Vergelijkend-syntactische studie van den Renout en het Volksboek der Heemskinderen
(1934)–L.A.H. Albering– Auteursrecht onbekendX.
| |||||||||||||||||||
Zinnen ingeleid door ‘die’ en ‘dat’.§ 66.De verbogen vorm van het pronomen ‘die’ (neutr. ‘dat’) komt in Rt. niet als inleidend verbindingswoord voor; in Vb. tweemaal en wel in zinnen, waarbij in Rt. een correspondeerende pronominale zin ontbreekt, dus bij verklarende uitbreidingen van Vb.; deze relatieve zinnen hebben progressieve functie: | |||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||
25.32 Ende nu willen si begeren dat ic hem cronen sal, des ic niet doen en wil want ic hate hem mer dan den vader - 148.18 De bode reet met haesten daer hi Reynout vandt, dien hi die bootscap seide ende gaf hem den brief. | |||||||||||||||||||
§ 67.De zinnen met antecedent vormen bij de ‘die (dat)-zinnen’ een overgroote meerderheid. Van 61 zinnen zijn er in Rt. 55 met antecedent, in Vb. 39 van 45. Hierbij zijn 16 correspondeerende plaatsen. In enkele gevallen behoort de bijzin niet bij een volledigen hoofdzin, maar bij een op zich zelf staand substantief (c.q. substantivisch woord), een onvolledigen zin dus: Rt. 250 ‘Welc essoe?’ seide Renout // ‘Neven der rootsen an dat wout, // Gene hoge casteel, die ginder staet, Eénmaal komt in Vb. een pronominale zin voor met tegenstellend concessieve functie, die den regeerenden zin onderbreekt; het is een verduidelijkende toevoeging van Vb.: 64.37 dit waer ymmer scande dat men onsen coninc die so edel ende machtich is, in zyn lant hangen soude. Naar de functie, die ze vervullen, kunnen we onderscheiden: 1o. Beperkende relatieve zinnen. Deze vormen de meerderheid der ‘die (dat)-zinnen’ met antecedent. Van 55 zinnen in Rt. hebben er 30 deze functie, in Vb. 22 van 39, waaronder 11 correspondeerende zinnen. Het relatief pronomen is in Rt. 19 maal het subject van den pronominalen zin, 11 maal het object; in Vb. 17 maal het subject en 5 maal het object. Opvallend is het kleine aantal zinnen in Vb. met het relatief pronomen als object. Voorbeelden der beperkende zinnen: Rt. 29 Si comen vor den overmoedichsten man, // Die nie ter werelt lijf gewan. - Vb. 24.3 si comen voir den overmoedichsten man die in alle die werlt is; - verder: Rt. 361, Vb. 24.12 enz. Op een overigens correspondeerende plaats valt een afwijking in den bouw van den relatieven zin op te merken, zoodat het pronomen, dat in Rt. objectsfunctie heeft, in Vb. subject wordt: | |||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||
Rt. 61 Ende groeten Aymijn met minnen, // Ende aldatsi vonden daer binnen - Vb. 24.16 ende al dat binnen der sale was. Een grammatisch incongruente relatieve zin in Vb. beantwoordt aan een logisch zinsverband in Rt.: Vb. 63.27 si sijn beide van den geslachte de niet goet en deden: - Rt. 552 Si sijn beede van den geslachte, // Dat nie goeden raet vortbrechte // Vor genen goeden man. Eénmaal wordt het pronomen ‘die’ gebruikt bij een grammatisch onzijdig antecedent: Rt. 159 Ende gi dongevallichste wijf, // Die nie ontfinc siele ofte lijf’. - Vb. 25.25 Ende gi sijt dat ongevallichste wijf die ye lijf ontfinc.’ 2o. Continuatieve relatieve zinnen: d.w.z. zinnen, die een nadere bijzonderheid meedeelen. Rt. heeft wat deze zinssoort betreft grooter frequentie en verscheidenheid dan Vb. In Rt. komen n.l. 25 van deze zinnen voor en in Vb. 12, waaronder 4 correspondeerende. Terwijl in Vb. het pronomen steeds subject van den relatieven zin is, vinden we in Rt. ook twee gevallen met het pronomen als object (overigens twee soortgelijke zinnen): Rt. 195 Te houdene sijn lieve kint, // Dat hi vor al de werelt mint. 985 Adelaert, sijn scoene kint, // Dat hi met al siere herten mint, (een corresp. zin ontbreekt in Vb. voor beide gevallen). Het groote aantal van deze continuatieve zinnen in Rt. vindt zijn oorzaak in de veelvuldig gebruikte stereotiepe zinsvormen als: ‘Die alle stout zijn ende coene, Die diere was ende goet, Bi den here, die mi geboot,’ die in Vb. ontbreken. Bij de laatstgenoemde epische formule bestaat de mogelijkheid, dat de relatieve zin niet ‘continuatief’, maar ‘beperkend’ bedoeld is, dus onder 1o genoemd moet worden. Voorbeelden van continuatieve zinnen: Rt. 165 Hadde mi God der ere gejonnen, // Ic hadde .i. kint an u gewonnen, // Dat nu ter wapenen ware so goet, - Vb. 25.28 ende God en verleende mi nie sooveel gracien dat ic een kint hadde an u gewonnen dat mijn lant na mijn doot besitten mocht. | |||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||
In enkele gevallen in Vb. is het relatief pronomen vèr van het antecedent verwijderd en heeft de relatieve zin modale, resp. toegevend-tegenstellende en optatieve functie: 147.1 want hi sloech Gontier des conincs campenioen ten eersten slage doot, die so starc was van crachten, 25.28 (zie onder: Voorb. van contin. zinnen). 3o. Progressieve relatieve zinnen: d.w.z. bijzinnen naar den vorm, doch hoofdzinnen naar de functie. Hiervan vond ik slechts enkele voorbeelden en wel uitsluitend in Vb. In het eerste voorbeeld beantwoordt de progressieve bijzin in Vb. aan een nevengeschikten hoofdzin in Rt., bij het tweede ontbreekt in Rt. een correspondeerende zin (Zie ook § 66): Vb. 149.2 ende viel op haer knien voer Reynout haren here, die si sere dancte. (Rt. 1000 Ende neech den grave op sinen voet, // Ende dankes hem omodelike). Minder duidelijk progressief is een verduidelijkende uitbreiding in Vb., een zin die in Rt. er bij gedacht moet worden: Vb. 24.20 wij comen tot u als boden gesent vanden coninc van Vrancrijc de ons bi u laet bidden dat ghi comen wilt tot Parijs ende cronen zyn sone Lodewijc. (Rt. 72 Wi zijn boden totu gesant, // Ende comen van den coninc van Vrankrike, // Dat gi croont Lodewike)Ga naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||
§ 68.Het antecedent der relatieve zinnen is zoowel in Rt. als in Vb. in verreweg de meeste gevallen een substantiefGa naar voetnoot3), hoewel deze voorkeur in Rt. minder groot is dan in Vb. Een enkele maal wordt het gevormd door een gesubstantiveerd adjectief | |||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||
(Rt. 643, 874; Vb. 63.7). Behalve deze adjectieven komen in Rt. in 11 zinnen en in Vb. in 6 nog andere woordsoorten dan het substantief als antecedent voor. Zoo vinden we ‘al(le)’, in Rt. 5 maal en in Vb. 2 maal, verder ‘niemen (niemant)’, resp. 2 en 3 maal, ‘ander’en ‘den gonen’. Voorbeelden: Rt. 62 Ende al datsi vonden daer binnen. - Vb. 24.17 ende al dat binnen der sale was. - Rt. 742 Alle die have willen winnen. Enkele malen komt in Rt. een bepaald hoofdtelwoord voor als antecedent, b.v.: 767 Vergaderde hem in corter stonde // Hem .xv.c bi getalle, // Die van ambochte waren alle. Scheiding tusschen antecedent en relatief pronomen is bij de zinnen met een nominaal antecedent uitzondering. Het aantal gevallen bedraagt in Rt. 6 en in Vb. 9. Meestal is een werkwoordelijke vorm het scheidende deel, soms uitgebreid, b.v. door een voorzetselbepalingGa naar voetnoot1). Voorbeelden: Rt. 791 ‘Hijs up .i. roche gestaen, // Die algader es marberijn.’ Vb. 66.2 ‘Het is op een roetse gestaen de morben is, - Rt. 166 Ic hadde .i. kint an u gewonnen, // Dat nu ten wapenen ware so goet, Vb. 25.29 dat ic een kint hadde an u gewonnen dat mijn lant na mijn doot besitten mocht. In Rt. vond ik twee voorbeelden van omvangrijke scheiding: 878 Met .xiii.c riddren saen // Salic u volgen, waer gi vaert, // Die alle sijn wel bewaert.’ - Scheiding èn onderbreking: 358 Daer hi die castele vant - // Si daden hem groten pant - // Die Saforet hadde doen maken. | |||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||
Bij een pronominaal antecedent komt scheiding van het relatief pronomen talrijker voor; in beide teksten 4 maal, resp. van 12 en 6 gevallen; o.a. eenige malen door een praedicaatsnomen (eventueel uitgebreid met een ander zinsdeel: niemen so coene, die... (Rt.), niemant so stout in die sale die...(Vb.), niemant so edel of hoge geboren die...(Vb.), Het is al waer, dat ic...(Rt). Verder vinden we: Vb. 61.22 ende slougen al doot, dat sire vonden. 24.12 datter niemant en was, die .... Het telwoord ‘alle’ is steeds onmiddellijk met het relatief pronomen verbonden. | |||||||||||||||||||
§ 69.Zinnen zonder antecedent, ingeleid door ‘die (dat)’ komen in beide teksten zelden voor; in Rt. 7 maal, in Vb. 4 maal. Het zijn subjects- of objectszinnen, waarvan de laatste steeds op den regeerenden zin volgen. De subjectszinnen gaan, op één uitzondering in Rt. na, aan den hoofdzin vooraf, terwijl het relatief pronomen in Rt. in den regeerenden zin hervat wordt door een pronominaal subject. Voorbeelden: Rt. 524 Ende seide: ‘die desen raet u gaf, // Hine gave niet om u ere .i. caf: - Vb. 63.15 die u desen raet gaf en gaf om u lijf niet een mite; - verder Rt. 347 vlg., 53 vlg. met vooropgaanden hoofdzin; | |||||||||||||||||||
Zinnen ingeleid door ‘wie’, ‘wat’ en ‘welc’.§ 70.Het aantal van deze pronominale zinnen bedraagt in de beide teksten resp. 5 en 11. In Vb. is de frequentie dus aanmerkelijk toegenomen. In tegenstelling met de zinnen, ingeleid door ‘die (dat)’ komt de verbogen vorm van het relativum herhaaldelijk voor, resp. 4 en 3 maal. Correspondeerende ‘wie (wat)-zinnen’ komen in de onderzochte fragmenten niet voor. Eénmaal gaat in beide teksten een pronominale zin aan den hoofdzin vooraf, een objectszin, waarvan het relativum in den hoofdzin door een pronominaal object wordt hervat: | |||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||
Rt. 177 Wien ic mochte begaen, // Dien soudic wel gaerne slaen. - Vb. 65.26 wie totter roetsen woude comen woenen, Reynout soude hem husinge gevenGa naar voetnoot1). - In Rt. zijn alle zinnen ingeleid door ‘wie (wat)’ objectszinnen (40, 247, 423, 517, 775), in Vb. het meerendeel (23.29, 26,3, 61,5 61,7). Uiteraard wijst het pronomen niet terug op een antecedent van den hoofdzin. Met antecedent komt in Vb. een zin voor, die feitelijk een appositie vormt bij het antecedent: Vb. 64.10 segt u meninge wat gi doen wilt.’ (Rt. 606 Nu segt mi ende doet verstaen: // Soudijt willen anegaen?’). Tenslotte bevat Vb. nog twee zinnen met graadaanduidende functie: Vb. 146.34 ende Gontier sloech seer grote slagen after een op Ogiers scilt wat hi mochte met alle sijn cracht (de pronom. bijzin onderbreekt den hoofdzin; de pronom. functie van ‘wat’ verdwijnt). 60.15 ende helpen u wes wi vermogen (Rt. met onser cracht). | |||||||||||||||||||
§ 71.twelc. Behalve de pronominale zinnen zónder antecedent en die mét een antecedent in den voorgaanden hoofdzin moet nog één zin in Vb. gevormd worden, ingeleid door ‘twelc’, waarbij het antecedent gevormd wordt door den geheelen voorafgaanden zin. Evenals de progressieve relatieve zinnen is deze zin slechts ondergeschikt naar den vorm. Een correspondeerende zin in Rt. ontbreekt. Vb. 63.36 Die coninc ontboet Reinout ende zyn broeders dat si tot hem quamen, twelc die broeders terstont deden. | |||||||||||||||||||
Conclusies aangaande de pronominale bijzinnen.
| |||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||
|
|