haagbeuk en liguster) en/of houten of ijzeren toegangshekjes om het (pluim)-vee uit de tuin te weren. De heggen dienen daarbij ook om dekens te kloppen. Hekken en heggen verdwijnen in een snel tempo om incidenteel plaats te maken voor modernere, minder onderhoud vragende afrasteringen.
Langs de Vlist is het smalle gedeelte vóór de boerderij met grind bedekt. Er staan veelal leibomen voor de gevel. Tuinen voor de boerderij komen daar niet veel voor. De ruimte ontbreekt over het algemeen.
In Bergambacht daarentegen, langs bijvoorbeeld Bovenberg en Tussenlanen, liggen de boerderijen minder strak tegen de weg aan. Hier is wel plaats voor een wat uitgebreidere tuin voor de voorgevel. Daar vindt men dan ook formele tuinen, met buxus omzoomde perken in cirkels, vierkanten of andere meetkundige figuren, waarin doorgaans eenjarigen geplant zijn (Bovenberg 90, Tussenlanen 15, 24, en 33-35). Voor de boerderij Bouwlust aan de Bovenberg 54-56 staat in de tuin een zonnewijzer op een stenen zuil. De veelvlakkige zonnewijzer is van hout en afgedekt met een zinkplaat. Bovenop staat een getordeerde ‘eenhoorn’ en een beeldje met lier. De kubus is aan alle zijden afgeschuind, waardoor 24 vlakken ontstaan van verschillende vorm: vier-, zes- en achtkantig. De stijltjes zijn open rechthoeken en driehoeken. Alle wijzerplaten zijn in Arabische cijfers becijferd, met een verdeling in hele en halve uren. De noordgerichte vlakken hebben aan de namiddagkant de cijfers in omgekeerde volgorde staan. Een datering van de zonnewijzer is niet te geven (Cittert, 144).
| |
| |
519 Ouderkerk aan den IJssel, Oudelandseweg 18.
Vogelvlucht van erf en opstallen.
Schaal 1:400. Opgemeten en getekend door J.J. Jehee, 1994.
Op de voorgrond ligt de boerderij uit 1905 met aangebouwd boen- en wringhok. Een zesroedige hooiberg is via een houten tussenlid met de achtergevel van de boerderij verbonden. Rechts van de boerderij ligt de paardestal met koetshuis uit 1924. Een varkensstal met mestbakken ligt daarachter. Het erf was geheel door water omgeven. Achter op het erf is de sloot gedempt. Hier is gedeeltelijk een groentetuin overheen aangelegd. Rechts naast de paardestal staan enige fruitbomen.
Indien er voor de boerderij geen ruimte voor een (moes) tuin is, ligt deze ernaast, op een apart met sloten omgeven stuk grond dat via een bruggetje vanaf het erf toegankelijk is. Een mooi erf, afgescheiden met heggen en een moes- en bloementuin aan de zijkant is bijvoorbeeld te vinden bij de boerderijen Tussenlanen 20 en 40-42 te Bergambacht, en Provinciale weg Oost 21 en 33 te Haastrecht.
In een enkel geval ziet men de moestuin als overtuin aan de andere kant van de weg liggen. Tegenover de boerderijen West Vlisterdijk 44-45 en Bonrepas 13 en 14 ligt op een eilandje in de Vlist een groentetuin met fruitbomen.
| |
| |
521 Zonnewijzer voor boerderij Bouwlust aan de Bovenberg 54-56 te Bergambacht (foto RDMZ, 1994).
520 De ten opzichte van de weg wat hoger liggende boerderij Benedenheul 38-40 in Stolwijk heeft hoge bomen voor de voorgevel. Voor de boerderij ligt een (deels) formele tuin. De oprit wordt door lage brede heggen begeleid (foto RDMZ, 1995).
Boenstoepen van hout of beton vindt men bij de boerderij aan het water. Op deze vlonders werden de melkbussen en het vaatwerk dat gebruikt werd voor de kaasbereiding gewassen. Aan de Vlist ziet men hier en daar nog deze eenvoudige bouwsels. Verheul tekende er een (Verheul, 123). Vaker voorkomend zijn de overdekte boenstoepen aan de zijkant van de boerderij. Zij zijn met een lessenaardak aan de boerderij gebouwd ter hoogte van de keukentravee en kunnen tamelijk langgerekt van vorm zijn, afhankelijk van de afstand van de boerderij tot de kavelsloot. In dit ‘spoelhuis’ ziet men steeds een reeks treden afdalen naar het water. In sommige van deze spoelhuizen zijn stookplaatsen aanwezig. De windveren langs de dakrand kunnen met rijk snijwerk versierd zijn, tot het overdadige toe. Losse boenhokken, kleine rechthoekige bouwwerken onder een zadeldakje, al dan niet met een stookplaats ziet men ook, maar minder dan de aangebouwde exemplaren. Die kleine hokjes met stookplaats noemde men in Bergambacht en Berkenwoude ‘snuivers’. Zij dienden om heet water te maken voor de kaasmakerij. Ook werd er wel het eten gekookt en de was gedaan.
Voor de versiering van deze opstallen geldt hetzelfde als voor de aangebouwde boenhokken. Bij de houten opstalletjes zijn de holten van de rabat vaak in een lichtere kleur geschilderd.
De boerderijen met lage, lange, onder lessenaardaken liggende boenhokken aan de zijgevel zijn karakteristiek voor de Krimpenerwaard. Aangezien deze op de kadastrale minuutkaarten vrijwel nergens voorkomen, lijkt het een midden
522 Oost Vlisterdijk 17 ligt op een eiland. Het losse boenhok bevindt zich aan de achterkant, aan de Vlist (foto RDMZ, 1994).
| |
| |
523 Het koetshuis naast de boerderij Bonrepas 5 aan de Vlist (foto RDMZ, 1975).
524 De hooiberg achter Bonrepas 12 staat zeer dicht tegen de achtergevel van de boerderij. Tussen hooiberg en achtergevel is een verbindingsportaaltje zichtbaar. Op de voorgrond staat een los boenhok (foto RDMZ, 1975).
19de-eeuwse uitbreiding te zijn. Dat strookt ook met het gegeven dat de zelfkazerij vanaf het midden van de 19de eeuw een sterke ontwikkeling kende, waardoor de behoefte aan uitbreiding van de werk- en spoelruimtes opkwam.
Naast de opritten en achter de boerderij staan stalgebouwen, wagenschuren, beide in een enkel geval gecombineerd met zomerhuizen, hooischuren of hooibergen. Over het algemeen zijn dergelijke gebouwen en bouwwerkjes eenvoudig van uitmonstering: zij hebben meestal een rechthoekige plattegrond, zijn eenbeukig en liggen onder een zadeldak. Al naar gelang de functie zijn zij opgetrokken van steen, een combinatie van steen en hout (stalling) of uitsluitend van hout (hooiberging). Koetshuizen met klokgevels vindt men in Bonrepas: bij nr. 2 en bij nr. 5, waar op de toegangsdeur een gezadeld paard is geschilderd. De wagenen paardestal vormt door de versiering van de gevel in voorkomende gevallen een eenheid met het hoofdgebouw. Bij Schoonouwen 6 zijn de gevels van boerderij en wagenstal bijvoorbeeld versierd met keperbogen boven de gevelopeningen.
Een hooiberg staat van oudsher direct achter de boerderij op zeer korte afstand van de achtergevel. Tussen de berg en de middelste deeldeur kan een klinkerpad lopen. In een enkel geval is er tussen hooiberg en deeldeur een verbindingsportaaltje of hooihokje aangebracht tegen de tocht en de nattigheid (Oudelandseweg 18 te Ouderkerk aan den IJssel, Zuidbroek 125 te Bergambacht, Beijerscheweg 82 te Stolwijk). De constructies van de hooibergen hebben drie, vier of vijf roeden, waarlangs de kap bewogen wordt. De roeden zijn van ijzer of beton. Hooibergen met eiken palen zijn nagenoeg verdwenen uit de Krimpenerwaard. Slechts in een incidenteel geval werden ze nog gevonden (Bovenberg 124 in Bergambacht en Provinciale weg Oost 23 te Haastrecht). De beweegbare kap van de hooiberg is oorspronkelijk met riet gedekt; in veel situaties is deze thans door golfplaten vervangen.
Op de kadastrale minuutkaarten van de dorpen, die voor de Krimpenerwaard in de jaren 1828-1829 tot stand kwamen, zijn de boerderijen met hun bijgebouwen en de plaatsen van de hooibergen weergegeven. Op die kaarten ziet men dat hooibergen vrijwel ontbreken bij de boerderijstroken langs de Lekdijk (Ammerstol, Opperduit, Schuwacht), Zuidbroek, Tussenlanen en 's-Heeraartsberg (= Bovenberg). Het hooi werd daar niet in bergen maar in grote houten, vaak tweebeukige schuren opgetast, waar tevens veestalling was. Dergelijke schuren zijn doorgaans in een latere fase aan de boerderij vastgebouwd. Helaas zijn sedert de jaren zeventig veel van zulke schuren afgebroken of ingekort. Langs de rivier de Hollandsche IJssel ziet men aan of vlak bij de dijk veelal eenbeukige houten schuren op stenen voet bij de boerderijen staan.
| |
| |
| |
Typen en verschijningsvormen
De boerderijen in de Krimpenerwaard vormen geen afgesloten groep met specifiek regionale kenmerken, zoals in de Alblasserwaard. Zij sluiten in vorm, constructie en indeling aan bij de boerderijen in het westen van de provincie Utrecht (Lopikerwaard) en de Zuidhollandse boerderijen ten noorden van de Hollandsche IJssel (Rijnland, Land van Woerden en Gouda). Afhankelijk van de ligging en de aard van het bedrijf is er wel sprake van plaatselijke verschillen. Die beperken zich niet tot het exterieur, maar komen ook voor in de indeling van het gebouw.
Iedere boerderij bestaat uit een woongedeelte, een werkgedeelte en een stal met opslagmogelijkheden. Een absolute scheiding tussen deze drie onderdelen is niet altijd aan te geven. In de loop van de tijd wordt er heen en weer geschoven met de functies van de verschillende vertrekken, afhankelijk van de bewoning en de aard van het bedrijf. Hierboven werd dat reeds aangegeven.
| |
De driebeukige boerderij
De historische boerderijen behoren vrijwel zonder uitzondering tot de familie van de driebeukige hallehuisgroep, zoals die overal in Zuid-Holland voorkomt. De houtconstructie van de driebeukige boerderij wordt in de diepte gevormd door een rij (ankerbalk) gebinten die de ruimte verdelen in een hoge middenbeuk en twee lage, smallere zijbeuken. Die driedeling loopt bij de oudste boerderijen tot in het voorhuis door. De gebinten, op gemetselde poeren, staan op een vaste onderlinge afstand. De ruimte tussen twee gebinten noemt men ‘vak’. Woon- en bedrijfsgedeelte zijn van elkaar gescheiden door een brandmuur.
In een latere fase kent het voorhuis, het gedeelte vóór de brandmuur, een eigen ontwikkeling, los van de constructie van het bedrijfsgedeelte.
Hierna komt dat per bouwdeel uitvoerig aan de orde.
De meest voorkomende variant binnen de hallehuisgroep in de Krimpenerwaard was en is de middenlangsdeelboerderij. Bij deze boerderij ligt, zoals de naam al aangeeft, de deel in de lengte van de middenbeuk van het bedrijfsgedeelte. Aan de buitenkant is dit zichtbaar aan de (smalle) deeldeur in het midden van de achtergevel. De beide kleine deuren aan de zijkant ontsluiten de mestgangen die achter de koestanden in de zijbeuken liggen. Naar de indeling van de plattegrond van het bedrijfsgedeelte worden die boerderijen gerekend tot het voerdeeltype.
De middenbeuk is over het algemeen breder dan de zijbeuken en de voergoten voor het vee lopen aan weerszijden van de deel. Bij de oudere boerderijen is de verhouding van de middenbeuk tot de zijbeuken 1:2:1. Bij de jongere exemplaren kan dat tot 1:1:1 worden.
Daarnaast komen in dit gebied incidenteel 19de-eeuwse boerderijen voor van het dwarsdeeltype. Hierbij ligt de deel niet in de lengte van de schuur, maar overdwars. De hoge deeldeuren zitten dan in de zijgevel. De wagens kunnen direct van de oprit de schuur indraaien. Het vee staat dan langs een der zijgevels en de achtergevel. Het stelsel van gebinten blijft hetzelfde. Bij de grote tweebeukige schuren ziet men het dwarsdeel al in de 18de eeuw toegepast.
De zijlangsdeelvariant, die in de Alblasserwaard nogal eens voorkomt (Van Groningen, 1992, 354-355), vindt men in de Krimpenerwaard heel weinig. Bij deze variant is de schuur in drie beuken verdeeld. Daarbij is zij voorzien van een in de lengterichting gelegen deel in een der zijbeuken. De deel is via grote deuren in de achtergevel toegankelijk. De veestalling was in de andere zijbeuk en langs de brandmuurgevel, zoals te zien is bij Noord 54 te Krimpen aan de Lek. Een stuk van het zijlangsdeel en de middenbeuk werd voor hooiopslag (grondtas) gebruikt.
Evenals men bij het bedrijfsgedeelte verschillende typen kan onderscheiden, zo is dat ook mogelijk bij het voorhuis. Naar de vorm onderscheidt men het traditionele hallehuis met een rechthoekige hoofdvorm, waarbij woon- en bedrijfsgedeelte onder één langgerekte kap liggen. Het woon en bedrijfsgedeelte zijn door een brandmuur van elkaar gescheiden.
| |
| |
525 Een ‘gewone’ rechthoekige boerderij uit het derde kwart van de 19de eeuw aan Bonrepas 15 (foto RDMZ, 1994).
526 Een naar rechts uitgebouwde of L-vormige boerderij aan de West Vlisterdijk 17-18 (foto RDMZ, 1994).
527 Vlist, Oost Vlisterdijk 19. Boerderij op rechthoekige plattegrond met alle ruimten onder één doorlopende daknok.
Boerderijen die door een vergroting van het voorhuis naar één kant een L-vormig voorkomen hebben gekregen en door een uitbreiding naar of een verhoging van twee kanten over een T-vormig uiterlijk beschikken zijn de belangrijkste ontwikkelingen in dit gebied.
Alle drie de typen komen vanaf het einde van de 16de eeuw al voor. Na de 17de eeuw lijkt de voorkeur voor de L-vormige boerderij af te nemen, om in de loop van de 18de eeuw als ‘nieuwbouw’ uit de Krimpenerwaard te verdwijnen. De L-vormige boerderijen met een 19de-eeuws voorkomen blijken, op een enkele uitzondering na, in de kern oudere exemplaren te zijn die in de loop van de tijd een modernisering hebben ondergaan.
Afgezien van driebeukige boerderijen, waar tot nu toe over gesproken is, komen er in het gebied ook tweebeukige boerderijen (en schuren) voor. Bij deze gebouwen is sprake van een asymmetrische bouwmassa doordat er een zijbeuk is weggelaten, waardoor de ene zijgevel aanmerkelijk hoger is dan de andere. De eenvoudigste boerderijen en schuren tenslotte kennen een eenbeukige constructie.
Het voorhuis
Het voorhuis van het ‘gewone’ hallehuis op rechthoekige plattegrond omvat doorgaans twee à 2,5 gebintvakken en neemt het gedeelte vóór de brandmuur in beslag. In de simpelste vorm bestaat het uit een grote middenkamer en smalle vertrekken in de zijbeuken onder de schuinte van het dak, waarvan er één is onderkelderd. De inwendige indeling laat zich van de voorgevel aflezen: de direct van buitenaf toegankelijke middenkamer heeft een voordeur en een groot venster of twee kleinere, de kamers van de zijbeuken worden elk door één venster
528 Een boerderij met een dwars voor de schuur geplaatst voorhuis of T-boerderij aan de Bovenberg 66 te Bergambacht (foto RDMZ, Delemarre, 1963).
| |
| |
529 Bergambacht, Bovenberg 54-56, ‘Bouwlust’.
Plattegrond en doorsneden.
Schaal 1:300. Opgemeten en getekend door J.J. Jehee, 1994.
De boerderij werd in het midden van de 17de eeuw gebouwd. Zij bestond toen uit een naar twee kanten uitgebouwd, driebeukig voorhuis, een achterhuis waarin een keuken was opgenomen en een stal. In 1671 is aan de rechterkant een kapel met rijk versierde zijtopgevel aangebracht. In de 18de eeuw is achter de boerderij een tweebeukige schuur aangebouwd. De oorspronkelijke stal werd in gebruik genomen bij het achterhuis. Rond 1800 heeft er een grote verbouwing plaats gevonden: in het bedrijfsgedeelte werd de scheiding tussen midden- en zijbeuken ‘versteend’. Het achterhuis werd opnieuw ingericht (in verband met een dubbele bewoning?). De wanden van de kamer werden betegeld en de oude schouw verving men door een nieuw, smaller exemplaar. De keukenfunctie verschoof naar achteren en kreeg een plaatsje in een van de zijbeuken van de voormalige stal. Op de voormalige deel kreeg de karnmolen een plaats. De spanten van voorhuis en bedrijfsgedeelte werden vernieuwd, evenals de kozijnen van het voorhuis. Een volgende ingrijpende verbouwing vond plaats tijdens de restauratie van de boerderij in 1939. Het voorhuis werd opnieuw ingedeeld: van de voorkamer werd een gang afgescheiden die met een hoek van 90o voor de brandmuur langs liep, waardoor de middenkamer aanmerkelijk werd verkleind. De kelder kreeg een nieuwe balklaag en het hele huis werd van (oude) tegels voorzien. De 19de-eeuwse kozijnen werden ‘teruggerestaureerd’ naar een 17de-eeuws model. In de tweebeukige schuur kwam een kaaskelder met gemetselde pekelbakken.
| |
| |
530 Bergambacht, Benedenberg 64-66. Plattegrond, doorsneden en linkerzijgevel. Schaal 1:300. Getekend door J.J. Jehee naar een opmeting van architectenbureau B. van Beek, 1994.
Zoals de meeste oudere boerderijen heeft ook deze via diverse verbouwingen het huidige uiterlijk verkregen. Uit de 17de eeuw dateert de kern van het voorhuis, waar een restant van een korbeelstel en de balklaag met consoles van getuigen. In de 18de eeuw is het gedeelte achter de brandmuur afgebroken en vervangen door de grote houten, tweebeukige schuur. Hierin werden tevens opgenomen de keuken-kamer met schouw en oven (direct achter de brandmuur) en een karnhuis. De middenkamer in het voorhuis werd toen als kaaskamer gebruikt. Langs de brandmuur kwam een trap. Omstreeks 1870 zijn de gevels van het voorhuis vernieuwd, de keuken-kamer kreeg een topgevel. De grote schouw werd afgebroken en vervangen door een kleiner exemplaar met een polychroom tegeltableau. Sedertdien vonden kleinere aanpassingen plaats in verband met dubbele bewoning en vernieuwing van de stalindeling.
| |
| |
531 De middenkamer van Oost Vlisterdijk 17 met de kazen (foto RDMZ, 1994).
verlicht. Onder een van de hoger in de gevel geplaatste zijbeuksvensters zit een met spijlen verstevigde lichtopening van de kelder, die met een luik afgesloten kan worden. Ook in de zijgevel kunnen kelderlichten zitten. Indien de houtconstructie tot de voorgevel doorloopt wordt deze met ankers aan het muurwerk verankerd. De top van de voorgevel eindigt met een wolfeind of een tuit. De verdieping heeft meestal een venster. De zijgevels kunnen bij de oudste weidebedrijven laag zijn, waardoor er maar weinig ruimte is voor vensters ter verlichting van de zijkamers. Het eerste deel van de zijgevels van het voorhuis bevat vaak geen lichtopening. Dit was meestal de plaats waar men de bedsteden had staan. Aangezien de middenkamer oorspronkelijk dienst deed als woonkamer waar ook gewerkt werd, stond er een grote open schouw tegen de brandmuur. Bij de oudste boerderijen heeft de middenkamer een aanzienlijke diepte van negen meter en meer (bij de boerderij Tussenlanen 15 uit de 17de eeuw, bedraagt de diepte ongeveer 9,50 meter. Bij Tussenlanen 11-13 uit 1661 is de diepte 8,80 meter, de 17de-eeuwse boerderij ‘Bouwlust’ aan de Bovenberg 54-56 heeft een middenkamer van negen meter; ook bij West Vlisterdijk 64 uit 1597 bedraagt de diepte negen meter).
In een vroege ontwikkelingsfase van de Krimpenerwaardse boerderij kan de keuken bij het voorhuis opgenomen zijn. Het gedeelte achter de brandmuur bevat dan geen keuken meer, maar uitsluitend de stal. De boerderij Oosteinde 12 te Berkenwoude uit 1667 had een dergelijke indeling. Het gedeelte voor de brandmuur bevatte een kaaskamer, geflankeerd door een onderkelderde opkamer en een slaapkamer. Hierachter lagen een vrij brede woonkeuken met bedsteden en een ‘wringvertrek’ tegen de brandmuur.
In de loop van de 18de eeuw verschuift bij de meeste boerderijen het dagelijks gebruik naar de woonkamer achter de brandmuur. De voorkamer wordt soms ‘mooie’ kamer, maar meestal kaaskamer. Ook komt het voor dat de boerderij voor dubbele bewoning wordt ingericht. Een van de zijbeuksvertrekken en soms een deel van de middenkamer wordt dan door middel van wandjes van de rest van het voorhuis afgescheiden.
Bij een latere 18de, maar met name 19de-eeuwse ontwikkeling ziet men dat de middenkamers in het voorhuis omwille van die functiewijzigingen verkleind gaan worden. Gangen worden ervan afgescheiden, de grote tochtige schouwen worden dichtgezet of afgebroken. Op de plaats van de oude schouw verschijnt veelal een trap langs de brandmuur.
Bij de 17de-eeuwse boerderij Tussenlanen 24 heeft men in de middenkamer vóór de betegelde wand van de brandmuur na het midden van de 19de eeuw een houten bedstede/kastenwandje geplaatst. Halverwege deze wand en de voorgevel zette men een tweede wand neer. De aldus ontstane onverlichte tussenruimte was
532 De middenkamer van de ‘Theodorushoeve’ aan de Provinciale weg Oost 15 in Haastrecht. Bij de verandering tot kaaskamer is de vloer met plavuizen belegd; de schouw is afgebroken. Tegen de brandmuur kwam een trap naar de zolder (foto RDMZ, 1994).
als alkoof in gebruik. Ten behoeve van de ontluchting had men in het houten plafond een gietijzeren rooster aangebracht.
Bij de boerderij Bouwlust aan de Bovenberg 54-56 is van de middenkamer zowel een gang achter de voordeur als een gang vóór de brandmuur langs afgescheiden. De grote schouw is daarom afgebroken. In de nieuwe kleinere middenkamer kwam tegen de achterwand een centrale schouw in een vroeg 20ste-eeuwse neoklassicistische stijl. Op de verdieping is de oorspronkelijke boezem nog wel aanwezig.
Ook de boerderij Benedenberg 64-66 onderging omstreeks 1870 een dergelijke verandering. In de middenkamer werd de schouw tegen de brandmuur afgebroken. Een trap en kastenwand kwamen ervoor in de plaats. De kamer werd in de diepte in tweeën gedeeld en verder verkleind door het aanbrengen van een tussenwand en een verlaagd plafond. De oorspronkelijke hoogte van de balkconstructie met de 17de-eeuwse consoles is bewaard gebleven in de kleine donkere ruimte tussen brandmuur en tussenwand.
Bij de toename van de zuivelproduktie na het midden van de 19de eeuw, ziet men dat de middenkamer uitsluitend als kaaskamer, als opslag voor de kaas, (het maken van kaas geschiedde in de wringkamer in het achterhuis of in de stal), gebruikt gaat worden. Men had een koele, schone ruimte nodig voor de kaasopslag en de middenkamer kwam daarvoor als eerste in aanmerking. In dat geval is de schouw meestal helemaal weggebroken en de vloer met estrikken geplaveid. Een dergelijke ontwikkeling werd bijvoorbeeld geconstateerd bij de boerderij
| |
| |
533 Vlist, Oost Vlisterdijk 5.
Plattegrond, doorsneden en gevels.
Schaal 1:300. Opmeting van SHBO door G. de Vreugt, 1961.
Sedert de opmeting is de middenkamer in het voorhuis verbouwd. Het plafond is verlaagd en aan de linkerkant is een gangetje afgescheiden.
Benedenkerkseweg 88 te Stolwijk. De in oorsprong midden 17de-eeuwse boerderij had muurstijlen in de middenkamer en een schouw tegen de brandmuur. In de loop van de 19de eeuw is de schouw afgebroken, de balklaag verlaagd met een enkelvoudige balklaag en een trap langs de brandmuur geplaatst. De muren werden blauw geschilderd ten behoeve van de functie van kaaskamer.
De boerderijen aan de Oost Vlisterdijk 5, 17 en 21, Zuidbroek 161-163, Provinciale weg Oost 15 te Haastrecht, om maar eens enkele te noemen, bieden hetzelfde beeld. Ook daar werd de middenkamer voor de kaasopslag gebruikt. In de muur tussen kelder en middenkamer werd bij een aantal boerderijen een luik gemaakt, zodat de kazen zonder omweg vanuit de kelder waar de pekelbakken stonden, direct naar de opslag getransporteerd konden worden (Oudelandseweg 18 te Ouderkerk, Provinciale weg West 21, 23 te Haastrecht, Zuidbroek 161-163). Door de leibomen voor de gevel en via de roosters in de voordeur kon men het voorhuis in de zomer koel houden.
In een latere fase werd de middenkamer van meet af aan als kaaskamer ingericht, zoals bij Oost Vlisterdijk 42 te Vlist uit omstreeks 1880. De indeling van de boerderij is daaraan aangepast. Men gaat weer terug naar een verschijnsel dat wij al in de 17de eeuw constateerden: de keuken wordt bij het voorhuis getrokken. Bij deze boerderij verdeelt de brandmuur het gebouw in twee vrijwel gelijke delen. Vóór de brandmuur de kaaskamer (het luik naar de kelder is thans gedicht) en zijkamers, daarachter een keuken met schouw tegen de brandmuur en een werkruimte, waarin zich tevens de toegang tot de kelder bevindt. Achter de brandmuur ligt de driebeukige stal. De beide zijbeuken in het voorste deel en de keuken werden als slaapruimte gebruikt, gezien de aanwezigheid van bedsteden. Onder een van de beide bedsteden in de keuken is een aardappelbergplaats, tevens toegankelijk via een luik in de ernaast liggende werkruimte.
Ook bij Oudelandseweg 18 uit 1905 was de kaaskamer vanaf de bouw in de voorkamer voorzien. Het rooster in de voordeur zorgde ervoor dat er koele lucht kon binnenstromen. Toen de voorkamer tot ouderwoning werd, verdween de
| |
| |
534 Vlist, Oost Vlisterdijk 42.
Schematische reconstructie van de plattegrond.
Schaal 1:300. Opgemeten en getekend door J.J. Jehee, 1994.
Boerderij uit omstreeks 1880 op rechthoekige plattegrond. Via een luik konden de kazen uit de kelder rechtstreeks naar de kaaskamer getransporteerd worden. Onder de bedsteden in de woonkeuken bevond zich een aardappelkeldertje, dat eveneens via een luik bereikbaar was.
535 De boerderij aan de Bovenberg 104 heeft nog steeds een houten portaal tegen de voordeur (foto RDMZ, Delemarre, 1963).
kaasopslag bij deze boerderij naar de stal en in de herfst, als de koeien op stal kwamen, naar zolder.
Hierboven kwam al even de verandering in de indeling van het voorhuis in de 19de eeuw ter sprake. In het voorhuis kwam achter de voordeur een gang. Men kwam zo niet meer met de voordeur direct in de middenkamer. Omwille van het comfort had men in voorkomende gevallen bij de oudere boerderijen al een tochtportaal afgescheiden aan de binnenkant en bij kleine boerderijen aan de buitenkant (nog aanwezig bij Bovenberg 104, Beijerscheweg 70 en Achterbroek 115). Bij de latere boerderijen wordt direct bij de bouw al rekening gehouden met een gang achter de voordeur. De kamers liggen dan te weerszijden daarvan. Voorts komt het voor dat de traditioneel in de voorgevel zittende toegangsdeuren dichtgezet worden of zelfs dat er bij nieuw te bouwen boerderijen geen voordeuren meer gemaakt worden. De hoofdtoegang verhuist naar een van de zijgevels. Bij de smalle, eenbeukige daglonerswoningen als Achterbroek 57, 59, 24 (1872), 61 en 63 is het begrijpelijk, daar ontbrak immers de ruimte voor een deur met gang achter de voorgevel. Bij tamelijk grote boerderijen is het verschijnsel van de dichtzetting van de voordeur en de verplaatsing van de toegang naar de zijgevel echter ook te zien. De dagelijks vertrekken waar men woonde en werkte waren zo direct toegankelijk. In de late 19de eeuw zou achter de zijdeur een gang verschijnen die de scheiding tussen het woon/werkgedeelte en de stal vormt.
Aangezien de zijgevels van de oudste boerderijen laag zijn, was er in de vertrekken in de zijbeuken betrekkelijk weinig effectieve ruimte, zeker in de opkamerruimte boven de kelder. De zijkamers van het voorhuis dienden daarom als slaapruimtes met bedsteden, en/of als berg- en secundaire werkruimtes. ‘Pottenkamer’ staat er bij de opmeting van Tussenlanen 19 van SHBO (BWB 351) geschreven in een der zijbeuksvertrekken. Uilkema noteert bij zijn opmeting uit 1921 van een niet
536 Een traditionele rechthoekige boerderij uit 1909 met aangebouwd boenhok aan Koolwijk 41. De hoofdtoegang zit hier niet meer in de voorgevel maar opzij, aan de kant van het erf (foto RDMZ, 1994).
| |
| |
537 Bergambacht, Tussenlanen 19.
Plattegrond, doorsnede, gevels en situatie. Schaal 1:300 en 1:1500. Opmeting SHBO, nr. BWB 351.
In het voorhuis van deze 17de-eeuwse boerderij met 18de-eeuwse schuur bevindt zich rechts de onderkelderde opkamer, in het midden de kaaskamer en links in de zijbeuk de pottenkamer. Achter de brandmuur ligt de woonkeuken, hierachter het zomerhuis. In de schuur bevindt zich, afgezien van de veestalling, een karnmolen en paardestal, alsmede een grondtas.
De boerderij is afgebroken.
| |
| |
538 Opmeting en schets van een ongeïdentificeerde boerderij in Bergambacht door Klaas Uilkema in 1921 (SHBO, KU 108).
539 Opmeting en schets van de boerderij Bovenberg 70-72 te Bergambacht door Klaas Uilkema in 1921 (SHBO, KU 107).
540 Kruiskelder met middenpijler en gemetselde pekelbak in de boerderij Oost Vlisterdijk 5 (foto RDMZ, 1994).
541 Kelder met ribloos kruisgewelf en houten pekelbak in de ‘Theodorushoeve’ (1658) aan de Provinciale weg Oost 15 te Haastrecht (foto RDMZ, 1994).
| |
| |
542 De uit 1658 daterende maar in de 19de eeuw verhoogde boerderij aan de Provinciale weg Oost 15 te Haastrecht (foto RDMZ, 1995).
543 Rookkast op de voorzolder van Provinciale weg Oost 15 (foto RDMZ, 1994).
geïdentificeerde boerderij aan de Bovenberg in Bergambacht voor de functie van de zijbeuk ‘doelloos gedeelte’. Voor een in bedrijf zijnde boerderij lijkt dit onwaarschijnlijk. Uilkema heeft kennelijk de functie niet weten te achterhalen. Bij Bovenberg 70-72 was de lage zijbeuk in 1921 als kaaskamer in gebruik (Van Olst II, 226-229).
De kelder die altijd onder een der zijbeuken ligt, is over het algemeen toegankelijk via een vertrek in de zijbeuk voor de brandmuur dat men ‘kelderkamer’ noemt. Het is maar bij wijze van uitzondering dat men vanuit de middenkamer de kelder kan betreden. Wel kan men, zoals gezegd, vanuit de kelderruimte een luik naar de middenkamer=kaaskamer hebben als transport voor de kaas. Toegangen naar de kelder vanuit de middenkamer komen hier weinig of niet voor. Dit in tegenstelling met de boerderijen in bijvoorbeeld de Alblasserwaard.
Een of meer houten en/of gemetselde dan wel betonnen pekelbakken staan langs de muur. De houten bakken staan op poten. De gemetselde bakken zijn nog al eens betegeld (Provinciale weg 25 West te Haastrecht met blauwe, 17de-eeuwse tegels met mens- en ambachtsvoorstellingen). Onder de gemetselde bakken zijn bogen uitgespaard om constructieve redenen en om de voeten neer te kunnen zetten.
De verdieping van het voorhuis diende als slaapplaats en/of als opslag voor fruit. Tegen de brandmuur vindt men in veel gevallen nog de grote schoorsteenboezem met rookluik, zelfs al is de schouw beneden afgebroken. Opmerkelijk is de rookkast op de voorzolder van Provinciale weg Oost 15. Het is een gemetselde en aan de bovenzijde afgeronde kast met luik tegen de brandmuur. De rook werd afgevoerd via het rookkanaal achter de brandmuur.
Langs de Provinciale weg in Haastrecht en omgeving komt men van oorsprong 17de-eeuwse rechthoekige boerderijen tegen met hoge voorzolders en hoge zijmuren aan het voorhuis. Zij zijn alle in de 19de eeuw verbouwd. De borstweringen van de binnenmuren onder de gebintplaat zijn hier ongeveer anderhalf tot twee meter hoog in tegenstelling tot de ‘normale’ constructie waarbij dit maar circa 60 cm is.
| |
De L-vormige boerderij
Bij een verdere uitbouw van het voorhuis ziet men dat aan de onderkelderde kant de oorspronkelijke smalle en lage zijbeuk opgehoogd, maar ook zijwaarts uitgebreid kan worden. In het eerste geval verkreeg men ruimte in de opkamer, die daardoor meer wordt dan uitsluitend een opslag- of slaapruimte. De uitbouw steekt niet buiten de rechthoekige plattegrond uit. Dit is onder andere het geval
| |
| |
544 Bergambacht, Bovenberg 70-72. L-vormige boerderij met de onderkelderde uitbouw binnen de plattegrond van het hoofdblok. De grote tweebeukige schuur is er dwars aangebouwd.
545 Vlist, Oost Vlisterdijk 21. L-vormige boerderij met de onderkelderde uitbouw buiten de plattegrond van het hoofdblok.
bij het voorhuis van Bovenberg 70-72 te Bergambacht. In het tweede, en meer voorkomende, geval steekt de uitbouw wèl zijwaarts buiten de plattegrond uit. Het aldus ontstane bouwdeel kreeg in beide gevallen een dwarskap die op het hoofdblok aansluit. Deze ontwikkeling houdt in dit gebied in eerste instantie verband met de toename van de zuivel- en kaasproduktie na de tweede helft van de 16de eeuw, waardoor er behoefte aan ruimere opslagmogelijkheden en woonruimte ontstond.
Naar de vorm van de daardoor ontstane daklijnen of plattegrond spreekt men bij dit type boerderij wel van een L-vormige of krukhuisboerderij.
Al in de late 16de eeuw is de L-vormige boerderij in de Krimpenerwaard aanwezig. West Vlisterdijk 64 is in de voorgevel gedateerd: 1597. Het is een type dat tot in de 18de eeuw werd gebouwd. De grootste verspreiding is in het zuiden en midden van de waard: langs de Lekdijk in de dorpen Ammerstol en Lekkerkerk, in de boerderijstrook Tussenlanen-Bovenberg en Benedenberg van Bergambacht, alsmede langs de oost- en westkant van de Vlist. Dat zij elders in de waard niet (meer) voorkomen heeft te maken met de vernieuwing in de boerderijbouw aldaar in de tweede helft van de 19de eeuw. Ten behoeve van de sterk toegenomen zuivelproduktie en de daarmee samenhangende kaasmakerij zijn daar de meeste oude boerderijen verbouwd of bouwde men op een oude plaats een nieuwe hoeve op een rechthoekige plattegrond met hoge zijmuren. Op de kadastrale minuten van de dorpen ziet men dat de L-vormige boerderijen in de hele waard voorkwamen.
De normale L-vormige boerderij is, naar het zich laat aanzien, in een keer ontstaan. Indien er sprake is van verschillende groeifasen zou dat aan de buitenzijde te zien zijn aan sporen in het metselwerk. Zeer veel L-vormige boerderijen zijn echter in
546 Voor- en rechterzijgevel van de in 1597 tot stand gekomen boerderij aan de West Vlisterdijk 64 (foto RDMZ, 1994).
| |
| |
547 Voorgevel van de 17de-eeuwse L-vormige boerderij aan de Oost Vlisterdijk 5 (foto RDMZ, 1994).
548 De nokhoogtes van de uitbouw en het hoofdblok van de boerderij Lageweg 45 te Ouderkerk aan den IJssel verschillen. In de 19de eeuw is het hoofdblok verhoogd (foto RDMZ, 1994).
de 19de eeuw hetzij van een pleisterlaag voorzien, hetzij van een nieuwe voorgevel, waarmee eventuele oudere bouwsporen aan het oog onttrokken zijn. De enige mogelijkheid om de twee verschillende fasen in het ontstaan dan nog waar te nemen ligt in de kap.
Afgezien van de uitgebouwde melkkelder/opkamer hebben de L-vormige boerderijen dezelfde indeling als die op een rechthoekige plattegrond. Ook hier stond in de middenkamer van het voorhuis de grote schouw, die bij de functiewijziging in de 19de eeuw tot kaaskamer, in veel gevallen is verdwenen.
Dat de uitbouw in de meeste gevallen van het erf afgekeerd zou zijn, zoals in de begeleidende tekst bij de aquarellen van Verheul gesteld wordt (Verheul, 19), kon niet bevestigd worden in de Krimpenerwaard. Bij analyse van de situering blijkt geen voorkeur. Beide posities, aan het verharde erf en er vanaf gekeerd, komen voor. Wel is het zo dat er voor de situering van de kelders - ook bij de rechthoekige boerderij - een voorkeur voor de koele kant, meestal oost, en langs de Vlist noord, te constateren valt.
Nogal wat opkamers hebben een stookplaats, aan de buitenkant veelal herkenbaar aan de schoorsteen tegen de kopgevel. Dat houdt in dat deze kamer voor meer dan opslag- of slaapruimte alleen gebruikt werd. Bij een aantal boerderijen langs de Vlist ziet men dat de zijgevels vrijwel blind zijn (Oost Vlisterdijk 5 en 26 en West Vlisterdijk 15-16 en 64). Hier stond in de meeste gevallen de bedstedenwand tegenaan.
Naar het uiterlijk vertoont zich de L-vormige boerderij zeer uniform in de Krimpenerwaard: de gevelbeëindiging van het hoofdblok is steeds met een wolfeind, de uitbouw eindigt aan de zijkant met een tuit of wolfeind. Uitzonderlijk is de beëindiging van de uitbouw met een schilddak (Oost Vlisterdijk 5). Bestudering van de kapconstructie doet vermoeden dat men in de 19de eeuw de topgevel heeft verlaagd en de schilddakconstructie heeft aangebracht. De in ernstige mate in historische zin toegetakelde boerderij Westeinde 5-7 te Berkenwoude heeft geen wolfeind aan de voorzijde maar een recht omgaande daklijn (Verheul, 144). Soms is er een verschil in nokhoogte in de twee bouwlichamen te onderscheiden. Langs de Opperduit aan de Lek ziet men dit verschijnsel, bijvoorbeeld bij nr. 360 uit de 17de eeuw en iets verder bij nr. 368-370. In Bergambacht is dit bij Zuidbroek 169 het geval en langs de Hollandsche IJssel onder andere bij Lageweg 45 te Ouderkerk. Bij de laatste boerderij kan men de reden van de ongelijke nokhoogte aan het metselwerk duidelijk waarnemen: in de 19de eeuw is het hoofdblok verhoogd.
Het uitgebouwde gedeelte bevat in de voorgevel doorgaans een of twee opkamervensters en een kelderluik, maar nooit een toegang. Toegangen tot kelders en opkamers van buitenaf zijn steeds in een latere bouwfase van de boerderij aangebracht (bij de Beijerscheweg 17 aan de zijkant, Lageweg 45 Ouderkerk, hoog in de kopgevel boven de kelder).
| |
| |
| |
De L-vormige boerderij met kelderloze uitbouw
549 De L-vormige boerderij Bovenkerkseweg 80 is niet in de uitbouw links maar aan de rechterzijde onderkelderd (foto RDMZ, 1994).
Bij een aantal boerderij blijken geen kelders aanwezig te zijn in de uitbouw. Dit houdt verband met het feit dat de uitbouw later tot stand gekomen is. Het doel was in dit geval niet de vergroting van de melkkelder, maar uitsluitend de vergroting van de woonruimte. De kelderloze uitbouwen blijken steeds 19de-eeuwse verbouwingen te zijn: bij de voormalige boerderij Provinciale weg Oost 57 te Haastrecht kwam het hoofdblok met kelder in het begin van de 18de eeuw tot stand. In het begin van de 19de eeuw heeft er een verbouwing van het hoofdblok en een uitbreiding naar rechts plaats gevonden. De nieuwe kamer rechts werd de mooie kamer. De oude middenkamer kreeg de functie van kaaskamer. Het hoofdblok van de boerderij Zuidbroek 169 dagtekent uit de 17de eeuw. Het ziet er naar uit dat de lagere aanbouw later is. Het metselwerk van de voorgevel is achter een pleisterlaag verdwenen, de zijgevel van de uitbouw laat daar en tegen een 19de-eeuws metselverband zien. Voorts treft men kelderloze uitbouwen aan bij Bovenberg 104 uit de 17de eeuw; Bovenkerkseweg 80 te Stolwijk (naar links uitgebouwd en rechts onderkelderd); Westeinde 5 te Berkenwoude, oorspronkelijk een 17de-eeuwse boerderij waarvan de latere uitbouw evenmin is onderkelderd. Deze boerderij is inmiddels zeer sterk verbouwd. Ook bij Opperduit 96 te Lekkerkerk is de uitbouw niet onderkelderd. Wegens een pleisterlaag kunnen de verschillende bouwlichamen aan de buitenzijde niet gedateerd worden.
| |
De naar twee kanten uitgebouwde of T-vormige boerderij
Teneinde meer ruimte in het voorhuis te krijgen, zowel in de kelder als in de beide smalle zijbeuken kon men de zijgevels van de boerderij verhogen en/of het voorhuis naar twee kanten uitbouwen. Zo ontstond er vóór de schuur een dwars voorhuis onder een eigen kapconstructie, een zadeldak of een schilddak. Een dergelijk type boerderij noemt men naar de vorm van de daklijnen of de plattegrond een T-huis. Een der kamers in de vergrote en verhoogde zijbeuken diende bijvoorbeeld als pronkkamer of slaapkamer. De andere kamer ziet men bij het T-huis wel als kaaskamer ingericht. Dat was bijvoorbeeld het geval bij Benedenberg 81.
Door de breedte van de gevel had het T-huis een voornamere, meer steedse uitstraling dan de andere typen boerderijen. Bij het T-huis ziet men dan ook de rijkste varianten in de boerderijbouw die de Krimpenerwaard te bieden heeft. Maar niet alleen als uiting van status en welvaart paste men de dwarse vorm toe. Ook om redenen van praktische aard, zoals meer ruimte op dezelfde plattegrond. Veel daglonerswoningen door het hele gebied heen zijn als dwars huis (zonder aangebouwde schuur) neergezet.
Op de zolder van het voorhuis waren slaapvertrekken afgetimmerd. Ook bewaarde men hier de appels en peren.
550 Bergambacht, Tussenlanen 11-13. Naar twee kanten uitgebouwde of T-vormige boerderij.
551 Bergambacht, Benedenberg 81. T-vormige boerderij met een versnijding in de voorgevel.
552 Bergambacht, Bovenberg 66. Boerderij met dwars voorhuis en latere schuur met mansardekap.
| |
| |
553 Boerderij ‘Tuss(ch)enlanen’ aan Tussenlanen 11-13 te Bergambacht. De boerderij dateert van 1661. Zij is in 1942 gerestaureerd, waarbij onder andere de vensters en gevelbekroningen zijn gereconstrueerd (foto RDMZ, 1973).
554 De boerderij Tuss(ch)enlanen vóór restauratie (foto RDMZ, Scheepens, 1924).
Komt de T-boerderij in de 17de en 18de eeuw voornamelijk in het binnenland voor, na het midden van de 19de eeuw ziet men een verschuiving naar de dijken langs de IJssel en de Lek.
Bij de 17de- en 18de-eeuwse exemplaren ziet men heel goed dat het T-huis een verdere ontwikkeling is van het rechthoekige hallehuis en de L-vormige boerderij: het middendeel is het hoogst opgetrokken, de beide uitgebouwde zijbeuken zijn wat lager, soms overigens alleen in de onderste belijning van de dakrand. De daklijn van het voorhuis boven het middengedeelte heeft een topgevel of een wolfeind. Ook in het interieur kan men het oorspronkelijke driedeling van het hallehuisprincipe nog terugvinden. Er is een brede middenkamer met schouw vóór de brandmuur en een woonkeuken met schouw achter de brandmuur. Omstreeks het midden van de 18de eeuw wordt het voorhuis in constructief opzicht losgekoppeld van het achterhuis. De driedeling verdwijnt uit het voorhuis. De ontwikkeling uit het rechthoekige hallehuis is dan niet meer te zien. Het voorhuis kent nu een symmetrische indeling met een middengang en zijkamers, waarvan er één onderkelderd is. In het voorhuis wordt uitsluitend gewoond. Door de aanwezigheid van een middengang is de middenkamer met schouw vervallen.
| |
| |
| |
| |
555 Bergambacht, Tussenlanen 11-13, ‘Tusschenlanen’.
Plattegronden, doorsneden en gevels. Schaal 1:300. Opgemeten en getekend door Hub van Beveren, april 1941.
De plattegronden behoren bij een restauratieplan uit augustus 1941 van E.A. Canneman.
Die verhuist aanvankelijk naar een der zijkamers. Nog later ziet men dat de beide zijkamers verwarmd worden. Aan de buitenkant is dat zichtbaar aan twee schoorstenen op de daknok. Tot ver in de 20ste eeuw bouwt men dergelijke T-boerderijen.
Vanaf de 17de eeuw zien wij T-boerderijen in de Krimpenerwaard. De markantste voorbeelden zijn te vinden in Bergambacht. Wegens hun voorkomen en detaillering zijn het uitzonderlijke exemplaren voor de Krimpenerwaard. Zij doen daardoor eerder denken aan een buitenplaats, een deftig buitenverblijf van een in de stad wonende landeigenaar, dan aan een boerderij. Het zijn Tussenlanen 11-13, de boerderij Tuss(ch)enlanen uit 1661 (datering in een gevelanker) en Bovenberg 54-56, de midden 17de-eeuwse hoeve Bouwlust met zijtopgevel uit 1671. Beide zijn uit gele baksteen opgetrokken en hebben een zeer representatief behandeld, zes gevelopeningen breed voorhuis. Tamelijk hoog in de voorgevel zit de voordeur die direct toegang biedt, respectievelijk bood tot de middenkamer daarachter. Bij Bouwlust is in de 19de eeuw een gang afgescheiden van de middenkamer. Beide boerderijen zijn aan de koele kant, de oostkant, onderkelderd. Tussenlanen heeft een (gedeeltelijk gereconstrueerde) 17de-eeuwse voorgevel met korfbogen met natuurstenen aanzet- en sluitstenen boven de vensters en de deur. Bij Bouwlust zijn de vensters en de deur in de voorgevel in de 19de eeuw gewijzigd. Is de (voor) gevelbehandeling van Bouwlust minder decoratief dan die
| |
| |
556 Boerderij ‘Bouwlust’ aan Bovenberg 54-56 te Bergambacht. Deze midden 17de-eeuwse boerderij is in de zijtopgevel 1671 gedateerd, hetgeen wijst op een verbouwing. De oorspronkelijke boerderij is ouder. Bij een restauratie van 1938-1939 zijn de ‘18de-eeuwse’ vensters gemaakt (foto RDMZ, 1973).
van Tussenlanen, dat geldt niet voor de zijgevel. Bij Bouwlust heeft de middentravee een stadse halsgevelbekroning, versierd met een fronton, voluten en een festoen, alles van natuursteen. Bij Tussenlanen eindigt de gevel van de woonkeuken aan de rechterkant als trapgevel met pilaster.
Uit de vroege (?) 18de eeuw dateert de boerderij met het dwarse voorhuis aan de Benedenberg 81 te Bergambacht. Deze is iets afwijkend van de normale T-boerderij in dit gebied, omdat de voorgevel halverwege een versnijding vertoont. Het ziet er naar uit dat die sprong te maken heeft met de aanwezigheid van een kelder ter plaatse die naar voren toe is uitgebouwd (hoewel niet het hele
557 Deel van de rechterzijgevel van ‘Bouwlust’ vóór restauratie (foto RDMZ, Canneman, 1937).
558 Hetzelfde deel nà restauratie (foto RDMZ, Bouma, 1958).
| |
| |
559 Het voorhuis van de boerderij Benedenberg 81 te Bergambacht (foto RDMZ, 1994).
560 De midden (?) 18de-eeuwse T-boerderij aan de Provinciale weg Oost 91 te Haastrecht (foto RDMZ, 1995).
uitspringende gedeelte is onderkelderd). Er zijn geen aanwijzigingen gevonden dat er hier sprake is van verschillende bouwperioden. De kap over het linker- en rechtergedeelte is uit dezelfde tijd.
Uit dezelfde tijd dateert de boerderij Schoonouwsense weg 2-4, die een zeer grote kelder aan de oostkant heeft. Hier is de herkomst uit het hallehuis minder evident: er is nauwelijks meer sprake van een middendeel. De daklijn golft even op boven een zoldervenster dat uit het midden van de gevel is geplaatst.
Heel anders is de midden 18de (?)-eeuwse boerderij aan de Provinciale weg Oost 91 te Haastrecht. Hier ziet men geen gedecoreerde gevels of opgolvende dakranden meer. Het voorhuis is een hoog, rechthoekig blok onder een rieten schilddak. De voorgevel heeft een middenrisaliet en hoeklisenen en is regelmatig van indeling. In de middenrisaliet zit de voordeur. Aan beide kanten twee vensters, waarbij die van de opkamer wegens de daaronder liggende kelder drie in plaats van vijf ruiten hoog zijn. Beide zijgevels zijn blind. Op de hoeken van het metselwerk zitten klezoren in de koppenlagen.
Vergelijkbaar in uiterlijk, maar waarschijnlijk een eeuw jonger is het voorhuis van de boerderij Woelvliet aan de Provinciale weg Oost 61. Het rijzige voorhuis heeft ook hier een met riet gedekt schilddak. Het voorhuis kent, opmerkelijk genoeg, een tweedeling. Links is de onderkelderde opkamer, rechts de kaaskamer, die
| |
| |
561 Haastrecht, Provinciale weg Oost 61, ‘Woelvliet’.
Schematische reconstructie van de plattegrond.
Schaal 1:300. Opgemeten en getekend door J.J. Jehee, 1994.
Aan het eikehouten ankerbalkgebint in het bedrijfsgedeelte en tegelvondsten in de woonkeuken te oordelen is deze boerderij in de 17de eeuw gebouwd. Het stalgedeelte en de keuken liepen in elkaar over. Tegen de brandmuur stond de grote schouw. Pas in de 19de eeuw is als afscheiding tussen keuken en stal een stenen wand geplaatst. Het voorhuis is in de loop van de 19de eeuw door een dwarshuis vervangen. Het kreeg een tweedeling: een onderkelderde opkamer links en een grote kaaskamer aan de rechterkant, die direct via de voorgevel toegankelijk was.
direct via de voordeur toegankelijk is. De stal liep oorspronkelijk door tot aan de brandmuur. Er werd in de stal gekookt. Pas later is deze travee van de stal afgescheiden.
Misschien vroeg 19de-eeuws is Benedenberg 42, de Geertruidahoeve. Bij deze boerderij steekt het dwarse voorhuis onder een zadeldak niet uit buiten de plattegrond. De geveldetaillering is die van een voornaam woonhuis met de regelmatige indeling, de door een pilasteromlijsting omgeven voordeur met stoep en de geprofileerde gootlijst. Woonkamer/keuken en stal liggen onder een doorlopende kap die op het voorhuis aanloopt.
Een variant op het gangbare 19de-eeuwse T-huistype is de boerderij aan de
562 Provinciale weg West 25 in Haastrecht. Deze boerderij ligt, ongebruikelijk, niet dwars op de kavel. De 18de-eeuwse voordeur behoort niet oorspronkelijk tot deze boerderij (foto RDMZ, 1994).
Provinciale weg West 25 te Haastrecht. De evenwijdig met de weg gelegen boerderij heeft een souterrain onder het hele voorhuis en een hoge stoep die naar de voordeur opleidt. Het achterhuis met keuken is ook hier in het bouwlichaam van de stal opgenomen.
Veel T-boerderijen met een verdieping zijn er niet. De meeste hebben een begane grondverdieping waarboven een zolder onder de kap. In de dijkvoet gelegen T-boerderijen kunnen wel een onderverdieping hebben. Aan de dijk vertonen zij zich dan toch met één bouwlaag en een kapverdieping. Een fraaie uitzondering, ook in de decoratie van de gevel, vormt de boerderij Rusthove aan het Middelblok 209 te Gouderak. Het dwarse voorhuis met middengang dateert uit het midden van de 18de eeuw. De voordeur en het venster daarboven zijn met een midden 18de-eeuwse omlijsting versierd. De onderdorpels der vensters zijn van hardsteen en het zadeldak met hoekschoorstenen is met geglazuurde pannen gedekt. Iets verder aan deze dijk ligt in Ouderkerk de boerderij IJsseldijk Noord 90. Het voorhuis is een hoog oprijzend blok van twee verdiepingen onder een schilddak dat met geglazuurde pannen is bedekt. De voorgevel is in het begin van de 19de eeuw van een nieuwe raamindeling en een pleisterlaag voorzien. De toegang verhuisde naar de zijgevel. De zijgevel van gele ijsselsteen heeft klezoren in de koppenlagen.
563 Overzicht van de ‘Geertruidahoeve’ aan de Benedenberg 42 (foto RDMZ, 1994).
| |
| |
564 18de-eeuwse T-boerderij met verdieping en rijk geornamenteerde middenrisaliet aan Middelblok 209 te Gouderak (foto RDMZ, 1994).
| |
Het achterhuis
565 De woonkamer met de betegelde wanden in het achterhuis van de boerderij ‘Bouwlust’, Bovenberg 54-56 te Bergambacht (foto RDMZ, 1994).
Bij de traditioneel ingedeelde boerderij lag achter de brandmuur ter diepte van een gebintvak een woonkeuken en een werkruimte. Bij een aantal boerderijen stond deze travee ooit in open verbinding met de stal, die zelfs voor een deel tot aan de brandmuur kon doorlopen. Na het midden van de 19de eeuw werden die open stallen waarin gekookt en geleefd werd verboden, als hygiënische maatregel die ter bestrijding van de veepest getroffen werd. De woonkeuken werd met houten schotten of muren van de stal afgescheiden. Hierin zit een deur naar de stal en meestal een klein raampje waardoor men de stal in het oog kon houden. Dat de beide ruimtes ooit onverdeeld waren kan men in sommige gevallen nog zien aan het onder het schot of de muur doorgaande plaveisel.
In zijn opmetingen van de beide boerderijen te Bergambacht noteerde Uilkema dat men dit deel van de boerderij ‘achterhuis’ noemde (Van Olst, II, 226-229). De woonkamer/keuken neemt meestal één zijbeuk plus de middenbeuk in beslag. Hier staat de schouw (met betegelde boezem). De werkruimte of wringkamer bevindt zich dan in de andere zijbeuk. Een dergelijke indeling is overigens niet standaard. In plaats van een wringkamer kan er sprake zijn van een slaapruimte of een boenhok, al naar gelang de behoefte. Zelfs kan de stal tot aan de brandmuur verlengd zijn (Oost Vlisterdijk 5).
Bij de boerderij aan de Oudelandseweg 18 te Ouderkerk uit 1905 zijn wring- en boenhok in hout buiten het bouwlichaam tegen de linkerzijgevel aangebouwd. Hier stond ook de kleine elektrische karn.
Deze indeling en dit gebruik van het achterhuis ziet men niet alleen bij de rechthoekige boerderij, maar ook bij de L- en T-vormen.
De midden 17de-eeuwse boerderij Bouwlust aan de Bovenberg 54-56 heeft een zeer fraai ingericht achterhuis. Over vrijwel de hele breedte is een woonkamer ingericht met betegelde wanden uit omstreeks 1800. De bijbehorende schouw is afgebroken. Op de zolder is echter de 17de-eeuwse schouwboezem en een daar tegenaan staande vroeg 19de-eeuwse boezem nog aanwezig. Het merendeel der tegels is waarschijnlijk door een latere eigenaar ingebracht. De woonkamer heeft in de brandmuur twee, inmiddels gedichte, doorgangen naar het voorhuis: een naar de kelder en een naar de middenkamer. In de wand tussen woonkamer en stal zijn twee roedevensters en een deur geplaatst.
Aangezien de zijmuren bij de meeste oude boerderijen laag waren, konden er maar kleine vensters en lage toegangen aangebracht worden, waardoor de vertrekken in het achterhuis donker waren. Om een betere toegankelijkheid en verlichting in in ieder geval de woonkeuken te verkrijgen, moest men het venster
| |
| |
566 Kapelvormige uitbouw aan de rechterzijgevel van Oost Vlisterdijk 21 vóór restauratie. Boven het verdiepingvenster zit een driepasversiering (foto RDMZ, Canneman, 1939).
567 Kapelvormige uitbouw met trapgevel aan de rechterzijgevel van de boerderij ‘Tuss(ch)enlanen’ uit 1661 vóór restauratie (foto RDMZ, Scheepens, 1924).
en de deur ter plaatse verhogen, waardoor de dakvoet daarboven werd opgelicht. Bij een verdere ontwikkeling ziet men dat er zelfs een hele uitbouw in de vorm van een kapel met tuitgevel tot stand komt die met een steekkapje op het hoofddak aanloopt. Afgezien van een venster kon daar ook een deur in opgenomen worden. De meeste van deze kapelvormige uitbouwen bleven binnen het gevelvlak.
Deze uitbouwen en vergrotingen dateren van de tijd dat het dagelijks leven naar de woonkeuken verplaatst werd en de behoefte aan een betere verlichting manifest werd: zo tegen het eind van de 18de eeuw. Daarom ziet men het uitbouwen van de werkgedeelten pas na die tijd een grote vlucht nemen. Voordien komt een kapelvormige uitbouw vooral bij de grote boerderijen voor: Tussenlanen 11-13 (1661), de boerderij ‘Bouwlust’ aan de Bovenberg 54-56 (1671), Oost Vlisterdijk 21 (XVIIA) en hangt het waarschijnlijk samen met gescheiden functies: het voorhuis diende als woning voor de heer, het achterhuis en de stal was voor de boer. Aan de architectuur van de zijtopgevels is bij bovengenoemde exemplaren bijzondere aandacht geschonken. In het geval van Bouwlust is de kapelvormige uitbouw met fraai versierde zijtopgevel, getuige bouwnaden in het metselwerk, enkele jaren ná de bouw van de boerderij tot stand gekomen.
| |
Het bedrijfsgedeelte van de voerdeelboerderij
Het in het verlengde van het voorhuis en het achterhuis liggende bedrijfsgedeelte van de voerdeelboerderij bestaat uit een brede middenbeuk en smalle zijbeuken. De middenbeuk werd vrijwel nergens als hooitas gebruikt. Het hooi sloeg men
568 Achtergevel met de smalle deel- en mestdeuren en een hooiluik op de verdieping van de boerderij Bonrepas 15 (foto RDMZ, 1975).
buiten op in kapbergen dan wel in losse of aangebouwde schuren. Daar werd op de grond en op de til getast (zie hierna). Het is niet duidelijk waarom men bij de weidebedrijven de brede middendeel handhaafde. Voor voeren, slachten, zomerverblijf en hennepbewerking had men niet zoveel ruimte nodig (Hekker, 1986, 162). Wagenstalling, zoals Hekker suggereert, lijkt evenmin een optie: de deeldeur was daar te smal voor, de gemiddelde breedte bedraagt 1,50 meter. Bovendien stond meestal de hooiberg in de weg.
In ieder geval was de plaats van de karnmolen in de stal. In dit deel van Zuid-Holland vindt men bijna nergens een los bijgebouw waarin gekarnd werd. In een heel enkel geval is er een los karngebouw bij de boerderij aangetroffen: Opperduit 308 en 356 te Lekkerkerk. Aan de andere kant van de waard, bij IJsseldijk West 65 te Ouderkerk staat naast het losse zomerhuis van de boerderij eveneens een karnhok, evenals bij Benedenkerkseweg 138 en Koolwijk 33. Het karnhuis bij de boerderij Achterbroek 47 is, getuige een oude foto, na 1968 afgebroken. Zijn losse karnhuizen schaars in de Krimpenerwaard, in het noordelijker gelegen Rijnland ziet men ze wel veelvuldig. Dit heeft ongetwijfeld te maken met
| |
| |
569 Karnmolen naast de boerderij Opperduit 308 te Lekkerkerk (foto RDMZ, 1968).
570 Houten karnmolen op de deel van Bovenberg 56. In het plaveisel ziet men het karnpad en de plaats van de boterton (foto RDMZ, 1994).
571 Detail van de karnmolen (foto RDMZ, 1994).
| |
| |
572 Groep in de stal van Bovenberg 56 (foto RDMZ, 1994).
573 Knechtenbedstede op de til van Oost Vlisterdijk 5 (foto RDMZ, 1994).
het feit dat de brede voerdelen van de Krimpenerwaardse boerderij alle ruimte boden voor de opstelling van de karn, in tegenstelling tot de smalle Rijnlandse voergangen.
Als het vee op het land was, geschiedde het karnen over het algemeen in de middenbeuk. Aangetroffen resten van molens en oude opmetingen bevestigen dit (Van Olst, deel II, 226-229). Bij Bovenberg 54-56 staat de houten karnmolen geheel in tact nog op de deel. Het karnpad en de plaats van de karnton zijn door een ronde hardstenen plaat en rondgemetselde klinkers aangegeven. Ook bij de boerderij Oost Vlisterdijk 17 en Provinciale weg Oost 61, Woelvliet, heeft men de karn op de deel gehandhaafd. In de meeste gevallen zijn zij echter afgebroken, toen men op de veel kleinere elektrische karn overging. Wel ziet men nog bij diverse boerderijen op de deel het uitgesleten karnpad en in de balk erboven een gat waar de constructie van de karnmolen in bevestigd was.
574 Pompbak op de deel van Bovenberg 56 (foto RDMZ, 1994).
In Benedenberg 81 en Tussenlanen 11-13 werd in de zijbeuk gekarnd. Maar bij Haastrecht, Provinciale weg Oost 85 stond de karn, opmerkelijk genoeg in de rechterzijbeuk van het voorhuis opgesteld.
Te weerskanten van de deel lopen de voergoten, die tegelijk als drinkbak kunnen dienen. Bij de boerderij aan de Oudelandseweg 18 loopt het water vanaf de pomp die tegen de middentravee staat, van de ene voergoot via een goot langs de achtergevel, die met een houten plankje is overdekt naar de andere voergoot. Een eenvoudig en doeltreffend systeem. Vergelijkbaar was de methode bij Oost Vlisterdijk 5. Hier stond de pompbak tegen de achtergevel. Het wateren van het vee geschiedde door de pompbak te laten vollopen, dan werd het eind van de voergoot opgestopt en de pompbak geopend, zodat de goten vol konden lopen. Het overtollige water liet men later weer weglopen via openingen in de achtergevel.
Het rundvee staat in de zijbeuken met de koppen naar de middenbeuk gericht. De koeien waren aan staken vastgebonden die achter de voergoot in de vloer gestoken werden. Met de achterpoten staan zij op een bakstenen gedeelte dat stalhout of ‘boes’ genoemd wordt. Tussen dit onderdeel en de muur loopt een brede, ondiepe bestrate grup of groep, waarin de mest wordt opgevangen. De mest werkte men vervolgens naar buiten door de mestblindjes (luikjes) in de zijgevels of over het kruipad door de mestdeur in de achtergevel naar de mesthoop. Vandaar laadde men de mest op schouwen en voerde het af naar het achter de boerderij liggende land.
Boven de zijbeuken ligt de til. Dit was de plaats waar bedsteden voor de knechts afgetimmerd waren. Overigens gebruikte men de tillen voor opslag. In een aantal boerderijen waren de tillen dan ook met houten luiken van de middendeel afgeschoten (Beijerscheweg 75, Oost Vlisterdijk 17).
| |
| |
575 Achtergevel van Provinciale weg Oost 91 te Haastrecht. Tegen de achtergevel staat de hoge schoorsteen voor het waterfornuis in de stal (foto RDMZ, 1994).
576 Waterfornuis in de stal van Oost Vlisterdijk 5 (foto RDMZ, 1994).
Vanaf het eind van de 18de eeuw werden de bedrijfsgedeelten gemoderniseerd. Teneinde de mest makkelijker af te voeren legde men achter de verdiepte groep een geplaveide kruigang aan. De mest kruide men bij de ‘moderne’ stal via deurtjes in de achtergevel naar buiten. De mesthoop lag nu achter de boerderij. De mestluikjes in de zijgevel(s) bleven daarnaast ook nog in gebruik. Vooral bij de lange stallen was het eenvoudiger de mest door de luiken weg te werken, in plaats van het lange kruipad af te leggen.
Aan het eind van de stal kon een gedeelte als zomerhuis zijn ingericht. Bij een aantal boerderijen langs de Vlist en in Haastrecht (Bonrepas 12, Oost Vlisterdijk 11 en in Haastrecht Provinciale weg Oost 39 en West 23) is dat te zien aan een groot venster aan het einde van de zijgevel. 's-Zomers wanneer het vee in de wei stond en de stal was schoongemaakt, legde men over het eind van de groep houten vlonders, plaatste rietmatten of houten schotten om de groep aan het oog te onttrekken, zette wat meubels neer en een kachel en huisde daar een groot deel van de dag ‘op het vlonder’. De stal was over het algemeen de plaats waar
577 ‘Zomerhuis’ ingericht in een van de zijbeuken van de stal van de boerderij ‘Woelvliet’, provinciale weg Oost 61, in Haastrecht (foto RDMZ, 1994).
| |
| |
578 Achterbroek 69-71. Het gebouw rechts, zomerhuis annex vee- en wagenstalling, werd ook een tijd voor permanente bewoning gebruikt (foto RDMZ, 1994).
zomers de kaas gemaakt werd, zodat het voor de hand lag om er zo dicht mogelijk bij te wonen. Het voorhuis was als kaaskamer in gebruik. Teneinde in de zomer de kaas te kunnen vervaardigen was er in de stal een stookplaats met waterfornuis aanwezig. Bij diverse boerderijen getuigen meestal resten van een schouw binnen en de hoge schoorsteen aan de zij- of achterkant buiten van deze (voorbije) functie (Oost Vlisterdijk 5, Tussenlanen 11-13, Bovenberg 90, Provinciale weg Oost 91 en Provinciale weg West 23A te Haastrecht en Middelblok 1 Gouderak) (Verheul, 21, 123, 143). Bij Oost Vlisterdijk 5 staat het waterfornuis nog steeds in de stal. De geprofileerde schouwboezem duidt in de stal van Provinciale weg West 23A de plaats van het waterfornuis aan. Het ‘zomerhuis’ van Bovenberg 70-72 was ten tijde van Uilkema wel heel bescheiden, niet meer dan een aan het achterhuis ter hoogte van de karn aangebouwd gedeelte van ongeveer vier bij vier meter. In het zomerhuis bevond zich de haard (Van Olst, II, 226-227). Van het zomerhuis is nu alleen nog de plaats, een betonnen stoep te zien. De aanbouw zelf is gesloopt. Zeer vergelijkbaar was de indeling van Zuidbroek 161-163. De karn stond in de stal achter de woonkeuken. Een zomerhuis met stookplaats en het boenhok waren in de 19de eeuw daaraan toegevoegd. Bij een aantal boerderijen heeft men het zomerhuis in ere gelaten. De boerderij Woelvliet aan de Provinciale weg Oost 61 heeft, afgezien van de karnmolen op de deel, in een van de zijbeuken een ingericht zomerhuis. Ook de stal van Oost Vlisterdijk 5 is gedeeltelijk als zomerhuis ingericht. In beide gevallen worden de stallen niet meer voor veestalling benut. Bij een aantal boerderijen bouwde men naast de boerderij een los zomerhuis, waarmee een vee- en wagenstalling over
het algemeen gecombineerd was (Achterbroek 71, Provinciale weg Oost 30 te Haastrecht, Benedenberg 105).
De oorspronkelijke stal van de boerderij Bouwlust aan de Bovenberg 54-56 is in de late 18de eeuw voor wat het gebruik betreft bij het achterhuis getrokken. Ten behoeve van het vee werd toen achter aan de boerderij een grote tweebeukige stal gebouwd. Op de oude deel staan de karnmolen, de karnton en de pompbak met pomp. De ene zijbeuk bevatte het boenhok, de andere was als zomerhuis (met schouw) en kaaskamer in gebruik. De kelder met de gemetselde en betegelde pekelbakken ligt direct achter de karn in de tweebeukige stal. Alles dicht bijeen voor een zo efficiënt mogelijke bedrijfsvoering. De vloer van de kaaskamer liep schuin naar achteren af om het water zo snel mogelijk weg te krijgen. Voor de schouw van het zomerhuis is tegen de achtergevel een hoge schoorsteen gemetseld.
Een bijzondere functie had in de zomer de stal bij Oudelandseweg 18 te Ouderkerk. Opmerkelijk genoeg werd bij deze boerderij de kaas na vervaardiging niet in het voorhuis opgeslagen. Dit deel was namelijk als ouderwoning in gebruik. De stal deed dienst als kaaskamer. Als in de herfst het vee naar binnen kwam, verhuisden de kazen naar de zolder.
| |
Het bedrijfsgedeelte van de dwarsdeelboerderij
In het zuidelijk deel van de Krimpenerwaard, vooral langs de rivier de Lek komen enkele dwarsdeelboerderijen voor (Opperduit 258, 352, 360; in het midden van
| |
| |
de waard: Achterbroek 115 en Bovenberg 82). Bij deze boerderijen ligt de inrit tot het bedrijfsgedeelte, herkenbaar aan de hoge deeldeuren, in een van de zijgevels aan de kant van de oprit. De hooiwagens kunnen zo direct van de oprit de schuur indraaien. In het inwendige staat het vee langs de andere zijgevel en de achtergevel. Het hooi werd op de balken boven de midden- en zijbeuk getast.
Het lijkt erop dat dit type boerderij, dat in de Alblasserwaard alom te vinden is, in de 18de eeuw vandaar naar de Krimpenerwaard is gekomen. Zag men in de Alblasser waard in vorm en hoogte van schuur en deeldeuren verschillende varianten, in de Krimpenerwaard liggen de schuren onder een rechte doorgaande kap met de rest van de boerderij. De deeldeuren zijn doorgaans in de hoogte van de zijgevel opgenomen. De oudere variant deeldeur, met een in het dakvlak aanlopende kapel, heeft ook in de Krimpenerwaard bestaan, zoals bij de 17de-eeuwse boerderij Opperduit 332. Deze is echter in 1976 gesloopt.
| |
De dwarsdeelschuur
In de loop van de 18de eeuw ontstaat de behoefte om het bedrijfsgedeelte van een boerderij aanmerkelijk te vergroten, noodzakelijk door de uitbreiding van de veestapel en de vereiste ruimte voor een grotere hooivoorraad. Daartoe amoveerde men de oude stal en bouwde men achter de woonkeuken/kamer een nieuwe (Benedenberg 64-66, Beijerscheweg 75). Een andere mogelijkheid was om in het verlengde van of dwars op de oorspronkelijke boerderij een nieuwe hoge
579 Houten dwarsdeelschuur met hooiluiken op de verdieping achter de boerderij Benedenberg 105 (foto RDMZ, 1978).
580 Midden 19de-eeuwse boerderij met hoge, houten schuur op stenen voet aan de Benedenheul 27 (foto RDMZ, 1995).
| |
| |
581 Het complex met de dwars aangebouwde tweebeukige schuur aan de Achterbroek 47 (foto RDMZ, 1994).
582 Stolwijk, Benedenkerkseweg 110-112. U-vormig boerderij-complex.
schuur te bouwen. In een enkel geval wordt de nieuwe schuur naast de boerderij gebouwd en is met een tussenlid daarmee verbonden. In het oude stalgedeelte kwam zo meer ruimte vrij voor een zomerhuis en de kaasbereiding. Hierboven kwam dat bij Bovenberg 54-56 al ter sprake. De aangebouwde schuur is doorgaans tweebeukig. In de zijbeuk en langs de achtergevel is de veestalling. De hoofdbeuk heeft een vloer van aangestampte aarde. Deze gebruikt(e) men voor grondtas. Indien er sprake is van een tussenbalklaag (Tussenlanen 11-13, Benedenberg 105) werd het hooi daarop getast. In dat geval zitten er hooiluiken op de verdieping van de hoge zijgevel.
Die schuren vormen een markant verschijnsel in de Krimpenerwaard. Zij komen vooral in de omgeving van Tussenlanen, Bovenberg, het Beijersche en de Achterbroek voor. Zij zijn grotendeels van hout en staan op een stenen voet. Aan de lage kant, waar het vee staat, zien met nog wel geheel stenen muren met mestluiken. Deze twee- of eenbeukige schuren hebben een dwarsgelegen deel, herkenbaar aan de hoge deuren in de zijgevel.
Goede voorbeelden van dergelijke houten schuren ziet men bij Tussenlanen 24 en 25, Bovenberg 54-56, 66 (met mansardekap) en 126, Benedenheul 27, Benedenberg 64-66 en 79. Dwarsgeplaatse schuren vindt men onder andere bij Bovenberg 70-72 uit 1762, Beijerscheweg 16-18, 17 en Achterbroek 47 en 115. Evenwijdig met de boerderij en met een verbindingsstuk eraan vastgebouwd is de grote houten tweebeukige schuur aan de Benedenkerkseweg 110-112 te Stolwijk. Een dergelijk groot U-vormig complex is nu zeldzaam, maar volgens de gegevens op de kadastrale minuut in de eerste kwart van de 19de eeuw in Stolwijk niet ongebruikelijk: aan de noordkant van Bovenkerk lagen ook twee van dergelijke
583 Het U-vormige complex Zuidbroek 161-163 vóór restauratie, rechts de boerderij en links de tweebeukige houten schuur die met een tussenlid aan de boerderij verbonden was (foto RDMZ, Tangel, 1972).
| |
| |
584 Bergambacht, Benedenberg 81. Plattegrond, doorsneden en details van schuur.
Schaal 1:300, details 1:75. Opgemeten en getekend door J.J. Jehee, 1994.
Deze eenbeukige schuur is waarschijnlijk als extra veestalling in de 18de eeuw achter de bestaande boerderij gebouwd. Gezien de constructie en de houtzwaarte kan de schuur tevens dienst gedaan hebben als waterzolder. Het opmerkelijke van de grenehouten constructie is dat zij uit ankerbalkgebinten èn tussenbalkconstructies bestaat. Daartoe is achter de korbelen van de ankerbalken een strijkbalk langs de gebintstijlen geplaatst waarop de tussenbalken rusten.
complexen. De schuur van het U-vormig complex te Zuidbroek nr. 161-163 is in de jaren zeventig van deze eeuw afgebroken.
Helaas zijn er sedert de jaren zeventig van deze eeuw meer van zulke schuren ingekort of afgebroken. De schuren bij Tussenlanen 15, 22, 35, 39-41, Westeinde 5-7, Achterbroek 69 en Zuidbroek 161-163 bestaan bijvoorbeeld niet meer. De schuren bij Benedenberg 105 en Tussenlanen 11-13 zijn ingekort maar nog niet verdwenen.
In een aantal stallen en/of schuren treft men (resten van) waterzolders aan.
Hier kon het vee in veiligheid gebracht worden in geval van een overstroming van de waard. De inmiddels afgebroken schuur van Westeinde 5 te Berkenwoude had een waterzolder boven de woonkeuken achter de brandmuur. Dat dit geen uitzondering was leert ons de ligging van de waterzolder boven de keuken van Benedenberg 105. Via een loopplank kon het vee hierop gebracht worden. Bij Benedenberg 81 is achter de stal aan het eind van de 18de eeuw een eenbeukige schuur aangebouwd, die als waterzolder heeft gefungeerd. In de gepotdekselde gevels ziet men de mestluiken op de verdieping nog zitten. Bij Bovenberg 70-72 diende de voorzolder en een deel boven de koestal als waterzolder voor het vee. Aan de dikte van de balken ter plaatse is dat nog te zien.
| |
De tweebeukige boerderij
Werd bij de ontwikkeling van de driebeukige boerderij in het achterhuis, de woonkeuken, en het bedrijfsgedeelte de behoefte aan een betere lichttoetreding en toegankelijkheid opgemerkt die resulteerde in het plaatselijk verhogen van de zijgevel, de tweebeukige boerderij lijkt het antwoord te zijn op die behoefte. Bij
| |
| |
585 Tweebeukige boerderij aan de Opperduit 452 te Lekkerkerk (foto RDMZ, 1968).
dit type boerderij is de ene zijgevel namelijk aanmerkelijk hoger dan de andere door het ontbreken van een derde, lage, zijbeuk. In de hoge zijgevel konden vensters en deuren worden opgenomen zonder aanpassing van de constructie met opgelichte dakvoeten of uitgebouwde kapellen.
Vanaf de 18de eeuw komen de tweebeukige boerderijen en schuren voor.
Het aantal tweebeukige schuren is aanmerkelijk groter dan de boerderijen. Zij kwamen al eerder ter sprake. Tweebeukige boerderijen vindt men vooral langs Opperduit (de nrs 64, 268, 452, 454). Binnen in de waard zijn Bovenberg 106 en Beijerscheweg 70 voorbeelden. Een bijzondere variant is de naar links uitgebouwde boerderij met tweebeukig voorhuis aan de IJsseldijk Noord 407 te Ouderkerk. De voorkamer heeft een 17de-eeuwse balklaag met (resten van) muurstijlen in de voorkamer. In de 18de eeuw is waarschijnlijk de rechterzijbeuk van het voorhuis afgebroken waardoor de tweebeuk ontstond. Aangezien de stal wel weer driebeukig is, verspringt daar de plattegrond.
| |
De eenbeukige boerderij
Alleen voor de eenvoudigste boerderij werd een eenbeukige constructie toegepast. Bij bijschuren op het erf is deze constructie zeer gangbaar.
Voorbeelden van eenbeukige boerderijen vindt men aan de Benedenberg 132, Zuidbroek 125, Westeinde 52, Beijerscheweg 21, 67, 82, Bosweg 15, Koolwijk 13, 19 en Schoonouwenseweg 24. De boerderij aan de Provinciale weg West 21, Het Paradijs, heeft een eenbeukig voor- en achterhuis.
Bijna alle zijn zij verbouwd. Van een enkele valt de oorspronkelijke indeling te reconstrueren. Dan blijkt dat zij in wezen niet ingrijpend verschillen van hun grotere driebeukige zusters. Of de vertrekken zijn kleiner, of zij liggen achter elkaar in plaats van naast elkaar.
Aan de Provinciale weg West 21 te Haastrecht staat de uit gele baksteen opgetrokken boerderij ‘Het Paradijs’ met hoog opgetrokken zijgevels. Voor- en achtergevel eindigen tegen tuitgevels met vlechtingen. De vensters in de voorgevel hebben geprofileerde bovenlijsten en de deur is van een pilasteromlijsting voorzien. In de voorgeveltop zijn een oeil de boeuf en een gekruld gevelanker aangebracht, die wijzen op een ontstaansdatum in de 17de eeuw. Dat wordt in het interieur bevestigd door een doorgang in de brandmuur met een 17de-eeuwse strokendeur tussen het diepe voorhuis en het ondiepe achterhuis. Hoewel het uit- en inwendige in de loop der tijd diverse malen sterk is verbouwd kan de oorspronkelijke indeling nog gereconstrueerd worden: vóór de brandmuur liggen links een kaaskamer en rechts de onderkelderde opkamer, alsmede daarachter een woonvertrek over vrijwel de hele breedte. Achter de brandmuur ligt
586 Haastrecht, Provinciale weg West 21, ‘Het Paradijs’.
Schematische reconstructie van de plattegrond en doorsneden.
Schaal 1:300. Opgemeten en getekend door J.J. Jehee, 1994.
Van de 17de-eeuwse eenbeukige boerderij is alleen het voor- en achterhuis bewaard gebleven. De stal is aan het eind van de 18de eeuw vervangen.
| |
| |
587 Eenbeukige boerderij aan de Beijerscheweg 82 (foto RDMZ, 1994).
588 Boerderij ‘Het Paradijs’ aan de Provinciale weg West 21 te Haastrecht (foto RDMZ, 1995).
de keuken, oorspronkelijk met schouw getuige de nog aanwezige schouwboezem op zolder. Dan houdt het woongedeelte op. De driebeukige stal is constructief gezien een apart bouwlichaam. Het is waarschijnlijk dat de stal een latere fase in de bouwgeschiedenis van de boerderij vertegenwoordigt, hoogstwaarschijnlijk een laat 18de-eeuwse verbouwing waarbij de oude stal is afgebroken. De boerderij staat in de huidige vorm van plattegrond op de kadastrale minuut.
Beijerscheweg 82 dateert uit het laatste kwart van de 19de eeuw. Bij deze boerderij zijn de balken op de zijmuren opgelegd. Vooraan was de kaaskamer, die via de zijgevel toegankelijk was. Binnen leidt een trap tegen de voorgevel op naar de verdieping waar slaapplaatsen zijn ingericht. Van het voorste vertrek is over de hele diepte een kelderkamer afgescheiden, die via een getralied venster in de zijgevel verlicht en gelucht kan worden. Het vertrek hierachter deed dienst als woon- en slaapkamer. Er stond een betegelde schouw en tegen de blinde zijgevel waren twee bedsteden afgescheiden. Achter de brandmuur van de woon/slaapkamer lag de stal met een groep langs een der zijgevels waar acht koeien stonden. Hier werd ook met de hand gekarnd en gekookt. In de zomer richtte de boerin in de stal een zomerhuis in. De groep werd met rietmatten afgescheiden van de rest van de stal. De wanden werden geel geschilderd. Met een spons werden vervolgens op de muren rozen getamponeerd. Voor de van bovenlichten voorziene mestblindjes kwamen gordijnen te hangen.
| |
Constructie
Bij de boerderijen en de bijgebouwen zijn hout en baksteen de meest gebruikte bouwmaterialen. Dit geldt zowel voor dragende als niet dragende constructieonderdelen. Als dakbedekking worden riet en pannen het meest toegepast. Waren vroeger deze gebouwen geheel van hout, leem en stro opgetrokken, bij de oudst overgebleven boerderijen (16de en 17de eeuw) heeft de baksteen al de dragende functie van de houten constructies bij de woongedeelten overgenomen. Bij de bedrijfsgedeelten vormen tot op heden houten constructies nog de belangrijkste dragers. De ontwikkeling van beide bouwmaterialen als dragende elementen is bij de boerderijen in de Krimpenerwaard goed af te lezen.
Bij alle boerderijen, zowel bij de voerdeel- als de dwarsdeelvariant, wordt de hoofddraagconstructie gevormd door gebintstellen. Deze bestaan uit een gebint met daarop een of meer jukken. Door middel van deze gebintstellen wordt de boerderij in de diepte verdeeld in een aantal vakken. In de breedte wordt de ruimte doorgaans verdeeld in drie of twee beuken. Als gevolg van de ontwikkeling in de bedrijfsvoering en het veranderend wooncomfort zijn er wat betreft de constructie van de gebinten varianten waar te nemen. Deze constructieve ontwikkelingen van de boerderijen zijn min of meer streekeigen te noemen.
| |
| |
| |
De houten draagconstructie
Vanaf de 16de en 17de eeuw wordt het ankerbalkgebint met daarop een of meer jukken het meest toegepast in het woon- en bedrijfsgedeelte van de boerderij. Dit type draagconstructie vindt navolging tot in deze eeuw. Vooral in de bedrijfsgedeelten van veel boerderijen is deze constructie heden ten dage nog aanwezig, waarbij die van onder andere Oost Vlisterdijk 5 en 21 en de boerderij aan de Provinciale weg Oost 61 te Haastrecht (Woelvliet) tot de oudste gerekend mogen worden. Cruciaal voor deze datering is het gebruik van eikehout dat in de loop van de 17de eeuw door grenen wordt vervangen. Bij de boerderij Tussenlanen 11-13 bestaan de jukbenen in voor- en achterhuis uit eikehouten krommers. Dit komt overeen met de bouwdatum van de boerderij: 1661.
De ankerbalkgebintconstructie bestaat uit twee verticale gebintstijlen die via stijlzolen rusten op gemetselde poeren. De gebintstijlen worden in de breedterichting met elkaar verbonden door middel van een ankerbalk die met een pen verbonden is aan de stijlen. Wiggen, die door de pen zijn geslagen, verankeren beide gebintstijlen. De hoek tussen de ankerbalk en de gebintstijlen wordt verstijfd door een korbeel. De langsverbinding wordt gevormd door de gebintplaat die met een pen en gatverbinding op de gebintstijlen is gelegd. De hoek tussen gebintplaat en gebintstijlen wordt versterkt door de windschoor.
Al naar gelang de hoogte van de boerderij is op de ankerbalk een aantal jukken geplaatst. In de regel zijn dat dekbalkjukspanten. Een dekbalk wordt hier gedragen door twee jukbenen. De hoekverbinding wordt ook hier versterkt door een korbeel. De jukplaat is het onderdeel dat de jukken in de langsrichting met elkaar verbindt. Schoren zorgen voor het nodige windverband.
Het bovenste deel van de draagconstructie bestaat meestal uit een driehoekspant of een schaarspant. De benen van het schaarspant scharen om de nokbalk. Alle constructieonderdelen zijn met elkaar verbonden door middel van een pen- en gatverbinding waar toognagels door heen zijn gepend. Over de gebintplaten en de jukplaten zijn de sporen gelegd die vanaf de muurplaten doorlopen tot aan de nok. Deze sporen zijn bij de oudste boerderijen van rondhout. Vanaf de 19de eeuw zijn de sporen van recht gezaagd hout.
| |
Ontwikkeling van de constructie in het voorhuis
Bij de oudste boerderijen is bovenstaande constructie toegepast in het voorhuis èn in het bedrijfsgedeelte. Mooie voorbeelden hiervan zijn aangetroffen bij Oost Vlisterdijk 5 en 17, Zuidbroek 161-163 en IJsseldijk 188 te Krimpen aan den IJssel. De beide ruimten, voor en achter, werden alleen van elkaar gescheiden door de gemetselde brandmuur. Gebinten ìn de brandmuur zijn ondermeer nog aanwezig bij de boerderij Bovenberg 74 te Bergambacht. Bij de oudste boerderijen hebben
589 Bergambacht, Tussenlanen 11-13. Gebintconstructie over het bedrijfsgedeelte. Dwarsdoorsnede en gedeeltelijke langsdoorsnede.
Schaal 1:150. Opgemeten en getekend door J.J. Jehee, 1994.
Het grenehouten ankerbalkgebint uit de 17de eeuw heeft in de 18de eeuw een tussenvloer gekregen. Daarvoor is een strijkbalk tegen de gebintstijlen gemonteerd. De jukbenen van het dekbalkspant zijn nog van eiken. De benamingen van de hoofdconstructies zijn in de tekening aangegeven.
| |
| |
590 Vlist, Oost Vlisterdijk 5.
17de-eeuwse tussenbalkconstructie met zwanehalskorbeel en consoles onder de stijlloze balk in de opkamer. De stijl zelf is in de muur verwerkt.
Schaal 1:20. Opgemeten en getekend door J.J. Jehee, 1994.
591 Zwanehalskorbeel in de opkamer van Oost Vlisterdijk 5 (foto RDMZ, 1994).
de gebinten tot aan de voorgevel doorgelopen. In de Krimpenerwaard is dat in het kader van dit onderzoek niet meer gevonden, hetgeen overigens niet wil zeggen dat het er niet meer is.
Bij Oost Vlisterdijk 5 liggen in de middenkamer op de ankerbalken de kinderbintjes die extra ondersteund worden door stijlloze tussenbalken met consoles. In het voorhuis van ondermeer de boerderij aan de Oost Vlisterdijk 17 zijn de korbelen voorzien van een zwanehalsprofiel. Zelfs de uitgebouwde opkamer van Oost Vlisterdijk 5 is voorzien van een gebint met een geprofileerd korbeel. De balk van het gebint heeft geen doorgetrokken pennen in de stijl maar wordt in dit geval verbonden aan de stijl met toognagels. Hier is sprake van een tussenbalkgebint.
Het versteningsproces van de voorhuizen van de boerderijen in de Krimpenerwaard was in de 17de eeuw al in volle gang. Bij de voorhuizen werd toen al zowel in- als uitwendig baksteen toegepast. Buiten waren de muren geheel van baksteen, binnen werden zij nog lange tijd gecombineerd met houten stijlen. Hoelang deze combinatie nog in gebruik bleef bleek bij Achterbroek 69. Verborgen achter betimmeringen werd tijdens het onderzoek in het voorhuis een grenehouten ankerbalkconstructie ontdekt, waarschijnlijk daterend uit de late 18de eeuw.
592 Vlist, Oost Vlisterdijk 5.
Isometrische projectie van de houtconstructie (gedeeltelijke reconstructie).
Schaal 1:200. Opgemeten en getekend door J.J. Jehee, 1994.
De ankerbalkconstructies van woon- en bedrijfsgedeelte zijn gelijk. De muurplaat van de opkamer is verbonden met de gebintplaat van de hoofdconstructie. De kinderbalken in het voorhuis worden extra ondersteund door een tussenbalk.
| |
| |
593 Haastrecht, Provinciale weg Oost 15, ‘Theodorushoeve’.
Isometrische projectie van de houtconstructie (gedeeltelijke reconstructie).
Schaal 1:200. Opgemeten en getekend door J.J. Jehee, 1994.
In het voorhuis zijn geen muurstijlen meer. Daarvoor in de plaats is een enkelvoudige balklaag gekomen met consoles.
De gebintstijlen verdwenen als eerste houten onderdeel uit het voorhuis. Het laatste onderdeel dat nog doet denken aan de oudere constructies is de gebintplaat, die vanaf het bedrijfsgedeelte doorloopt tot de voorgevel. Bij de traditionele rechthoekige boerderij blijven zij tot aan de 20ste eeuw toegepast.
Bij het verdwijnen van de gebintstijlen met korbelen uit het voorhuis werd de middenkamer voorzien van een enkelvoudige balklaag met consoles, evenwijdig aan de voorgevel, die op de muren werd opgelegd. Bij de boerderij aan de Provinciale weg Oost 15 te Haastrecht uit 1658 is dat ondermeer nog duidelijk te zien.
De 17de-eeuwse boerderijen met een uitgebouwde opkamer blijken voor wat betreft de houten onderdelen constructief met elkaar verbonden te zijn. Bij de boerderij Oost Vlisterdijk 5 zijn de muurplaten van de opkamer verbonden met de gebintplaat van de middenkamer.
De voorhuizen van de 17de-eeuwse T-boerderijen zijn voor wat betreft de indeling en constructie gelijk aan die van de boerderijen op rechthoekige plattegrond. Bij Tussenlanen 11-13 loopt boven de middenkamer de kapconstructie vanaf
594 Vlist, Oost Vlisterdijk 5.
Detail van een console onder een stijlloze tussenbalk in het voorhuis.
Schaal 1:20. Opgemeten en getekend door J.J. Jehee, 1994.
Deze constructie is achter een later aangebracht plafond weggewerkt.
de achtergevel door tot aan de voorgevel. De enkelvoudige balklaag van de middenkamer loopt evenwijdig aan de voorgevel. De zijkamers hebben een aparte kapconstructie met een balklaag loodrecht op de voorgevel.
De kapconstructies boven de voorhuizen zijn bij de meeste oudere boerderijen eenvoudig van opzet: dekbalkjukspanten met daaroverheen de sporen. Dit in verband met de lichte rieten afdekking. Bij de boerderij Benedenberg 81 (XVIIIA) heeft men volstaan met sporenkapjes van rondhout.
In de loop van de 18de en 19de eeuw wordt het voorhuis van de T-boerderij onafhankelijk van het bedrijfsgedeelte geconstrueerd. In eerste instantie betrof het vervangen van oudere voorhuizen zoals bij Provinciale weg Oost 61 en Provinciale weg West 25 beide te Haastrecht. Later in de 19de eeuw wordt de gehele boerderijen in een keer met deze gescheiden opzet gebouwd. Het dwarse voorhuis van Bovenberg 66 heeft Philibertspanten.
| |
Ontwikkeling van de constructie in het bedrijfsgedeelte
De draagconstructie van het bedrijfsgedeelte onderging als gevolg van de modernisering van de stal (zie boven) vanaf het eind van de 18de eeuw diverse
| |
| |
595 Bergambacht, Tussenlanen 11-13. Detail van een verdiepingsvloer-draagconstructie in het bedrijfsgedeelte.
Schaal 1:20. Opgemeten en getekend door J.J. Jehee, 1994.
De strijkbalk met console is in de 18de eeuw tegen het bestaande 17de-eeuwse gebint aangebracht.
596 Strijkbalk met console (foto RDMZ, 1994).
597 Haastrecht, Provinciale weg West 21, ‘Het Paradijs’.
Ankerbalkgebint in het bedrijfsgedeelte. Dwarsdoorsnede en gedeeltelijke langsdoorsnede.
Schaal 1:150. Opgemeten en getekend door J.J. Jehee, 1994.
Het langsverband tussen de gebinten wordt hier gerealiseerd door de gebintkoppelplaat. De vloer over de middenbeuk is later aangebracht. De benaming van de hoofdconstructie is in de tekening aangegeven.
veranderingen. Het ankerbalkgebint in de dwarsrichting van de boerderij kon zich in de loop van de tijd ontwikkelen tot een langsconstructie. Zijbeuken werden verbreed ten koste van de breedte van de middenbeuk. De constructie van de middenbeuk werd verlaagd en de zijmuren werden verhoogd, zodat de zoldering over het volle oppervlak van het bedrijfsgedeelte gelijk kwam te liggen. Voorheen was het gedeelte boven de zijbeuken, de til, van een lagere zoldering voorzien. In eerste instantie werden de oudere ankerbalkgebinten hiertoe veranderd. Bij Tussenlanen 11-13 uit 1661 werd in de 18de eeuw over de lengte van de boerderij langs de gebinten een strijkbalk aangebracht. Daar overheen
598 Haastrecht, Provinciale weg West 25. Ankerbalkconstructie in het bedrijfsgedeelte. Dwarsdoorsnede en gedeeltelijke langsdoorsnede.
Schaal 1:150. Opgemeten en getekend door J.J. Jehee, 1994.
Het eiken ankerbalkgebint met telmerken uit het eind van de 17de of begin van de 18de eeuw vormt de hoofdconstructie in de breedte. De gebintkoppelplaat met schoor, eveneens met telmerken, wijst op een langsconstructie die later algemeen wordt. De benamingen van de hoofdconstructies zijn in de tekening aangegeven.
| |
| |
599 Krimpen aan den IJssel, IJsseldijk 314, ‘Crimpenerhof’.
Langsgebintconstructie. Dwarsdoorsnede en gedeeltelijke langsdoorsnede.
Schaal 1:150. Opgemeten en getekend door J.J. Jehee, 1994.
De langsgebintbalk wordt hier gedragen door standvinken in de lengterichting van de boerderij. Van een dwarse hoofdconstructie is geen sprake meer. De benamingen van de hoofdconstructies zijn in de tekening aangegeven.
600 Ouderkerk aan den IJssel, IJsseldijk Noord 87.
Langsdraagconstructie. Dwarsdoorsnede en gedeeltelijke langsdoorsnede.
Schaal 1:150. Opgemeten en getekend door J.J. Jehee, 1994.
Deze constructie is uitermate eenvoudig uitgevoerd. Het schaarspant staat niet meer in de richting van de stijlen. Schoren en korbelen zijn bij deze langsconstructie niet meer toegepast. De benaming van de hoofdconstructie is in de tekening aangegeven.
601 Vlist, Oost Vlisterdijk 42.
Houtconstructie bedrijfsgedeelte. Dwarsdoorsnede en gedeeltelijke langsdoorsnede.
Schaal 1:150. Opgemeten en getekend door J.J. Jehee, 1994.
Van een gebintconstructie is hier geen sprake meer. Het is een moerbalk van muur tot muur, ondersteund door geschoorde stijlen. De benaming van de hoofdconstructie is in de tekening aangegeven.
| |
| |
602 Stolwijk, Beijerscheweg 75.
Dekbalkgebint. Dwarsdoorsnede en gedeeltelijke langsdoorsnede.
Schaal 1:150. Opgemeten en getekend door J.J. Jehee, 1994.
Bij het opnieuw optrekken van het bedrijfsgedeelte in de 19de eeuw is de gebintconstructie op een zeldzame manier verbonden door middel van pen- en gatverbindingen met het nokstijlspant. De benaming van de hoofdconstructie is in de tekening aangegeven.
603 Vlist, Oost Vlisterdijk 5.
Koestalprofiel met benaming van de verschillende onderdelen.
Schaal 1:200. Getekend door J.J. Jehee, 1994.
De onderdelen E (staak) en J (stalhout) komen vrijwel niet meer voor, aangezien zij door modernere materialen vervangen zijn.
werden de zolderliggers gelegd. Bij Provinciale weg West 21 en 25 te Haastrecht werden, om een lagere zoldering te verkrijgen, tussen de stijlen in de lengterichting van de boerderij balken geplaatst, de zogenaamde tussengebintkoppelplaten. Op een gegeven moment wordt de ankerbalkconstructie niet meer gebruikt. Aan de IJsseldijk 314 te Krimpen aan den IJssel, Crimpenerhof, werd een boerderij aangetroffen waarvan de houtconstructie in 19de eeuw tijdens een verbouwing vernieuwd is. Deze vernieuwing bestond uit een langsgebintbalk die ondersteund werd door standvinken. De boerderij aan de Provincialeweg Oost 30 te Haastrecht, gebouwd omstreeks 1890, had een gelijke constructie. Bij een late constructie in de boerderij IJsseldijk Noord 87 te Ouderkerk aan de IJssel wordt alleen nog maar volstaan met stijlen onder de onderslagbalk terwijl de korbelen achterwege worden gelaten. Over de langsbalk zijn de zolderliggers gelegd. Zelfs de spanten staan niet meer ter plaatse van de stijlen.
Oost Vlisterdijk 42, ook uit het laatste kwart van de 19de eeuw, is de gebintconstructie
604 Koestalverbreding bij Provinciale weg West 23A in Haastrecht waarbij door middel van een extra schoor de schoftboom naar binnen is geplaatst (foto RDMZ, 1994).
op een bijzondere manier gekoppeld aan het spant.
Ten gevolge van de modernisering van de stallen vanaf het eind van de 18de eeuw (zie boven) moest men de zijbeuken verbreden. Indien de zijbeuk al een behoorlijke breedte had leverde de modernisering voor de constructie geen veranderingen op. Indien de zijbeuk smal was, moest zij, ten koste van de middenbeuk, verbreed worden om genoeg ruimte aan de koeien te bieden. De groep, boes, voergang met staken, schoft- en knieboom werden richting middenbeuk geschoven en de gebintstijlen paste men daaraan aan. Hiertoe zaagde men de stijlen onder de ankerbalk af. Bij Achterbroek 71 werden de bestaande stijlen ter hoogte van de til afgezaagd. Het afgezaagde stuk verviel en werd vervangen door een nieuwe stijl die verder naar het midden onder de ankerbalk werd geplaatst. Via een dwarsconstructie tussen de opnieuw geplaatste stijl en de muur werd het stuk overgebleven stijl gevangen.
Bij Provinciale weg West 23A in Haastrecht is met enige variatie een gelijke oplossing bedacht.
605 Berkenwoude, Achterbroek 71.
Vertimmerd ankerbalkgebint.
Schaal 1:150. Opgemeten en getekend door J.J. Jehee, 1994.
De in donkere tint aangegeven onderdelen behoren nog tot de oude constructie. Door het naar binnen verplaatsen van een der stijlen is een smalle voergang ontstaan in plaats van de gebruikelijke voerdeel.
| |
| |
Een andere mogelijkheid voor een bredere zijbeuk was het naar buiten plaatsen en ophogen van de zijgevel(s), waardoor zij ten opzichte van het voorhuis uitsprongen. Een boerderij waar men de beide mogelijkheden heeft toegepast ligt aan de Beijerscheweg 12 te Stolwijk.
| |
Constructie van los- of aangebouwde schuren
Zoals vermeld zijn veel boerderijen in de 18de en 19de eeuw uitgebreid met grote schuren. Deze schuren zijn zowel een- als tweebeukig uitgevoerd. Ten opzichte van de oudere boerderijen zijn deze schuren zeer groot. Houtlengten van gebintstijlen en gebintplaten van ca 8,50 meter zijn geen uitzondering. Het aantal
606 Ouderkerk aan den IJssel, IJsseldijk Noord 244.
Plattegrond en doorsneden van de eenbeukige schuur.
Schaal 1:300. Opgemeten en getekend door J.J. Jehee, 1994.
De schuur is in het dijklichaam gebouwd. Vanaf de dijk wordt de schuur met hooi gevuld. De lage aanbouw diende als veestalling.
607 Bergambacht, Bovenberg 70-72.
Tussenbalkgebint van de 18de-eeuwse tweebeukige schuur.
Schaal 1:150. Opgemeten en getekend door J.J. Jehee, 1994.
Dit gebint uit 1762 is een afgeleide van het ankerbalkgebint. Bij deze constructie is de balk tussen de gebintstijlen ingepend zonder daarbuiten uit te steken. Deze constructie werd toegepast om wegrotten van de pennen te voorkomen. De benaming van de hoofdconstructie is in de tekening aangegeven.
| |
| |
gebintvakken varieert van twee (IJsseldijk Noord 244 te Ouderkerk) tot zes vakken (Bovenberg 70-72, Bergambacht).
De draagconstructie wordt gevormd door grenehouten ankerbalkgebinten dan wel tussenbalkgebinten. Naar gelang de omstandigheden in constructieve en functionele zin, zijn er variaties toegepast op het ankerbalkgebint. Bij de eenbeukige schuren is er sprake van een tussenbalkgebint. Hierbij zijn de pennen van de ankerbalk niet door de stijlen heen getrokken, maar is er een gesloten verbinding toegepast met pen en gat. Dit is gedaan om het inwateren van de verbinding tegen te gaan. Bij tweebeukige boerderijen worden beide constructies toegepast. Aan de gevelzijde de tussenbalkconstructie en aan de binnenzijde de ankerbalkconstructie. Al naar gelang het gebruik van de schuren is in sommige gevallen tussen de stijlen in de breedte een extra horizontale balk geplaatst zodat er sprake is van een verdieping. Bij Achterbroek 71 werd de onderruimte gebruikt als paardenstal en bij Bovenberg 56 werd deze ruimte benut als werkplaats. Bij de schuur van Bovenberg 70-72 was de houtzwaarte van deze constructie van dien aard, dat het gebruik van een waterzolder tot de mogelijkheden behoort. Bij de tweebeukige schuren staan de buitenstijlen op een stijlvoetplaat die op een funderingsmuur ligt. De binnenstijlen staan op bakstenen poeren. De lage gevels van de tweebeukige schuren zijn in verband met de veestalling uitgevoerd in baksteen. Wegens de houten gevelafwerking zijn tussen de stijlen verticale tussenstijlen aangebracht die lopen vanaf de stijlvoetplaat tot aan de gebintplaat.
Jongere schuren hebben nog al eens een mansardekap zoals de houten schuur van Beijerscheweg 78 uit 1889.
Bij de meeste schuren is geconstateerd dat bij de houtverbindingen vierkant gezaagd hout en rondhout door elkaar is toegepast.
| |
Kelders
De oudste boerderijen zijn voorzien van kelders met tongewelven (Tussenlanen 24 en Bovenberg 70 te Bergambacht). De oudere typen met een uitgebouwde opkamer daarentegen kunnen een kelder hebben met ribloze kruisgewelven.
Deze ruimte wordt dan verdeeld in twee (Provincialeweg Oost 15 te Haastrecht uit 1658) of in enkele gevallen in vier vakken (Oost Vlisterdijk 5). In het laatste geval is er sprake van een middenkolom. De gewelven bestaan uit eensteens metselwerk dat daarna gepleisterd is. Het vloerniveau van alle kelders ligt halverwege het maaiveld. Door de zijdelingse druk op de gevels zijn er gewelven die in elkaar geklapt zijn. Veel van deze keldergewelven zijn daardoor vervangen door een vlakke zoldering, zoals het geval is bij Tussenlanen 11-13 te Bergambacht.
In de loop van de 18de eeuw ging men er toe over om de kelders te overkluizen met troggewelven. Deze overwelving bestaat uit een enkelvoudige balklaag waarvan de vakken opgevuld zijn met gemetselde trogjes (Tussenlanen 11-13). In de late 19de en vroege 20ste eeuw verving men de houten balken door ijzeren profielen (Provinciale weg Oost 30 te Haastrecht). Om de bovenliggende stookplaats van de opkamer te ondervangen is bij de oudere boerderijen in de kelders een gemetseld gewelfje toegepast.
| |
Bouwmaterialen
Gezien de vroege aanwezigheid van steenbakkerijen in de Krimpenerwaard (eind 14de eeuw) ligt het voor de hand dat de oudste boerderijen al snel (gedeeltelijk) van baksteen zijn opgetrokken. Meestal was het woongedeelte van baksteen en de schuurwanden van hout. De vervanging van houten gevelonderdelen is in de Krimpenerwaard in een tamelijk vroeg stadium, waarschijnlijk al in de 18de eeuw, ter hand genomen. Dit kan te maken hebben met het feit dat het schuurgedeelte werd aangewend voor extra bewoning en de dagelijkse werkzaamheden zoals de kaasmakerij. De schuurruimte kwam vrij toen men vanaf de 18de eeuw op tamelijk grote schaal de boerderijen met grote schuren begon uit te breiden. Een mooi voorbeeld hiervan is Bovenberg 56 te Bergambacht.
Op de hoge, later aangebouwde schuren na is er weinig hout meer aan de gevels waargenomen. De boerderij aan de Bosweg 3 te Stolwijk vormt hierop een uitzondering. Deze 17e-eeuwse boerderij heeft nog de tot aan de voorgevel doorlopende gepotdekselde zijgevels.
Bij het bedrijfsgedeelte van de T-boerderij IJsseldijk Noord 209-210 zijn de zij- en
| |
| |
achtergevel van een houten bekleding voorzien. Een houten achtergevel aan het bedrijfsgedeelte is nog te zien bij de boerderij Opperduit 446.
Bij de vroege 17e-eeuwse boerderijen is aan de voorhuizen een klein formaat ijsselsteen toegepast, variërend van een rood tot oranje-gele kleur. De lagenmaat bij 10 lagen varieert van 47 tot 50 cm. Indien de baksteen in die tijd gelijkmatig van kleur is, kan het zijn dat de steen op kleur is uitgezocht. De muurdikte is meestal 1½ steens. Het metselverband is in de regel kruisverband. Op de hoeken en bij de vensteropeningen worden klezoren toegepast.
In de loop van de 17de en 18de eeuw verdwijnt de klezoor (kwart strek) in het metselwerk om plaats te maken voor de drieklezoor (driekwart strek). Dit gebeurt het eerst naast de vensteropeningen en later op de gevelhoeken. Pas in de late 18de eeuw wordt de steen strakker van vorm en de kleur wordt geler. Grotere steen, het zogenaamde waalformaat (21,8 × 10,7 × 5,2 cm) vindt toepassing in de loop van de 19de eeuw tot in de 20ste eeuw. De kleur wordt dan ook weer rood. De muurdikte varieert dan van één- tot 1½ steens. Bij reconstructies en restauraties worden de oude steensoorten en -formaten weer veelvuldig toegepast.
De oudste boerderijen zijn nooit gepleisterd geweest. De boerderij aan de Provinciale weg Oost 15 in Haastrecht (1658) heeft een roodgesauste gevel op een geel bakstenen ondergrond. Wanneer die kleurige afwerklaag gerealiseerd is valt niet te zeggen. De boerderij Oosteinde 12 te Berkenwoude uit 1667 had vóór de restauratie omstreeks 1940 eveneens een gesauste voorgevel. Pas in de 19de eeuw worden zowel de oudere (West Vlisterdijk 64) als de nieuwe boerderijen gepleisterd. Om het optrekkend vocht tegen te gaan heeft men veel boerderijen voorzien van een gepleisterd plint, dat grijs of zwart geschilderd kan zijn.
Zoals reeds vermeld zijn alle grote schuren die in de loop van de 18de en 19de eeuw gebouwd zijn, op de bakstenen voet na, voorzien van een houten beplanking. Deze zwart geteerde beplanking is horizontaal gepotdekseld aangebracht. Bij de oudere schuren zijn de planken in de breedte onregelmatig van afmeting variërend van 25 tot 40 cm. Deze oudere beplanking wordt later door machinaal vervaardigde rabatdelen vervangen.
| |
Dakbedekking
De meeste boerderijen hebben een afdekking van riet. Over de sporen van de kap worden rietlatten bevestigd waar het riet aan wordt vastgebonden met wilgetenen. Bij de 17de-eeuwse boerderijen zijn de rietlatten van gekloofd hout. Dit hout werd als half fossiel in de omgeving gevonden. De nok van het dak is afgedekt met gebakken rietvorsten. Het pannendak is een latere vooral 19de-eeuwse ontwikkeling in de Krimpenerwaard. Het dak van de schuur van Bovenberg 70-72 is door middel van dakpannen van het jaartal 1762 voorzien. In een enkel geval ziet men geglazuurde pannen, zoals bij het dak van de boerderij West Vlisterdijk 35.
Het wil nog wel eens voorkomen dat onder de pannen riet is gebruikt voor isolatie. Dit noemt men dan een ‘gelaterd dak’. Riet wordt ook gebruikt om de tochtgaten bij de muurplaten op te heffen. Aan de buitenzijde in de versnijding tussen muur en het dak worden dan rietbundels gebonden (Oost Vlisterdijk 5). Het gebruik van golfplaten als goedkope vervanging van riet heeft na de Tweede Wereldoorlog een grote vlucht genomen (Achterbroek 71, Benedenberg 105 en Bovenberg 70-72 (achterkant).
| |
Exterieur
Bij het bespreken van de verschillende boerderijtypen kwam het exterieur incidenteel al eens ter sprake. Hieronder wordt dat nog eens op een rijtje gezet. De oudste boerderijen uit het einde van de 16de en het begin van de 17de eeuw zijn opgetrokken uit een rode of geel-rode baksteen. De behandeling van het baksteenwerk der gevels is betrekkelijk sober. Van sierende details is maar weinig sprake. Als zij er al zijn, betreft het boogvormige ontlastingsbogen boven de vensters en de deuren, vaak in een tegengestelde kleur. Oost Vlisterdijk 21 is hiervan een voorbeeld: in het gele metselwerk zijn de ronde bogen in rood
| |
| |
608 Tussenlanen 11-13 te Bergambacht vóór restauratie. Opmerkelijk zijn de gebeeldhouwde natuursteenblokken in de vensterbogen en de driepasversiering in de topgevel (foto RDMZ, Scheepens, 1924).
weergegeven. Vrij uitzonderlijk voor de Krimpenerwaard is de versiering boven het verdiepingvenster van de woonkeuken in deze boerderij: hier is in het boogveld een driepas aangebracht.
De in de 19de eeuw verbouwde boerderij aan de Lageweg 45 te Ouderkerk aan den IJssel heeft desondanks een deel van haar vroeg 17de-eeuwse geveldecoratie bewaard: boven de voordeur en belendende vensters ziet men accoladebogen, bekroond met een gestucte Franse lelie. Die accoladebogen ziet men in dit deel van de waard vaker, zoals bij IJsseldijk West 73 en IJsseldijk Noord 252 te Ouderkerk.
Bij Tussenlanen uit 1661 zitten boven alle kozijnen korfbogen met gebeeldhouwde natuurstenen aanzet- en sluitstenen. De bogen in de middenrisaliet hebben de vorm van stompe spitsbogen. Het venster in de topgevel is bovendien
609 17de-eeuwse accoladebogen boven de (latere) voorgevelopeningen van Lageweg 45 te Ouderkerk aan den IJssel (foto RDMZ, 1994).
nog versierd met een driepas in het boogveld (vergelijk Oost Vlisterdijk 21, hierboven genoemd!) waarvan de toten eindigen in Franse lelies. De segmentvormige bekroning van de topgevel is restauratiewerk, evenals de roedeverdeling in de ramen en de meeste vensters in de zijgevels die ter plaatse van blindnissen zijn aangebracht. De sierankers dateren uit de bouwtijd. Op een van zijn aquarellen geeft Verheul de toestand van 1927 weer (Verheul, 126). Hieruit blijkt dat de korfbogen rood gekleurd waren en de gestucte plint een stuk hoger was aangebracht.
Ook van Bouwlust maakte Verheul een aquarel, in 1928, waaruit blijkt dat een hoge gestucte plint thans is verdwenen (Verheul, 127). Er is meer veranderd. Sedert een restauratie in 1939 zijn de staafankers in de gevels vervangen door gekrulde muurankers. De ramen hebben daarbij een 18de-eeuwse roedeverdeling gekregen.
De inmiddels zeer sterk verrestaureerde boerderij aan het Oosteinde 12 te Berkenwoude werd in 1667 gebouwd voor Claes Claesse Bijman en diens vrouw Trijntje Jans. Hun initialen en het jaartal staan in het deurkalf gesneden. Aan de gevelbehandeling is de 17de-eeuwse bouwdatum terug te vinden in de ronde ontlastingsbogen boven de vensters die ook hier met natuursteenblokken zijn verfraaid. Het is overigens niet de enige boerderij waarvan de initialen der bewoners in het deurkalf gesneden staan. West Vlisterdijk 17-18 heeft in het deurkalf de initialen CG en RD, alsmede het jaartal 1660.
| |
| |
610 Voordeur van West Vlisterdijk 17-18 met gesneden deurkalf (foto RDMZ, 1994).
Deuren en vensters uit de 17de eeuw zijn zeldzaam. Slechts in een enkel geval maar bleven zij bewaard. De kruiskozijnen in de voorgevels van Tussenlanen 11-13 en Oosteinde 12 te Berkenwoude zijn voor wat het bovenste deel betreft restauratieprodukten. De kloosterkozijnen, een verticaal tweelicht, met de fijn geprofileerde middendorpel in de rechterzijgevel van Bouwlust, Bovenberg 54-56, zijn zeker uit de bouwtijd 1671. De oude kloosterkozijnen van Tussenlanen 24 zijn na reparatie van het metselwerk weer teruggebracht in de kopgevel. De 17de-eeuwse boerderijen Bovenberg 90 en Lageweg 45 hebben in de geveltop een bolkozijn, een horizontaal tweelicht, eveneens een specifiek 17de-, vroeg 18de-eeuwse vorm.
Een versieringswijze die kenmerkend 17de-eeuws is treft men aan bij de L-vormige boerderij West Vlisterdijk 15-16. In de kopgevel van de uitbouw zijn metseltekens in de vorm van harten en dubbele ruiten aangebracht. Kattendijksblok 183 te Gouderak laat dit eveneens zien: op de rechtermuurdam zijn twee ruiten boven elkaar waarneembaar. Ter weerszijde van het zoldervenster van IJsseldijk Noord 252 te Ouderkerk hebben de metseltekens de vorm van harten, bij IJsseldijk 134 te Krimpen aan den IJssel die van ruiten. De bouwer van Provinciale weg Oost 15 te Haastrecht, de Theodorushoeve, heeft de bouwdatum met bakstenen in de geveltop laten metselen: 1658. Doordat de voegen van het jaartal thans gewit zijn, springt het duidelijk naar voren. Gekrulde of lelievormige muurankers verankeren de inwendige houtconstructie.
Specifiek 17de-eeuws zijn de vaak fraai gemetselde kelderlichten die eindigen in of met een boog en die beveiligd zijn met gedraaide spijlen. Goed te zien is dit bij de zijgevel van Schoonouwen 18-20 waar de kelderlichten in diepliggende korfbogen zijn opgenomen.
Het voorhuis van Bovenberg 70-72 heeft boven het verdiepingvenster van de keuken een gebeeldhouwd meisjeskopje uit de 18de eeuw, als herinnering aan een brand waaraan het kind ontsnapt zou zijn door uit dat raam te springen.
Was de decoratie aan de gevels in de 17de eeuw al niet uitbundig, in de 18de eeuw wordt de gevelafwerking vrijwel ongedecoreerd op de strekken of rollagen boven de vensters en vlechtingen langs de dakrand na. De kunstig gemodelleerde muurankers worden door staafankers vervangen of in het muurwerk weggewerkt.
De kruisvensters maken plaats voor schuifvensters met wisseldorpel halverwege (Provinciale weg Oost 99). Tot het midden van de 19de eeuw blijft dit zo. Het venster met betrekkelijk kleine glasruiten wordt vervangen door een zesruitsverdeling met brede middennaald (eerste helft 19de eeuw). Na het midden van de 19de eeuw worden de roeden dunner en treft men steeds meer een T-vormige indeling aan.
611 Asymmetrisch ingedeelde, midden 19de-eeuwse voorgevel met hoger opkamervenster aan de Achterbroek 47 (foto RDMZ, 1994).
| |
| |
612 Boerderij uit 1904 met een symmetrisch ingedeelde voorgevel aan Bovenkerk 41 (foto RDMZ, 1994).
613 Rechterzijgevel van West Vlisterdijk 15-16 met de metseltekens in de vorm van harten en ruiten (foto RDMZ, 1970).
Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw worden de voorgevels regelmatig van indeling. Dit hangt ondermeer samen met veranderingen in het interieur van de boerderij. Achter de voordeur lag niet meer direct de middenkamer maar een gang, geflankeerd door twee kamers. Voor de voorgevel had dit tot gevolg dat er ter zijde van de deur aan iedere kant een of twee vensters kwamen.
Waren de muuropeningen van de oudere boerderijen altijd onregelmatig in de gevel geplaatst, ook al omdat er aan één kant doorgaans een kelder met een opkamer was, die beide verlicht moesten worden, na het midden van de 19de eeuw veranderde dat. De plaats van de kelder en de opkamer kunnen wel gehandhaafd zijn, aan de buitenkant valt dat steeds minder op: het opkamervenster wordt op hetzelfde niveau gezet als de andere en de keldervensters verhuizen uiteindelijk naar de zijgevel, zodat een optimale symmetrische gevelindeling tot stand gebracht kon worden.
Langs de Provinciale weg te Haastrecht komt men een variant tegen. Vanaf het midden van de 19de eeuw rangschikt men de vensters en de deur zodanig in de
614 17de-eeuwse kelderlichten in de zijgevel van Schoonouwen 18-20 (foto RDMZ, 1968).
615 Provinciale weg West 39 te Haastrecht, waar de vensters en voordeur een op- en aflopende reeks vormen (foto RDMZ, 1995).
| |
| |
616 Een weinig voorkomende gevelbeëindiging aan boerderijen: de ingezwenkte lijstgevel, hier aan Middelblok 37 te Gouderak (foto RDMZ, 1994).
617 De plint van het voorhuis van Benedenberg 64-66 is met een slingerende stuclijst versierd. Op de verdieping een drievoudige neogotisch venster (foto RDMZ, 1994).
gevel dat zij een oplopende (en weer aflopende) reeks vormen (Oost 11, 15, 29, 87, 101 (met ojiefvormige strekken uit 1887!); West 33, 35, 39).
Een enkele boerderij kent in deze tijd geen beëindiging met een tuitgevel of een wolfdak, maar met een in- en uitgezwenkte lijstgevel, waarmee de gevel een zekere grandeur verkrijgt (Bovenberg 57, de Adriana Wilhelminahoeve, Bovenberg 94, Achterbroek 85-87, Middelblok 37 te Gouderak).
Het is ook omstreeks die tijd dat de geveldecoratie aanvankelijk bescheiden, maar na het derde kwart van de 19de eeuw heel uitbundig, terugkomt. Het begint met een betrekkelijk eenvoudige versiering van ‘sluitstenen’ boven de vensters en de deur en de invoering van gegoten rozetankers aan de gevel. De gestucte plinten worden versierd met ruiten of slingerende banden, met een koe en een paard.
Bovendien ziet men steeds meer de toepassing van verschillende kleuren baksteen in de vorm van banden en blokken en aan de strekken en bogen, van tegels in de boogzwikken boven de gevelopeningen, van gietijzeren roosters in de voordeuren en voor de ontluchtingsgaten van kaaskamers en -kelders. Het riet op de daken maakt plaats voor dakpannen, die bij de rijkste exemplaren geglazuurd zijn. Vooral de jongere boerderijen van iets voor en na de twintigste eeuwwende hebben kleurige voorgevels met gevarieerde en kunstig uitgezaagde windveren met makelaars en samengestelde vensters op de verdieping. De samengestelde vensters, die doorgaans een driedeling kennen waarbij het middelste hoger is dan de beide zijstukken, komen in vele varianten voor: plat, met spitse bogen, met
618 Een driedelig spitsboogvenster uit 1877 bij Oost Vlisterdijk 18 (foto RDMZ, 1994).
619 Benedenkerk 76 met de grote ventilatieroosters in de zijgevel (foto RDMZ, 1994).
| |
| |
621 Stucversiering in de vorm van een paard op de plint van Oost Vlisterdijk 42 (foto RDMZ, 1994).
620 ‘Vreede en Rijckdom’, een boerderij uit 1904 aan de Beijerscheweg 11 (foto RDMZ, 1994).
622 Een variant op het driedelige spitsboogvenster aan Benedenkerk 66 uit 1909 (foto RDMZ, 1994).
ronde bogen, een combinatie van de twee, gedrieën gevat in een grote boog met tegels in de zwik. Door de hele Krimpenerwaard heen ziet men op verschillende plaatsen dezelfde motieven aan vensters en houtsnijwerk terugkeren. De windveren werden bijvoorbeeld met behulp van mallen gemaakt. Bij een timmerbedrijf aan de Achterbroek 20 in Berkenwoude worden de mallen nog bewaard. Mooie voorbeelden vindt men langs Het Beijersche, Benedenheul en Benedenkerk, Bovenkerk en de Achterbroek. Een dergelijke gevelafwerking aan het eind van de 19de eeuw is overigens niet karakteristiek voor de Krimpenerwaard. Meer naar het oosten, in de Lopikerwaard tot aan het Vechtplassengebied treft men de drievoudige bovenlichten en de gefiguurzaagde windveren aan de boerderijen aan.
Dezelfde of bijna dezelfde raamvormen treft men bij verschillende boerderijen steeds weer opnieuw aan. Spitsboogvensters blijken favoriet, zoals te zien is aan bijvoorbeeld aan Oost Vlisterdijk 11, 18 (1877) en Benedenberg 64-66. West Vlisterdijk 43 vertoont een eenvoudiger variant.
Bonrepas 15 en Oost Vlisterdijk 38 uit 1900 hebben dezelfde drievoudige bovenlichten, waarbij het middenstuk een driepas en de zijstukken een ronde beëindiging hebben. De soorten bovenlichten zijn legio.
Dezelfde raamvormen konden een aantal jaren in gebruik blijven zoals te zien is
623 Een klassiekere versie van het driedelige bovenlicht is te zien bij Koolwijk 35 (foto RDMZ, 1994).
bij de gedateerde boerderijen aan de Benedenheulseweg 58 uit 1909, nr. 35 uit 1913 en nr. 29 uit 1928, waarbij het middenstuk een spitsboog heeft en de beide zijstukken een golvende belijning.
Veel boerderijen zijn in dit opzicht een nadere bestudering waard. De boerderij Benedenkerkseweg 76 van rond 1900 verenigt bijvoorbeeld alle hiervoor opgenoemde elementen in zich. De van rode baksteen opgetrokken voorgevel is symmetrisch van indeling. De getoogde vensters en voordeur hebben strekken van helder rode baksteen verlevendigd met gestucte en versierde blokken. Het samengestelde venster op de verdieping wordt door een hoge boog bekroond, waarin een tegelpatroon is aangebracht. In de van gele baksteen opgetrokken zijgevels zijn de strekken boven de vensters van rode steen. De kelderluiken zijn zeer bescheiden in de plint en verder in de zijgevel te vinden. Het vertrek hierboven is kennelijk als koele ruimte (kaasopslag?) in gebruik (geweest), waar gietijzeren ventilatieroosters in de zijgevel nog op wijzen. Het overstekende zadeldak
| |
| |
624 Stalgevel met mestluiken en stalvensters afgewisseld bij Tussenlanen 24 (foto RDMZ, 1978).
is met pannen belegd. Het overstek is met fijn zaagwerk en een makelaar versierd. Opmerkelijk in dit opzicht is ook de boerderij aan de Beijerscheweg 78. De voorgevel is opgetrokken van gele baksteen, doorspekt met rode bakstenen banden. Zij heeft een trapgevel met negen trappen met betonnen afdekplaten en een samengesteld venster in een grote ronde boog in de geveltop. Hierboven staat de naam en de bouwdatum: ‘Cornelishoeve 1889’. Op de top heeft men een klok en anno 1903 geschilderd. Boven de ramen zitten rood-witte hanekamstrekken.
Uit 1904 is Beijerscheweg 11, de boerderij ‘Vreede en Rijckdom’. De voorgevel is uit donker rode steen met helder rode banden en togen en witte blokken. Langs de dakrand lopen de windveren die versierd zijn met sterren, windmolen-achtige kruisen en langgerekte voluten.
In windveren zit veel variatie. Te vermelden vallen: Beijerscheweg 69 uit 1900 en nr. 38 (ca 1890) met opengewerkte lamberkijns; Schoonouwenseweg 3 (1904) en 22 (1884) met kantachtige windveren; Bonrepas 15 (ca 1890): golvende windveren en pijlvormige lamberkijns
Dit soort gevelbehandeling is niet voorbehouden aan de grote rechthoekige boerderij. Ook bij de eenbeukige daglonerswoningen ziet men het regelmatig.
Over de behandeling der zijgevels valt minder op te merken. Over het algemeen zijn zij over de hele linie van woon- en bedrijfsgedeelte opgetrokken van baksteen. Slechts in één geval is er een boerderij gevonden met houten zijgevels, de in oorsprong 17de-eeuwse boerderij aan de Bosweg 3 te Stolwijk.
Volledig houten schuurwanden komen zeer sporadisch voor, tenzij het hier losse bouwlichamen betreft. Wel ziet men bij een aantal bedrijfsgedeelten dat het bovenste deel van hout is. Hierin zijn de hooiluiken opgenomen. De wanden van het bedrijfsgedeelte zijn voorzien van stalramen (halfrond en getoogd met ijzeren roedeverdeling of van beton) en in een enkel geval, vooral bij de wat oudere exemplaren, van houten raampjes en mestluiken. Hoewel de stallen van de oude boerderijen in de 19de eeuw gemoderniseerd zijn waarbij er achter de groep een kruipad werd aangelegd waarover men de mest via de achtergevel naar buiten kon kruien, handhaafde men meestal toch de mestluiken. Bij de jongere boerderijen ziet men geen mestluiken in de zijgevels meer.
| |
| |
Ook de achtergevels zijn over het algemeen van steen. Men ziet hier doorgaans drie (smalle) deuren: twee mestdeurtjes en een deur die toegang biedt tot de deel. Dubbele deeldeuren in de achtergevel komen in de Krimpenerwaard bijna nooit voor. Zij zijn door een enkele deur van ongeveer anderhalve meter breed vervangen. Dit heeft te maken met het feit dat de wagens niet meer over de deel naar binnen hoefden te rijden: de meeste opslag (van hooi) geschiedde buiten het ‘hoofdgebouw’, in hooibergen of in grote (aangebouwde) schuren. Op de balken van de stal werd ook getast. Men ziet dan in de eindgevel, evenals in de zijgevels een hooiluik op de verdieping.
| |
Interieur
Een oorspronkelijke indeling van de plattegrond is bij de boerderijen nog wel eens te vinden, de afwerking van de interieurs is in de loop der tijden aan de eisen van de moderne tijd aangepast. Balklagen verdwenen onder verlaagde plafonds, vooral in de hoge middenkamers. De schouwen in het voorhuis werden afgebroken. Dat ze er geweest zijn bewijzen dan de grote schouwboezems op de zolder. Bedsteden raakten in onbruik en verdwenen. In een aantal gevallen is de aankleding van de woonkeuken in het achterhuis met tegels en tegeltableaus wel bewaard gebleven.
| |
De tegels
Een aantal boerderijen in de Krimpenerwaard heeft ondanks verbouwingen en moderniseringen een geheel of gedeeltelijk betegelde schouwwand bewaard. De vroegste dateren uit het midden van de 17de eeuw, de laatste zijn uit het eind van de 19de.
Tegels konden zowel een decoratieve als een didactische waarde bezitten, het laatste met name wanneer de tegels met bijbelse voorstellingen geschilderd waren. De toepassing van tegels in de interieurs was overigens niet beperkt tot de schouwwanden. Men vindt ze ook terug aan de plinten en - in mindere mate -
625 Bedstedewand in de middenkamer van Oost Vlisterdijk 17 (foto RDMZ, 1994).
| |
| |
626 Grote schouw in de boerderij Provinciale weg West 23A te Haastrecht uit de late 18de eeuw. In het midden zit de roetbaan met een bloementableau. Deze wordt door pilasters geflankeerd. De omlijste blauwe tegeltableaus te weerszijden zijn later ingebracht (foto RDMZ, 1994).
aan overige muurvlakken. Dit had mede een bouwkundige reden: door het optrekkend vocht smetten de muren. Het aanbrengen van tegels op plinten en tegen muurvlakken was de aangewezen oplossing.
De mate en aard van toepassing van de tegels hing samen met de ter beschikking staande ruimte. De 17de- en 18de-eeuwse schouw met boezem had de boezembalk op een hoogte van ongeveer 1,80 meter. De hoogte van de daarachter liggende stookwand werd met decoratieve tegels bekleed. In het midden bracht men een roetbaan aan van donkerder ‘schildpadtegels’.
Tot globaal de tweede helft van de 18de eeuw bevond zich het woongedeelte in het voorhuis. Betegelde schouwen uit de 17de en 18de eeuw worden dan ook alleen daar aangetroffen.
In de eerste helft van de 17de eeuw vindt men tegels met veelkleurige vogel- en bloemmotieven met hoekvullingen of omlijstingen als kwadraten, kandelabers, cirkels, fleur-de-lis en ossekop of eikeblad. Na de tweede helft van deze eeuw
627 Tegeltableau met rivierlandschap uit het midden van de 19de eeuw in West Vlisterdijk 32 (foto RDMZ, 1994).
628 Tegeltableau met de Verrijzenis van Christus in de boerderij Beijerscheweg 75 te Stolwijk (foto RDMZ, 1977).
| |
| |
629 19de-eeuwse tegeltableaus met landman met koe en paard aan weerskanten van de schouw in Oost Vlisterdijk 5 (foto RDMZ, 1994).
maken zij plaats voor blauwe tegels met diverse versieringen. De invoer van Chinees porselein vanaf het eerste kwart van de 17de eeuw heeft zeker een grote invloed gehad op de kleur van en het patroon op de tegels. Op de blauwe tegels verschijnen Chinese versieringsvormen, zoals de Chinese tuin, afbeeldingen van Chinezen en de zogenaamde Wan-Li hoekvulling.
Naast blauwe tegels komen na het midden van de 17de eeuw mangaankleurige (paars-bruine) tegels in de mode, die in een nuancering van heel licht tot bijna zwart werd gebruikt. Een combinatie van beide varianten is de tegel met een blauwe beschildering in een cirkel waarbij de omlijsting met mangaankleurig penseelstreken werd ingevuld.
Het tegelpatroon veranderde in de 18de eeuw ingrijpend. Werden tot dan enkele tegels met voorstellingen toegepast, nu worden er tegeltableaus samengesteld en aangebracht op en naast de schouwboezem. Veelal gaat de bekleding van de schouwwand bestaan uit witte tegels met daarin verwerkt enkele tableaus en/of twee enkele of dubbele pilasters van twee tegels breed en twaalf tot dertien tegels hoog, versierd met druiveranken en dieren. De pilasters worden afgesloten met een (Ionisch) kapiteel. Op de basementen zijn landschapjes of pastorale scènes geschilderd. Druiverankpilasters met mensen en dieren daartussen noemt men ook wel ‘levensbomen’. Zij komen in dit deel van Zuid-Holland vaker voor. De wanden omlijst men met randtegels.
In het laatste kwart van de 18de en in de 19de eeuw veranderden de vertrekken in de boerderij van functie, hierboven kwam dat al diverse malen ter sprake. De kaasopslag werd naar het voorhuis verplaatst, het gezin verhuisde naar de ruimtes achter de brandmuur. De oude stookplaatsen in het voorhuis werden vrijwel altijd afgebroken. Achter de brandmuur werden nieuwe stookplaatsen gemaakt. De hoge open schouw met geprofileerde boezembalk verdwijnt en maakt plaats voor kachels. De boezem wordt lager en smaller. Op en naast de boezem verschijnen forse tableaus die met een sierrand in de vorm van een koord of bloem- en bladwerk worden omlijst. De tableaus vertonen scènes uit het dagelijks boerenleven - rivierlandschap met koeien en boerderijen - of thema's uit het Oude en Nieuwe Testament. In diverse boerderijen in Haastrecht en Vlist vindt men aan de schouwen een Lopikerwaardse variant: hier zijn de hoeken van de schouwboezem met een koperen strip afgewerkt.
Naast de kolommen verbeeldt men een koe en een paard, een kat met een muis in de bek en een zittende hond. Soms staat er bij de tableaus een tekst zoals ‘deze kat en eet niet’ en ‘dese hond, bewaakt het huis’. Bovenaan de wanden ziet men nog al eens veelkleurige kanariekooien weergegeven met (Utrechts) en zonder torentjes (Rotterdams).
Grote polychrome tegeltableaus worden weer na 1850 geschilderd. De voorstellingen zijn dezelfde als daarvoor: scènes uit het Oude en Nieuwe Testament,
| |
| |
uit het dagelijks leven op de boerderij en de landman of boerin met koe en paard. Het is een laatste poging de reeds tanende tegelindustrie nieuw leven in te blazen. Een laatste opleving vond plaats in de jaren 1890-1910, waarbij de Art-Nouveau, met name bij het woonhuis, een uitbundige tegeldecoratie voorschreef.
| |
De plaats van vervaardiging en de makers
De tegels zoals die in de Krimpenerwaard aangetroffen werden blijken met name gebakken te zijn in Rotterdam en Gouda (de oudste) en Utrecht (vooral na 1750).
Over de schilders is nog maar weinig bekend. Tegels zijn in de Krimpenerwaard zelden gesigneerd. Een uitzondering is de Rotterdamse tegelbakker I. van der Wolk die zijn werk in de boerderij Bovenberg 56, een veelkleurige pendule, voluit signeerde. In Utrecht zijn het G.H. van Griethuizen en A. Turel die hun Franse pendules uit de 18de en 19de eeuw van een signatuur voorzagen. Op andere stukjes ziet men wel initialen: in de halsband van de kat op een tableau dat zich in Benedenberg 81 bevindt, zijn de letters LVS te zien. Het is nog niet bekend waar zij voor staan.
Hun onderwerpen ontleenden de tegelschilders nogal eens aan prenten. Voor afbeeldingen van vogels maakte men bijvoorbeeld gebruik van het grafische werk van de Antwerpse kunstenaars Adriaen Collaert (1560-1618) en Marcus Gheeraerts. Voor de tegels met soldaten werd gebruik gemaakt van het werk van Jacob de Gheyn, verbeeld in de ‘Wapenhandelinghe van Roers, Musqetten ende Spiesen’ (1607-1608). Zeer populair waren de afbeeldingen in het werk van Pieter H. Schut, Toneel ofte Vertooch der Bijbelse Historiën uit 1659 en van J. Luiken, Het Menselyk Bedryf uit 1694.
| |
De verschillende types tegels en tableaus in de boerderijen
In de boerderij aan de Lageweg 45 te Ouderkerk is een gedeelte van een vroeg
630 Schouw met 17de-eeuwse ruittegels en bloempottegels op de plint in de linkerzijkamer van Bovenberg 54 (foto RDMZ, 1994).
631 Originele betegelde schouw met koperen strips langs de hoeken van de boezem in West Vlisterdijk 32 (foto RDMZ, 1994).
| |
| |
17de-eeuwse tegelwand in het voorhuis bewaard gebleven. De schouw bestond uit een rookbaan van mangaankleurige schildpadtegels in het midden, geflankeerd door zijvelden van vier tegels breed met veelkleurige vogel- en bloemmotieven. De schildpadtegels zijn inmiddels vervangen door witte tegels, de gepolychromeerde, overigens willekeurig geplaatste, tegels zijn nog wel aanwezig. Het is vrijwel zeker dat deze tegels afkomstig zijn uit de werkplaats van de tegelbakkerij De Swaen aan de Oosthaven te Gouda. Tijdens graafwerkzaamheden ter plaatse zijn fragmenten gevonden van aardewerk en tegels met overeenkomstige voorstellingen en met een Franse lelie als hoekvulling (fragmenten worden in het depot van het Catharina Gasthuis bewaard). De voorstellingen op de tegels zijn ontleend aan het grafische werk van de Antwerpse kunstenaar Adriaen Collaert (Holtkamp, 1992, 10-32).
De boerderij Bouwlust, Bovenberg 54-56 te Bergambacht, heeft in de gang betegeld plinten met polychrome bloemen. De plinten in de linkerzijkamer zijn van blauwe bloempottegels voorzien. In deze kamer bevindt zich een schouw, waarvan de betegeling waarschijnlijk van de bouwtijd (midden 17de eeuw) dateert: de rookbaan is in visgraatmotief gemetseld. Aan beide zijden zit een baan van vier tegels breed en dertien hoog met een ruitmotief in blauw.
Het voorhuis van de boerderij Tussenlanen 13 uit 1661 is in de jaren veertig van deze eeuw door de toenmalige eigenaar integraal van tegels voorzien, zodat niet meer na te gaan is welk er van oorsprong in gezeten hebben. De stookplaats in de linkeropkamer heeft een 17de-eeuwse betegeling met een paar opmerkelijke blauwe pilaren bestaande uit een meermin en een meerman van een tegel breed en tien tegels hoog. De onderste tegel nr. 1 en de twee bovenste, de nrs. 12 en 13 ontbreken (Hoynck van Papendrecht, 65).
Vermeldenswaard in de eerste helft van de 18de eeuw zijn de schoorsteenpilasters in de boerderij Tussenlanen 33-35 die aan de ene kant versierd zijn met de wapens der Zeven Provinciën en aan de andere kant met die der zeven grote steden van de provincie Holland, Dordrecht, Haarlem, Delft, Leiden, Amsterdam, Gouda en Rotterdam. De pilasters zijn zeker uit een Rotterdamse fabriek afkomstig.
Een grote over de volle breedte en hoogte betegelde, laat 18de-eeuwse, schouw bevindt zich in de boerderij Provinciale weg West 23A te Haastrecht. Opmerkelijk bij deze schouw zijn de zeer brede pilasters aan weerskanten van de roetbaan. Het zijn getorste kolommen waar zich omheen wijnranken slingeren met daarin vogels en putti met een muziekboek, een fluit en een snaarinstrument. Op het basement van drie tegels hoog is een koningspaar afgebeeld. Deze pilasters worden met een Ionisch kapiteel bekroond. De roetbaan bestaat uit zes rijen schildpadtegels met in het bovengedeelte een tableau met bloemenvaas van twintig tegels. Linksonder in de schouw een zittende kat met daarboven een koe en rechtsonder een hond met daarboven een paard. Deze vijf tegeltableaus zijn in blauw geschilderd en zijn, opmerkelijk genoeg niet uit de buurt afkomstig, maar vervaardigd in de werkplaats van Kingma in Harlingen. De zijwanden van de schouw zijn eveneens betegeld. Zij beginnen met een enkele pilaster van dertien tegels hoog. De pilasters zijn van ranken voorzien waartussen spelende putti. Op het basement van drie tegels hoog is de Hoop verbeeld. Verder in de zijwanden een stel bloemenvazen van ieder twaalf tegels. Alle tableaus hebben een omlijsting van mangaankleurige randtegels, die zich tevens bevinden aan de bovenzijden van de zijwanden.
In de boerderij Tussenlanen 24 is de schoorsteen in de woonkamer achter de brandmuur met tegels uit het eerste kwart van de 19de eeuw versierd. Het geheel is een fraaie compositie van tableaus en enkele decoratieve tegels. Op de boezem is een tableau aangebracht van 35 tegels met de voorstelling van Christus met de Samaritaanse vrouw bij de waterput, afgeboord met een staaflijst en rozetten op de hoeken. Links en rechts ter hoogte van de schoorsteenmantel de bekende boer met paard en met koe, omlijst met figuratieve randtegels en rozetten op de hoeken. De linkerzijde van de tegelwand wordt begrensd door tegels met bijbelse voorstellingen in achtkantige omlijstingen. In de rechterzijwand zit boven het afvoerkanaal van een voormalige bakoven (?) of een hangschouw een tegeltableau met de Zondeval. Ook dit tableau is omlijst met een staaflijst. De hangschouw
| |
| |
633 Tableau van Christus en de Samaritaanse vrouw in Tussenlanen 24 (foto RDMZ, 1994).
632 Overzicht van de vroeg 19de-eeuwse tegelwand in de middenkamer van Tussenlanen 24 (foto RDMZ, 1994).
634 Tegeltableau uit 1854 met ‘Vader Jakob’ in West Vlisterdijk 32 (foto RDMZ, 1994).
heeft figuratieve randtegels en rozetten op de hoeken. Aan de rechterkant wordt de wand afgesloten met een verticale baan met bijbelse tegels als links. In de voorkamer zit een lambrizering van blauwe tegels met herders en herderinnen op een plaats die ooit als bedstee en kast gediend heeft.
De tegelwand in de boerderij West Vlisterdijk 32 is nog compleet aanwezig en rijk gedetailleerd. Op de boezem staat weer een bijbels tafereel van 56 tegels met op
| |
| |
een band onder aan de voorstelling de spreuk ‘het land te bouwen is mijn lust, mijn hart en zinnen zijn belust, te woonen bij het woelend vee, gelijk als vader jacob dee’. Hiernaast ziet men het jaartal 1854. Linksonder staat de herder bij zijn schaapskudde, linksboven zit een vrouw een koe te melken en middenonder loopt een man met een melkkan. Dit alles onder het toeziend oog van vader Jacob. Boven dit tableau is de bekende kanariekooi geplaatst. Links van de schouwboezem zit een landschappelijk tableau van twintig tegels met op de achtergrond een stellingmolen en een huisje, op de voorgrond water waarin een boot met twee vissers. Aan de rechterkant van de schouwboezem een tableau waarop een landschap met huizen en water is verbeeld. Alle tableaus zijn met een staaflijst en rozetten omgeven.
Een fraai voorbeeld van een gepolychromeerd tableau bevindt zich in de boerderij Benedenberg 64-66. Op de boezem van de schouw in de voormalige woonkeuken is een tableau van 56 tegels aangebracht. Op de achtergrond boerderijen, in het middengedeelte ploegende boeren en wandelende mensen en op de voorgrond koeien. Verder nog de gebruikelijke tableaus, kat en hond en boer met koe en paard.
| |
Vloeren
Er zijn maar weinig boerderijen die nog orginele vloeren bezitten. De meeste zijn vernieuwd. De bedrijfsgedeelten kregen nieuwe betonvloeren of werden samen met groepstallen van een laag cement voorzien. De kaaskamers van de boerderijen aan de Oost Vlisterdijk 17, 42 en Provincialeweg 15 te Haastrecht hebben nog een mooie plavuizen vloer. Het bedrijfsgedeelte van Bovenberg 56 en Oost Vlisterdijk 42 heeft een vloer van klinkers. Een mooie gemetselde groep valt alleen nog maar te bewonderen in het museum Crimpenerhof aan de IJsseldijk 314 te Krimpen aan den IJssel.
635 Tableau met kat. Detail van een betegelde wand in de boerderij Bouwlust aan de Bovenberg 54-56 te Bergambacht (foto RDMZ, 1994).
|
|