| |
| |
| |
Bedrijfsgebouwen
In het midden van de 19de eeuw was de bescheiden industriële bedrijvigheid in de Alblasserwaard duidelijk te overzien. In de Binnenwaard was het voornamelijk vee- en hennepteelt waar men zich mee bezig hield. Van ‘industrie’ was eigenlijk geen sprake, of het moesten de verschillende kleine timmermanswerkplaatsen zijn waar onderdelen vervaardigd werden voor molens en voor in de in waard veel gebruikte schouwen. In Ottoland vermeldt Van der Aa een dergelijk bedrijfje (Van de Aa, deel N-O, 642). Ook in Overslingeland was een timmerbedrijf voor lokale behoeften aanwezig (Mollema, 55). Te Elshout bevond zich wel de bekendste fabrikant van molenroeden, die omstreeks 1850 niet meer van hout maar van ijzer gemaakt werden, namelijk de firma Gebr. Pot. Langs de rivier in Alblasserdam, Kinderdijk, Nieuw-Lekkerland tot aan Streefkerk toe was het de scheepsbouw met toeleveringsbedrijven als touwslagerijen (Alblasserdam en Streefkerk), die de voornaamste industriële activiteit vormde. Aan de zuidkant van de Alblasserwaard hield men zich bezig met rijshout- en rietkwekerijen, griendcultuur en hoepelmakerijen en waren het de dijkwerkers en baggeraars die de industrie-nijverheid ter plaatse bepaalden (Giessendam, Hardinxveld en Sliedrecht).
Alleen in Gorinchem was de bedrijvigheid gevarieerder. Hier handelde men in koren, aardappelen, hennep en zuivel en hield men zich met de visvangst bezig, met name de zalm. Er waren in het midden van de 19de eeuw dan ook drie zalmrokerijen in de stad. Van de Aa maakt voorts melding van een aantal brouwerijen en mouterijen, twee kunstazijnmakerijen, vier leerlooierijen en een taanderij, scheepstimmerwerven en ondersteunende bedrijven als zeilmakerijen en een touwslagerij, een zeepziederij, een zijdefabriek, wel vier boekdrukkerijen en twee steendrukkerijen en tenslotte een aantal industriemolens, zoals houtzaagmolens, oliemolens, koren-, mout- en pelmolens. Een aantal jaren later komt daar nog de suikerindustrie en een tamelijk belangrijke tabaksverwerkingsnijverheid bij. Tegen het eind van de 19de eeuw groeide het aantal bedrijven. Waren aanvankelijk de bedrijven binnen de stadsomwalling gevestigd, vanaf het eind van de 19de eeuw verrezen de stichtingen aan de west- en de noordkant van de stad. Een van de belangrijkste was een fabriek van stoomwerktuigen die in 1881 gesticht werd door De Vries Robbé. Een deel van de immense bedrijfsruimten van het in de jaren '70 ten onder gegane bedrijf ligt nog langs de Linge. Ook aan de Linge lag sedert 1871 de beetwortelsuikerfabriek van de firma Jäger-Ravenswaaij en Co, later Hollandia. Hiervan staat nog een groot uit rode baksteen opgetrokken gebouw met getoogde ijzeren ramen uit 1895 tussen de nieuwe opstallen die bij een chemisch bedrijf in gebruik zijn (Feis, 62, 64-65).
In de 20ste eeuw kwamen in en rond Gorinchem nog bedrijven bij als melkfabrieken, stoomwasserijen, een machinefabriek, een kruiwagenfabriek, een kalkzandsteenfabriek, een koekfabriek en een staalkabelfabriek als voortzetting van de touwslagerij.
Bij Alblasserdam werd het giet-, wals- en draadtrekkersbedrijf Nedstaal (de NV Nederlandsche Kabelfabriek) in 1938 gebouwd in de buitenpolder Ruigenhil.
| |
| |
| |
Literatuur
Van der Aa, diverse delen; Busch, A.J., Molens in Gorinchem, Gorinchem 1978; Feis, B.R. en P. Nijhof, Bedrijfsgebouwen in het Groene Hart van Holland; een verkenning van monumenten van bedrijf en techniek in Midden-Holland en West-Utrecht, Zwolle 1983; Korpel, A., Historie houtzaagmolen ‘Ons Genoegen’, Alblasserdam 1987; Mollema-Gons, J.M.K, en M. Mollema, Overslingeland een buurtschap, Noordeloos 1990; Nijhof, P., ‘Bedrijfsmonumenten in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden’, Alblasserwaard en Vijfheerenlanden, jaarboek 1985, Utrecht 1984, 49-57; Schakel; Verheij, B.A., ‘De drinkwaterleiding der gemeente Hardinxveld’, in: Gas en Water 8 (1924), 297-300); Visser, H.A., Land van polders en molens, Ameide 1982; Visser, H.A.,
‘N.V. Alblasserdamsche waterleiding Alblasserdam 1905-1955. Vijftig jaar particuliere drinkwatervoorziening’, in: Water 39 (1955), 343-347; Wonen in de watertoren, Gorinchem 1984.
| |
Nutsbedrijven
Naast genoemde industriegebouwen rekent men tot de monumenten van industriële archeologie de complexen die verband houden met de ontwikkelingen van de infrastructuur, zoals stations en gebouwen ten behoeve van openbare voorzieningen als gas, water en elektriciteit, ook wel ‘nutsbedrijven’ genoemd.
| |
Pompen en Watertorens
Vóór de komst van de waterleiding hadden alle steden en dorpen openbare pompen. De meeste zijn verdwenen. Een enkele is teruggebracht, waarbij men de oude onderdelen weer toepaste, zoals bij de pomp voor het raadhuis van Ameide.
434 Gorinchem, pompen.
Voor- en zijaanzicht van de pompen aan het pand Revetsteeg 1 / Molenstraat 38A en Pompstraat tussen de nrs. 1 en 3.
Schaal 1:100. Tekening T. Brouwer, 1989.
435 Noordeloos, dorpskern met lantarn/pomp (foto RDMZ, 1991).
| |
| |
436 Gorcumse stadspomp naast Arkelstraat 28 (foto RDMZ, 1991).
Gorinchem heeft nog enkele stadspompen. Zo staat tussen Pompstraat 1 en 3 een bijzonder pompgebouwtje. Het is een vierkant bouwwerkje van natuursteen onder een lessenaardak. De tromp is van ijzer, evenals de zwengel. De pomp is aan de voorzijde op een rolwerkcartouche gedateerd 1607. Naast Arkelstraat 28, de voormalige St. Nicolaaskapel, is een moeilijk dateerbaar restant van een waterpomp met koperen tromp en ijzeren zwengel. Een stadspomp met het wapen van Arkel op de zwengel bevindt zich naast het pand Revetsteeg 1, aan de Molenstraat.
Een opmerkelijke combinatie van een gietijzeren pomp en straatlantaarn staat midden in de kern van Noordeloos op de brug van de Botersloot. De oorspronkelijke pomp/lantaarn dateerde uit 1902 (Schakel, 320). Na de Tweede Wereldoorlog is hij door een moderne stalen lichtmast vervangen. De huidige pomp, die een replica is van de oude dateert van na 1973. Het object bestaat uit een rechthoekig onderstuk op een basement met appliques van festoenen. Hierboven staat een ronde schacht, waarop de lantaarn is gezet.
Vanaf 1886 kregen verschillende gemeenten in de Alblasserwaard een eigen drinkwatervoorziening. De waterleidingcomplexen bestonden uit een watertoren voor wateropslag en waterdruk, een pompstation om het water de toren in te pompen, filterbedden en bezinkbassins ten behoeve van de waterzuivering en dienstwoningen voor de machinist, de stoker en de opzichter. In de loop van de tijd werden die complexen vernieuwd en uitgebreid om in de jaren zeventig van deze eeuw bijna allemaal opgeheven te worden, aangezien de exploitatie centraal overging naar de Stichting Drinkwaterleidingbedrijf ‘De Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden’ te Meerkerk. In 1990 is de exploitatie overgegaan naar de watermaatschappij Zuid-Holland Oost te Gouda.
De watertorens zijn alle bewaard gebleven. Tot 1905 werden zij van baksteen opgetrokken en gedecoreerd volgens de toen heersende stijlopvattingen. De toren te Gorinchem is onder andere een fraai voorbeeld van een toren in neorenaissance-stijl. De constructie is bij alle bakstenen torens dezelfde: de muren met een ronde doorsnede zijn dragend en het uitkragende reservoir is van ijzer samengesteld, maar van een bakstenen ommanteling voorzien. De eerste betonnen toren werd in 1915 te Nieuw-Lekkerland gebouwd. Hier werd een betonskelet van kolommen en dwarsbalken toegepast, met vullingen van beton. De betonnen wanden van de torens te Boven-Hardinxveld en te Meerkerk zijn weer dragend. De doorsneden van de betonnen torens zijn dan niet meer rond maar gevarieerd van vorm: vier-, zes- en achtzijdig. Zeer opmerkelijk en betrekkelijk zeldzaam in Nederland is het vierkante reservoir van de watertoren te Boven-Hardinxveld.
In Gorinchem werd op 27-7-1886 het waterleidingbedrijf in gebruik genomen. Aan de Visserslaan was tussen 1885 en 1886 naar ontwerp van J. Schotel een watertoren gebouwd. Het complex was voorts voorzien van bezinkbassins, zandfilters en twee opvoerwerktuigen. Die bestonden uit zuig- en perspompen, aangedreven met Cornwall stoomketels. Zij stonden in een ketelhuis aan de noordkant van de toren. In 1922 werd de opvoering van het water geëlektrificeerd. De stoommachines deden nog tien jaar dienst als noodvoorziening, maar werden toen afgekeurd. De kolenloods en de schoorsteen werden afgebroken. De exploitatie van het waterleidingbedrijf was aanvankelijk in handen van de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van Waterleidingen in Nederland, die te Amsterdam was gevestigd. Op 19 december 1909 ging het waterleidingbedrijf naar de gemeente Gorinchem over. Vanaf 1976 was het het Drinkwaterleidingbedrijf ‘De Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden’ te Meerkerk, die de exploitatie verzorgde. Het waterproduktiebedrijf in Gorinchem werd gesloten. De toren was overigens al in 1955 buiten bedrijf gesteld omdat er lekkages optraden. De toren kwam in 1978 weer in handen van de gemeente. In 1985 werd zij verbouwd. Er werden negen woningen in gevestigd (Wonen in de watertoren, Gorinchem 1984). De eerste aanzet tot een waterleidingnet in Sliedrecht dat op 1 januari 1887 in gebruik genomen werd - als eerste gemeente op het platteland van Zuid-Holland-,
| |
| |
437 Watertoren te Gorinchem (foto RDMZ, 1980).
was de bouw van een watertoren buitendijks bij de Zaai aan de oever van de Merwede. De toren werd op 22 december 1886 opgeleverd en was eveneens een ontwerp van architect J. Schotel. Het complex bestond voorts uit twee bezinkbassins, waarin het water werd opgevangen en twee zandfilters, waarin het water gereinigd werd. Het water werd opgevoerd door twee opvoerwerktuigen, bestaande uit plungerpompen, aangedreven door Cornwall stoomketels. Aanvankelijk was het complex eigendom van de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van Waterleidingen in Nederland. Op 1 juli 1920 is het bedrijf overgenomen door de gemeente. Het Sliedrechtse waterleidingbedrijf is in 1970 verkocht aan het Drinkwaterleidingbedrijf ‘De Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden’ te Meerkerk. De watertoren is thans niet meer in gebruik.
| |
| |
438 Watertoren te Nieuw-Lekkerland (foto RDMZ, 1992).
In Alblasserdam werd al in 1887 aan de gemeenteraad concessie gevraagd voor de aanleg van een drinkwaterleiding. Men betrok nog steeds het water uit de rivieren de Noord, de Alblas of uit de poldersloten, dan wel uit eigen bronnen. Om financiële redenen kon de aanleg toen geen doorgang vinden. Pas in 1904 werd aan M. Visser en J. Smit uit Papendrecht wel door de gemeente concessie verleend voor de aanleg en exploitatie van een rivierwaterleiding. Als plaats van de watertoren en bijbehorende gebouwen werd op het noordelijk stuk van de griend ‘Rapenburg’, een buitendijks terrein aan de rivier de Noord en aan de oostkant van de gemeente beschikbaar gesteld. Op 25 maart 1905 werd de eerste steen van de toren gelegd. De bouw van het pompstation was in december 1905 voltooid. Het waterleidingbedrijf werd op 21 december van dat jaar officieel in gebruik gesteld. Al spoedig moest het uitgebreid omdat de watervoorziening van de gemeente Papendrecht in 1909 mede ter hand genomen was. Bezinkvijvers en filters werden in de loop der jaren toegevoegd. De opvoerwerktuigen, zuiggasmotoren
| |
| |
VERTICALE DOORSNEDE
FRON TAANZICHT
439 Nieuw-Lekkerland, watertoren aan de Lekdijk.
Aanzicht, doorsnede en plattegronden.
Schaal 1:300. Getekend door B.H.J.N. Kooij in 1992 naar tekening van W.Z.H.O te Gouda, L. Peters 1983.
die plungerpompen aandreven, werden in 1928 en nog eens in 1948 door moderne centrifugaalpompen vervangen, die in een in dat laatste jaar gebouwde machinekamer werden ondergebracht. De oude machinekamer werd tot werk- en opslagplaats in gebruik genomen. Sedert 1964 is de toren te Alblasserdam eigendom van de staalfabriek Nedstaal. Zij is buiten gebruik. In 1915 werd een deel van Nieuw-Lekkerland en de hele gemeente Streefkerk op het Alblasserdamse waterleidingnet aangesloten. Daartoe werd te Nieuw-Lekkerland eveneens door Visser en Smit uit Papendrecht een hulptoren ontworpen en gebouwd, die in 1921-'22 met een pompstation werd uitgebreid. Hierdoor werd het mogelijk de watervoorziening van Groot-Ammers, Oud-Alblas en Bleskensgraaf in de jaren daaraanvolgend ter hand te nemen (Visser, 1955, 343-347). De exploitatie geschiedde tot 1964 door de N.V. Alblasserdamsche Waterleiding. Daarna werd het produktiepompstation te Alblasserdam gesloten. De Nieuwlekkerlandse toren werd in 1976 overgenomen door de Stichting Drinkwaterleiding ‘De Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden’. Zij is nog in gebruik.
Te Boven-Hardinxveld werd in 1923 ten behoeve van de drinkwatervoorziening van de gemeente Hardinxveld een zelfstandig bedrijf opgericht. Voordien werd de gemeente voor een deel van drinkwater voorzien door het Sliedrechtse waterleidingbedrijf en deels maakte men gebruik van water uit de rivier. De toren staat aan de Rivierdijk 420 en werd ontworpen door het Technisch Adviesbureau der Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten te Amersfoort. De bouw is uitgevoerd door de N.V. Algemeene Beton Compagnie uit 's-Gravenhage. De elektrisch aangedreven centrifugaalpompen en zuiveringstoestellen werden in de toren geplaatst, zodat een extra
| |
| |
440 Meerkerk, watertoren aan de Burg. Sloblaan 18.
Aanzicht, doorsnede en plattegronden.
Schaal 1:300. Getekend door B.H.J.N. Kooij in 1992 naar tekening van W.Z.H.O. te Gouda, L. Peters, 1980.
| |
| |
441 Watertoren te Boven-Hardinxveld (foto RDMZ, 1992).
machinekamer overbodig was (Verheij, 297-300). Sedert 1970 was het de Stichting Drinkwaterleiding ‘De Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden’ die de exploitatie verzorgde. De toren is nog in gebruik.
Aan de Burgemeester Sloblaan, hoek Slingelandstraat te Meerkerk staat de uit 1936 daterende watertoren, die gebouwd werd voor het drinkwaterleidingbedrijf ‘De Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden’ en nog steeds in gebruik is. Het ontwerp is ook hier van het Technisch Adviesbureau der Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten. Het is niet bekend wie de toren heeft gebouwd. De betonnen toren is 59,7 meter hoog. De romp is achthoekig van doorsnede.
| |
| |
| |
Gasvoorziening
Gasfabrieken zijn in de jaren zeventig van deze eeuw overbodig geworden omdat de Nederlandse gasproduktie is gecentraliseerd en in handen is van de Nederlandse gasunie. De laatste particuliere gasfabriek in de Alblasserwaard stond in Gorinchem op bastion III, dateerde van 1855 en werd in 1970 opgeheven. Sliedrecht had vanaf 1859 een eigen gasvoorziening. De Sliedrechtse gashouders zijn in de jaren '80 gesloopt.
| |
Elektriciteitsvoorziening
Het eerste volwaardige elektriciteitsbedrijf in de Alblasserwaard werd in 1886 te Kinderdijk (Nieuw-Lekkerland) aan de Molenstraat 12 gesticht: de NV Electrische Verlichting Kinderdijk. Tot 1915 werd daar elektriciteit geproduceerd (Feis, 47, 49). Het rechthoekige, witgeschilderde gebouwtje bestaat nog. Het ligt haaks ten opzichte van de dijk en telt zes traveeën. In de voorgevel bevindt zich een rondboogtoegang met vensters aan beide kanten. Drie vensters en het jaartal 1886 prijken in de geveltop.
| |
Industriemolens
Naast watermolens, die in het hoofdstuk over de Weg- en waterbouwkundige werken uitvoerig aan de orde geweest zijn, bevonden zich in de Alblasserwaard diverse industriemolens als korenmolens, houtzaagmolens, oliemolens, trasmolens en beukmolens (om hennep te kloppen). Weinig van deze molens hebben de 20ste eeuw overleefd. Zij zijn of afgebroken, of gemoderniseerd tot werf of maalderij.
Houtzaagmolens bestaan bijvoorbeeld niet meer in de Alblasserwaard. De laatste zaagmolen was de in 1842 gebouwde en in 1952 afgebroken molen ‘Ons Genoegen’, een achtkante getailleerde bovenkruier op een stenen schuur, van de scheepswerf Jan Smit Czn te Alblasserdam. Deze molen werkte met zes zaagramen en was daarmee een der grootste die in ons land ooit gebouwd werd. Ook de vijf Gorcumse zaagmolens zijn gesloopt. Hetzelfde geldt voor de beide oliemolens te Gorinchem en een exemplaar in Nieuwpoort. Een trasmolen, een molen waarin tufsteen werd fijngemalen, waarna het, vermengd met kalk en water, tot metselspecie gemaakt werd, stond tot 1889 te Papendrecht. Een beukmolen is bekend in Alblasserdam. Deze werd in 1904
442 Korenmolen De Hoop te Gorinchem (foto RDMZ, 1992).
| |
| |
443 Molen De Vriendschap te Bleskensgraaf (foto RDMZ, 1992).
444 Molen met schuren te Streefkerk (foto RDMZ, 1965).
naar Nieuw-Lekkerland overgebracht en tot korenmolen omgebouwd. Tot 1938 heeft die daar dienst gedaan.
In verscheidene dorpen stond in het midden van de 19de eeuw een of meer korenmolens, zoals te Oud-Alblas, Ameide, Brandwijk, Groot-Ammers, Bleskensgraaf, Giessen-Oudekerk, Giessen-Nieuwkerk, Langerak, Nieuw-Lekkerland, Meerkerk, Noordeloos-Overslingeland, Ottoland, Sliedrecht en Streefkerk. Korenmolens kan men heden ten dage nog wel aantreffen. Het zijn alle stellingmolens. Op de wallen van Gorinchem staan er nog twee. Aan de zuidkant staat op bastion VIII, op het Dalembolwerk, molen ‘De Hoop’, een ronde stenen stellingmolen uit 1764. De naam van de molen dateert pas van 1879 (Busch, 1978, 46). Aan de noordzijde van de stad staat op bastion I de molen ‘Nooit Volmaakt’, die in 1718 als ronde stenen grondzeiler gebouwd is en in 1763 werd verhoogd en van een stelling voorzien. Zijn naam kreeg de molen pas na 1891, toen de oliemolen ‘Nooit Volmaakt’ op bastion VII ontmanteld en afgebroken was (Busch, 1978, 38, 42-46). Voorts staan er korenmolens in de dorpen Oud-Alblas (korenmolen ‘De Hoop’, ronde stenen stellingmolen uit 1844), Bleskensgraaf (molen ‘De Vriendschap’, ronde stenen stellingmolen uit 1890), Arkel (achtkante stellingmolen uit 1851, bestaande uit een hoge stenen voet en een houten, met riet gedekt bovengedeelte) en Streefkerk (houten stellingmolen met schuren uit 1893) (Visser, 31-32). Van de korenmolens te Brandwijk, Nieuw-Lekkerland en Ottoland resteert alleen nog een stomp.
| |
Melk- en veevoederfabrieken
Tegen het eind van de 19de eeuw werd ook het boerenbedrijf in de waard meer gemechaniseerd. Het verwerken van de melk geschiedde steeds meer in melkfabrieken. De verwerking van graan en de bereiding van veevoer werden eveneens gemechaniseerd. Van die oude fabrieksgebouwen is in de meeste gevallen weinig meer over.
In 1908 werd de Coöperatieve Landbouwvereniging Giessen-Nieuwkerk
| |
| |
445 Voormalige Stoomgraanmaalderij en veevoederfabriek te Giessen-Nieuwkerk (Giessenburg) (foto RDMZ, 1992).
446 Voormalige stoomzuivelfabriek ‘De Samenwerking’ te Giessen-Nieuwkerk (Giessenburg) (foto RDMZ, 1992).
opgericht. Met de fabricage van lijnkoeken werd aangevangen in een gebouwtje aan de Doetseweg, dat in 1911 afbrandde. In hetzelfde jaar werd een nieuwe graanmaalderij gebouwd. Het gebouw staat er nog steeds, maar is als opslagplaats voor een antiekhandelaar in gebruik. Op de gevel aan de kant van de Giessen staat ‘Stoomgraanmaalderij en veevoederfabriek Anno 1911’. Van 1908 dateert de zuivelfabriek ‘De Graafstroom’ in Bleskensgraaf, die in 1932 aanzienlijk werd uitgebreid en nogmaals in 1991.
De NV Stoomzuivelfabriek ‘De Samenwerking’ werd in 1906 in Giessen-Nieuwkerk opgericht. Het langgerekte gebouw ligt in de breedte langs de Giessen, in verband met het laden en lossen van de schepen. Het ontwerp van fabriek en directeurswoning is gemaakt door M.A. Rozendaal uit Noordeloos. De fabriek had het uiterlijk van een grote rechthoekige boerderij. In 1908 zijn er zeven woningen voor het personeel gebouwd naast de fabriek, alsmede een kaaspakhuis en een ketelhuis.
| |
| |
| |
Gebouwen voor transport en opslag
Stationsgebouwen
Van de spoorlijn Dordrecht-Elst, ook wel ‘Betuwelijn’ genoemd, kwam het gedeelte Geldermalsen-Gorinchem gereed in 1883. Het laatste deel, Gorinchem-Dordrecht, werd op 16 juli 1885 voor het publiek geopend. Van de stationsgebouwen die tijdens de aanleg van de ‘Betuwelijn’ in de Alblasserwaard gebouwd werden zijn die van Arkel-Schotdeuren (1881-1883) en van Sliedrecht (1883-1885) bewaard. De oude stationsgebouwen van Gorinchem en Giessendam-Hardinxveld zijn door nieuwbouw vervangen. Van de spoorbrug over de Merwede bij Baanhoek ten westen van Sliedrecht zijn alleen de pijlers nog uit 1880. De bovenbouw van de brug is vernieuwd.
447 Stationsgebouw te Arkel vóór de renovatie (foto RDMZ, 1986).
De stationsgebouwen van Arkel en Sliedrecht zijn, door hun overstekende dakvlakken, bewust landelijk van karakter. Beide gebouwen zijn opgetrokken uit grauw-rode baksteen met onderdelen als plinten, stoepen, dorpels en kozijnen in hardsteen, getoogde strekken in Utrechtse steen en horizontale banden en vlechtwerk in lichte en donkere accenten. Het Arkelse station is sedert een renovatiebeurt in 1990 verarmd, aangezien de uitgezaagde windveren aan de overstekende dakvlakken zijn vereenvoudigd.
448 Voormalig stationsgebouw te Sliedrecht (foto RDMZ, 1992).
| |
| |
Het station van Sliedrecht (en het afgebroken station van Giessendam-Hardinxveld) is een vergrote uitvoering van dat van Leerdam (Vijfheerenlanden, 161, 317). Ook dit heeft een hoofdgebouw met verdieping, waarin de woning van de stationschef opgenomen was en lagere zijvleugels voor wachtkamers en overige lokalen. Aan perronzijde heeft het een overkapping die steunt op gietijzeren zuiltjes. De overstekende dakvlakken zijn versierd met figuurzaagwerk, De getoogde vensters hebben een roedeverdeling. Het stationsgebouw is buiten gebruik.
Het Arkelse station staat op een kleine rechthoekige plattegrond en heeft een puntgevel boven het risalerende middendeel. Dit gebouw bevat ook een woning en enkele lokalen.
| |
Pakhuizen en de korenbeurs
In Gorinchem zijn in de binnenstad veel pakhuizen te vinden. Een vroeg voorbeeld ligt aan de Kraansteeg 14-16. Het pakhuis ‘De Hoop’ is een gebouw met een gewitte gevel, waarin twee getoogde poorten zitten. Het pand is van middeleeuwse origine. Restanten van middeleeuws muurwerk en gedichte kloosterkozijnen ziet men in de rechterzijgevel. Het werd aan het eind van de 18de eeuw (?) helemaal uitgesloopt van binnen en van (secundair gebruikte) zware balken voorzien.
Langs de Haven en in de haaks daarop en op de hoofdstraten staande stegen zijn nogal wat pakhuizen uit de 19de eeuw te vinden. Vele van die pakhuizen zijn in een steen in de gevel gedateerd, waaruit men kan opmaken dat zij grotendeels tussen de jaren dertig en zestig van de 19de eeuw zijn gebouwd. In hun voorkomen zit weinig variatie. Bijna alle (lijst)gevels zijn van rode
449 Pakhuis uit 1837 aan de Appeldijk 33 te Gorinchem (foto RDMZ, 1992).
450 Pakhuis uit 1850 aan de Havendijk 22 te Gorinchem (foto RDMZ, 1992).
| |
| |
451 De Korenbeurs uit 1853 te Gorinchem (foto RDMZ, 1992).
452 Het badhuisgebouw aan de Havendijk (foto RDMZ, 1992).
baksteen. De rondboog- of segmentvormige vensters en deuren hebben natuursteenblokken voor de neuten, voor de boogaanzetten en als sluitsteen. Daarop ziet men nogal eens de initialen van de bouwers en de jaartallen van de bouw. Kleine stilistische verschillen zijn wel aan te geven. Bij de vroege pakhuizen zijn deuren en vensters in een ronde boog gevat (Appeldijk 33 uit 1837). Later ziet men een voorkeur voor de getoogde segmentboog opkomen (Havendijk 22 uit 1850, Keizerstraat 4 uit 1852). Het uit 1860 daterende pakhuis ‘de Olifant’ aan de Kabeljauwsteeg 1 is echter weer geheel voorzien van rondboogopeningen, die op de begane grond met ijzeren staven beveiligd zijn. Bij het pakhuis ‘Handellust’ uit omstreeks 1840 aan de Robberstraat 2 hoek A.B. steeg, is de vulling van de rondboogvensters nog met de originele houten spaakroeden.
In verschillende dorpen zijn kaaspakhuizen te vinden. Ten oosten van Nieuwpoort liggen er twee tegenover elkaar aan de Lekdijk, beide uit de eerste helft van de 20ste eeuw. Kenmerkend voor dit soort gebouwen zijn de van spijlen voorziene ramen. Groot-Ammers heeft aan de Sluis 51 een dergelijk kaaspakhuis, van twee bouwlagen hoog onder een mansardekap. Ook hier zitten spijlen voor de ramen, die afgesloten kunnen worden met luiken.
De Korenbeurs in Gorinchem is gesticht in 1853. Het complex, bestaande uit twee vleugels, ligt haaks ten opzichte van de Havendijk. Oorspronkelijk werd de beurs aan de Havendijk door een neoklassicistisch gebouw afgesloten. Op 1 september 1892 tot 1902 was in enige lokalen van de voormalige Korenbeurs de Ambachtsschool gevestigd. Daarna is de school naar de Haarstraat verplaatst. Op 28 oktober 1892 werd een gedeelte der noordelijke galerij van de Korenbeurs tot vismarkt ingericht. In 1906 werd een deel van de Korenbeurs tot Volksbadhuis bestemd. Op 13 oktober 1926 is het badhuis geopend met onder andere een gebouw aan de Havendijk. De gevels aan de Korenbeurs zijn geleed met rondboogvensters en pleisterwerk met diepe, omlopende voegen. De toegangen in de Korenbeurs zitten tegenover elkaar en hebben een hoofdgestel.
|
|