Vergelijkend-syntactische studie van den Renout en het Volksboek der Heemskinderen
(1934)–L.A.H. Albering– Auteursrecht onbekend
[pagina 107]
| |||||||
XI.
| |||||||
[pagina 108]
| |||||||
zinnen. Hierbij is er slechts één, waar ook in Rt. een gecoördineerd zinsverband voorkomt, n.l.: Rt. 903 Aldus gereden si hare vaert // Ende voeren te Gasscoingen waert. // Ende alsi quamen int lant, // Stichten si bede roef ende brant. - Vb. 147.20 Het dusdanigen opset ende overdracht reden die ghenoten nae Gascoengen. Ende als si in Gascoengen quamen enz. In vijf gevallen heeft Rt. niet alleen coördinatie door ‘ende’, maar ook samentrekking van zinsdeelen. Tenslotte blijven dus nog over in Vb. 29 gevallen. Al deze zinnen correspondeeren volledig of nagenoeg met Rt., wat betreft den inhoud. Maar in Rt. vinden we in geen enkel geval de coördinatie uitgedrukt door het voegwoord ‘ende’. De oude epische techniek is soberder met dit voegwoord, ook omdat ‘ende’ hier nog sterker additief is, dus niet willekeurig toegevoegd kan worden. Vb. heeft den soberen epischen trant gewijzigd in den vloeienden volksboekstijl: Rt. 472 U vaendrager es Adelaert, // .I. goet ridder es Ridsaert, - Vb. 62.28 U vaendrager is Adelaert ende Ridsaert is een vroem ridder. - Rt. 309 ‘Gi sijt mi harde willecome // Hier ter herbergen mijn: // Ic geve u broot ende wijn.’ - Vb. 61.3 ‘Gi heren, gi sijt mi welcoem ende ic sal u herberghe geven ende dairtoe broot ende wijn.’ Tien temporale bijzinnen (een typeerend onderschikkend zinsverband in Vb.Ga naar voetnoot1)) beginnend met ‘als’ en verzwaard door ‘ende’ zijn verklarende uitbreidingen van ‘doe’ (so enz.) in Rt. Voorbeelden: Rt. 843 Groeten si omodelike // Den coninc van Vrankrike. // Doe sprac Kaerl harde saen: - Vb. 147.7 ende als die coninc die heren sach, vraechde hi enz. Rt. bevat 27 gecoördineerde zinnen door ‘ende’ verbonden. In 9 gevallen is Vb. bekort en ontbreekt daar de gecoördineerde zin; in 7 gevallen vinden we in Vb. een afwijking, wat den | |||||||
[pagina 109]
| |||||||
inhoud betreft, zoodat dus 11 zinnen ter vergelijking overblijven. Eén geval correspondeert volledig met Vb. (zie boven) Negenmaal heeft Vb. coördinatie gepaard gaande met samentrekking, terwijl slechts op één plaats Rt. wèl en Vb. geen gecoördineerd zinsverband bevat: Rt. 779 Alst Yewe heift verstaen, // Voer hi derwaert, bi sente Jan // Met menigen goeden man. // Ende alstie coninc doe vernam, // Dat hi toter roche quam, // Doe sprac Yewe, sijt des wijs: - Vb. 65.34 Als Yewijn de boetscap quam, voer hi derwert met syn heren. Als die coninc op de roetse quam seide hi tot Reinout: | |||||||
Coördinatie van gebiedende zinnen.§ 73.In beide teksten vinden we hiervan slechts enkele voorbeelden; n.l. twee correspondeerende plaatsen (Rt. 96 - Vb. 23.24; Rt. 561 - Vb. 63.29). Verder nog één zin in Rt., waarvoor Vb. een andere, mededeelende zinsconstructie heeft (Rt. 121 - Vb. 25.7) en een omgekeerd geval (Rt. 817 - Vb. 146.30). Bovendien komt in beide teksten één correspondeerend groot zinsverband van gebiedende zinnen voor, waar de neiging tot coördinatie in Rt. grooter blijkt dan anders. Deze constructie duidt op een sterk affect, waartoe ook het herhaald gebruik van het voegwoord in een tijd, toen het nog additief was, meewerkt: Rt. 19 ‘Ganc wech,’ seitsi, ‘portenare, // Datti God onse here beware! // Ende nem dese .iiij. hobande, // Ende ghef mi den besten Roelande: // Sech datten hem sijn moeije sande, // Ende ghef mi desen den here Bertrande, // Ghef elken riddere .i. hobant, // Ende sech dat icse hem hebbe gesant. // Doe die paerde achterwaren wale, // Brinc de riddren in de zale. - Vb. 23.36 Ganc haestelic tot geen vier heeren de ginder comen ende bringe hem dese vier hoebanden: den besten gevet minen neve Roelant · ende segt hem datse zyn moye hem heeft gesent, de vrou is van dit lant · ende doet haer paerden te gemake ende brengetse in die sale: | |||||||
Coördinatie van bijzinnen.§ 74.Terwijl coördinatie, gepaard gaande met samentrekking vrij veel voorkomt, vinden we slechts enkele gecoördineerde bijzinnen zonder samentrekking. Eenmaal komt hiervan een voorbeeld voor in Vb.: 61.1 Dat willen wi gaerne doen ende segghen | |||||||
[pagina 110]
| |||||||
hoe wi hieten ende wie onse vader is. - Rt. bevat drie gevallen: 907 Ende vrageden omme niemare, // Ende waer die coninc Yewe ware. - (De objectszin is verbonden met het voorz. vw. ‘omme niemare.’) 515 Wildise den coninc wederseggen, // Ende gise wilt houden jegens hem, // Ic segge u wies ic seker bem, // Dat ghire dan sult winnen an, // Als dede van Lacviden Jan, - (Hier is òf sprake van varieerende coördinatie òf van gevolgaanduidende functie van ‘ende’)Ga naar voetnoot1). 939 So dat men hem in corter stonde // Die tonge snede uten monde // Ende utestake bede sijn ogen, // Hi wilt gaerne gedogen; // Ende dat hem Renout, die heelt vercoren, // Of dade sniden bede sijn oren // Ende of dade slaen sinen rechten voet: (Twee samengetrokken verbanden van bijzinnen zijn gecoördineerd door middel van ‘ende’.). | |||||||
Zinsverbinding door ‘want’.§ 75.In beide teksten heeft ‘want’ nevenschikkend-redengevende functie. Toch bevat Vb. drie zinnen, waarin de mogelijkheid zeker bestaat, dat ‘want’ geen coördineerende maar subordineerende functie heeft. We vinden daar n.l. na ‘want’ de woordschikking S.A. Vf., die overigens in een hoofdzin in Vb. niet voorkomtGa naar voetnoot2). In twee van deze gevallen is vergelijking met Rt. niet mogelijk, omdat een correspondeerende zin daar ontbreekt: Vb. 61.28 ende ontsien wert van sinen vianden overmits de vier ridders; want si vroem ende cloec waren. 147.4 ende werp Gontier wten parc, want hi seer starc was. Merkwaardig is vooral het derde voorbeeld, omdat Rt. in den correspondeerenden zin ook scheiding van S. en Vf. heeft: Rt. 468 So menigen dienst si u daden. - Vb. 65.25 ende het wair oec dorperliken gedaen, want si u trouwelic gedient hebben. - Vergeleken bij de gecoördineerde zinnen met ‘ende’ is het aantal zinnen met ‘want’ in Vb. in verhouding nog grooter; Vb. is hier bij uitstek ‘redeneerend’. In Rt. komen slechts 4 gevallen voor, in Vb. daarentegen 26. Van die 4 zinnen in Rt. kunnen er 3 niet voor vergelijking dienen, want in het eene | |||||||
[pagina 111]
| |||||||
geval ontbreekt in Vb. een correspondeerende zin (Rt. 648), terwijl de twee andere in Vb. geheel afwijkend bewerkt zijn (Rt. 618, 971). Bij het eenige voorbeeld, waar Vb. een correspondeerenden zin bevat, missen we de redengevende verbinding door ‘want’; de tweede zin is onafhankelijk van den eersten. In Rt. is het inleidende ‘want’ sterk rhetorisch: Rt. 524 ‘die desen raet u gaf. // Hine gaf niet om u ere .i. caf: // Want ic seggu,’ sprac die heilt fijn: // ‘Geen coninc mag verrader sijn. - Vb. 63.15 Heer coninc, die u desen raet gaf, en gaf seker om u lijf niet een mite; ick segt u voerwaer, geen coninc en mach verrader wesen: Van de 26 zinnen met ‘want’ in Vb. zijn er 4, die geen corresp. zin in Rt. hebben; het zijn verklarende uitbreidingen van het Volksboek. Twee gevallen zijn er, waar Rt. het voegwoord ‘maer’ gebruikt, dat beperkende functie heeft: Rt. 212 Doe reitsi, waer si wilden, // Maer sine hadden niet van haren scilden, // No van helmen niet geheel // Behouden trechte derden deel. - Vb. 59.12 ende ontreden theer. want haer scilden waren al stucken enz. - Verder Rt. 536 vlgg. - Vb. 63.20 vlgg. Op twee uitzonderingen na - eenmaal heeft Rt. een afwijkende zinsconstructie, een andere maal 't voegwoord ‘bedi’ - correspondeeren de overige gecoördineerde zinsverbanden in Vb. met niet-verbonden volzinnen in Rt. De oude abrupte epische stijl is dus in Vb. verduidelijkt door het gecoördineerde zinsverband met het redengevende ‘want’; een kenmerkend staaltje van den verklarenden verhaaltrant in Vb. Voorbeelden: Rt. 257 Wi rusten ons bat, wi sijn moede. Vb. 59.28 ‘Laet ons rusten want wi sijn moede.’ - Rt. 851 Ogiere geschach die ere groot: // Ten ersten slage slouch hine doet!’ Vb. 147.9 Ogier geschiede grote eer want hy sloech hem ten eersten slage doot.’ Een merkwaardig geval bevat Rt. 173 vlgg., waar een niet verbonden redengevende zin gescheiden staat van den zin, waar hij op terugslaat. Aymijn spreekt met hevig affect, prachtig weerspiegeld in deze abrupte asyndetische zinnen. In het Volksboek wordt dit geheel bedorven door een constructie met ‘want’: | |||||||
[pagina 112]
| |||||||
Rt. 173 Daerbi staet mi onscone, // Hi wille dat ic hem spanne crone, // Dat ombieden si mi allegader, // Ic háten meer dàn den váder. - Vb. 25.32 Ende nu willen si begeren dat ic hem cronen sal, des ic niet doen en wil want ic hate hem mer dan den vader, - | |||||||
Zinsverbinding door ‘maer (mer)’.§ 76.Was het aantal verbindingen met ‘ende’ en ‘want’ in Rt. veel geringer dan in Vb., met de verbindingen door middel van ‘maer’ is dit niet het geval. In Rt. komen n.l. 9 gevallen voor, in Vb. 8. Het aantal is in beide teksten dus nagenoeg even groot, maar een correspondeerende zin komt slechts éénmaal voor: Rt. 597 ‘Geen verrader willic wesen, // Maer des sijt seker ende vroet: // Te zwaer es mi sijn evelmoet. - Vb. 64.6 ic en wil geen verrader wesen. mer sijn toern en derf ic niet verwachten: De functie van ‘maer’ is hier beperkend, zooals ook op verschillende andere plaatsen in beide teksten. Bijv. Rt. 212 Doe reitsi, waer si wilden, // Maer sine hadden niet van haren scilden, // No van helmen niet geheel // Behouden trechte derden deel (Vb. heeft ‘want’, zie vorige §). - Vb. 63.14 men mach hangen die men wil, mer gi hebt u doemsdach. (een corresp. zin ontbreekt in Rt.). De tegenstellende functie van ‘maer’ komt in beide teksten slechts enkele malen voor: Rt. 854 ‘Hoe soudi proeven nu op mi // Verradenesse? In dede nie gene, // Bi den here van Nasarene! // Maer Ywe, die u gout nam, // Hi sende sorcors, die rike man, - evenzoo: 528 vlgg., 566 vlgg. - Vb. 62.35 quaemdi in Poelgen....u stonde te lijden swaer verdriet....mer wildi u selven quiten ende u eer bewaren, dordise niet onthouden om Kaerls wil, so laetse varen in een ander lant. | |||||||
Conclusies aangaande de zinsverbinding door ende, want en maer.
| |||||||
[pagina 113]
| |||||||
|
|