Vergelijkend-syntactische studie van den Renout en het Volksboek der Heemskinderen
(1934)–L.A.H. Albering– Auteursrecht onbekendVII.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De mededeelende Hoofdzin.§ 30.Het aantal hoofdzinnen is in den Renout aanmerkelijk grooter dan in het Volksboek (Rt. 381, Vb. 216); het getal der bijzinnen daarentegen is in den Renout in verhouding kleiner (Rt. 198, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vb. 217). Rt. vertoont dus een groote voorkeur voor den enkelvoudigen hoofdzin. De woordschikking Vf. S.A. komt in geen der beide teksten in den mededeelenden hoofdzin voor, evenmin de schikking V. Vf. S.A. (V. = nominale vorm van een verbum). Deze laatste woordschikking vinden we wèl eenmaal in een wenschenden hoofdzin in Vb., een uiting van heftige bewogenheid: Vb. 62.23 ‘Vermaledijt si de raet’. (Rt. 463 Dese raet moete verdomet wesen). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
31.Zinnen aanvangend met het subject komen in Rt. voor ten getale van 196 (52% van het totale aantal hoofdzinnen), in Vb. 114 (53% van het totaal). Behalve door de negatie ‘en’ wordt in deze zinnen het subject niet van het verbum finitum gescheiden, op één uitzondering na in den Renout: Rt. 764 Alle die dit vernamen, // Wijf ende man ter roche quamen (Vb. 65.28 Als dit de luden verhoerden, quammer veel volcs). Scheiding door de negatie ‘en’ komt, ook in Vb., vrij veelvuldig voor. Bijv. Rt. 69 Ende hine was niet in dien, // Dat hi up hem wilde sien. 668 Dat nes logene negeen. Vb. 25.17 ‘Gi heren, ic en heb genen noot.’ 64.18 ‘Here coninc, ic en soude niet. Onderbreking van den zin tusschen S. en Vf. is evenals scheiding een zelden voorkomend verschijnselGa naar voetnoot1). Eénmaal vinden we een dergelijke onderbreking in Rt., waar ze gevormd wordt door een relatieven bijzin, terwijl het subject hervat wordt door een pronomen: Rt. 857 Maer Yewe, die u gout nam, // Hi sende sorcors die rike man. - In Vb. is een participiale constructie éénmaal onderbrekend: Vb. 24.25 Aymijn anhorende die tale van Roelant en antwoerde hem niet. - Een merkwaardige onderbroken zin komt nog in Rt. voor, waarin het subject van zijn attributieve bepaling gescheiden wordt: Rt. 894 Die .xii. genoete, sonder wanc, // Van Vrancrike seiden dat // Aldaer op der selver stat .... Onderbreking nà Vf. komt evenmin veelvuldig voor. In Vb. slechts eenmaal en wel door een vocatief: Vb. 63.32 Ic segt u heer coninc in der waerheit. - Rt. heeft vijf dergelijke onderbroken zinnen, waarin de onderbreking viermaal gevormd wordt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door een uitroep, een stereotiep-epischen vorm, die in Vb. telkens ontbreekt: Rt. 163 Ic heb u gehat, dats waer, // Lettel min dan. xxx. jaer. 776 Hi omboot, waerlike dinc, // Sinen sweer den coninc, 786 Gi hebt gemaect .i. scone huus, // Also helpe mi Jesus! // Ende enen castele bequame. 886 ‘Ic vare met u, bi sente Simoen! // Met .vii.c miere baroene, Eénmaal vormt een ‘toegevoegde’ zin de onderbreking, die eveneens in de prozabewerking is weggelaten: Rt. 809 ‘Ic sal u,’ sprac die wigant, // Dat lijf nemen altehant. - Tenslotte nog één geval van onderbreking door een relatieven bijzin in een samengetrokken zinsverband: Vb. 148.35 ic sal varen ende helpen den valschen man die ye van moeder was geboren tegen die .xij. ghenoten van Vrancrijc. - De relatieve bijzin is een verklarende uitbreiding in Vb., ontbreekt dus in Rt. Herhaling van het Subject door een volgend relatief, demonstratief of persoonlijk pronomen komt enkele malen voor, uitsluitend in Rt. Bv. Rt. 11 Die vierde dats mijn here Bernaert: 551 Anceel ende Lambert, die .ii. neven, // Si sijn beede van den geslachte, 738 Die brulocht die was groot. Eénmaal is de herhaling een gevolg van de onderbreking: Rt. 857 (zie boven). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 32.Het aantal zinnen met enkelvoudig praedicaat is in Rt. in verhouding even groot als in Vb. In Rt. komen 139 van deze zinnen voor, d.w.z. 71% van alle zinnen met S. voorop, en wel 119 met de woordschikking S. Vf. A., 20 met den vorm S. Vf. In Vb. vinden we 80, d.w.z. 70% van alle zinnen aanvangend met S., waarvan 70 de woordschikking S. Vf. A. hebben en 10 S. Vf. De zinnen van den vorm S. Vf. worden alle gevolgd òf door de directe rede òf door een bijzin. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 33.In het zinstype S. Vf. A. kan A. uit één of meer zinsdeelen bestaan. Vooral Rt. vertoont een voorkeur voor zinnen, waarin A. door slechts één zinsdeel gevormd wordt; een voorkeur, die te verklaren is uit den korten versvorm en de neiging om zin en vers te doen samenvallen. In Rt. komen 67 zinnen voor, waarin A. één zinsdeel is, in Vb. 31, resp. 58% en 44% van de zinnen met de woordschikking S. Vf. A. Het zinsdeel A. kan zijn: 1o. een praed. nomen; in Rt. 25 maal voorkomend, in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vb. 10 maal. Twee zinnen in Rt. bevatten een gecoördineerd praed. nomen: Rt. 285 Tors es bagel ende groot. 999 Die vrouwe was edele ende goetGa naar voetnoot1). - 2o. een accus. object; in Rt. 9 maal, in Vb. 10 maal. In Rt. 859 is aan het zinseinde een gecoördineerd subject toegevoegd: Hi verriet u ende niemen el. - 3o. een dat. object; in Rt. 2 maal, in Vb. eveneens 2 maal. 4o. een adverbiale bepaling; in Rt. 31 maal, waaronder 17 voorzetselbepalingen; in Vb. 7 maal, waaronder 4 voorzetselbepalingen. Het aantal zinnen, waarin A. gevormd wordt door een object, is in Vb. in vergelijking grooter dan in Rt.; omgekeerd komen zinnen met een praed. nomen en een adverb. bepaling als zinsdeel A. in Rt. in verhouding vaker voor. A. bestaat uit 2 zinsdeelen in 35 zinnen van Rt. (30%) en 30 van Vb. (42%). Drie zinsdeelen bevat A. 12 maal in Rt., 8 maal in Vb., in beide 10% van de zinnen S. Vf. A. Meer dan drie zinsdeelen bevat A. slechts tweemaal en wel uitsluitend in Rt. nl.: 872 ‘Ic vare met u in elken lande // Met .xii.c miere man, 307 ‘Gi sijt mi harde willecome // Hier ter herbergen mijn: - In beide gevallen vult de zin twee volledige versregels. Zoowel in Rt. als in Vb. blijkt deze volgorde der onderdeelen van A. regelmaat te zijn: 1. pronominale objecten (en in Rt. het adverbium ‘er’, verbonden met ‘an’ of ‘omme’)Ga naar voetnoot2); 2. adverbiale bepalingen (uitgezonderd voorzetselbepalingen); 3. nominale objecten; 4. voorzetselbepalingen en praed. nomina (alleen in Rt. komen beide in één zin voor; dan gaat de voorz. bep. voorop: Rt. 7, 380); 5. afgescheiden praefixen van Vf., bijstellingen of herhalingen van zinsdeelenGa naar voetnoot3). Hier volgen eenige voorbeelden van deze regelmaat: Rt. 45 Haymijn sat tien tiden // In enen bliaut van groenre ziden, 307 ‘Gi sijt harde willecome // Hier ter herbergen mijn: 67 Si bogen neder vele sciere // An Aymijn alle .iiij. 200 ‘Ic vlo mi liever wter noot. 273 Renout banter an de crone. 872 Ic vare met u in elken lande // Met .vii.c miere man, (een uitzonderingsgeval: drie op elkaar volgende voorzetselbep.) - Vb. 25.6 Dit belchde hem alte seer, 146.34 ende Gontier sloech seer groote slagen after een op Ogiers scilt. 147.1 want hi sloech Gontier des conincs campenioen ten eersten slage doot, 147.10 want hi sloech hem ten eersten slage doot’. - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afwijkingen van deze regelmaat komen in beide teksten enkele malen voor. Rt. 827 Hi geraectene ten scoudren boven, // Dat hem thoeft quam afgevlogen, - Een nadrukkelijke aanwijzing van de plaats, waar Gontier getroffen werd, en waarvan vs. 828 het gevolg is. Rt. 354 Yewe vergaderde haestelike // In sijns selves conincrike // .I. groot here, die wigant. - De voorzetselbepaling staat hier midden in den zin; misschien veroorzaakte rijmdwang deze afwijking. Rt. 320 Adelaert heet die derde mede, - Een zin met zwaren aanloop; het praedicaat staat niet aan het zinseinde, misschien het gevolg van een opzettelijke variatie in de zinswending, vergeleken bij de voorafgaande zinnen. Ook het rijmwoord van den volgenden versregel, een vaste epische formule, kan hier weer van invloed geweest zijn: 318 Mijn oudste broeder heet Ridsaert, // Dander die heet Writsaert, // Adelaert heet die derde mede, // Dits gerechte waerhede! - Vb. 24.20 ‘Edele grave Aymyn, wy comen tot u als boden gesent van den coninc van Vrancrijc - De voorzetselbep. ‘tot u’ volgt onmiddellijk na Vf., zoodat de volgende zinsdeelen beter kunnen aansluiten bij de toegevoegde zinnen: de ons bi u laet bidden enz. Vb. 62.37 want si hebben in alle dese landen veel edele magen - De nadrukkelijke mededeeling ‘in alle dese landen’ volgt direct na Vf. Wat de volgorde der objecten onderling betreft, vond ik in Vb. slechts een tweetal zinnen, waarin A. twee nominale objecten bevat, n.l. een acc. object en een dat. object; in beide gevallen staat het dat. object voorop. Vb. 61.30 Aldus dienden si Yewijn getrouwelic bi vier jaren ende Yewijn dede die broeders grote eer. 63.12 gi riet onsen coninc grote scande - In Rt. komen hiervan geen voorbeelden voor. Bevat een zin twee pronominale objecten, dan gaat zoowel in Rt. als in Vb. het enclitische acc. object of genit. object voorop: Rt. 95 Wi biddens u genadelike; Vb. 61.37 hi badts hem sere 63.16 ick segt u voirwaer, enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 34.Het aantal zinnen, aanvangend met het subject, met samengesteld praedicaat bedraagt in Rt. 57, in Vb. 34, resp. 29% en 30%. In deze zinnen is het subject meestal pronominaal (zie Inl. Ferguut, blz. lxxxviii vlg., waar dezelfde voorkeur wordt geconstateerd)Ga naar voetnoot1), in tegenstelling met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de zinnen met enkelvoudig praedicaat. Wat het zinseinde betreft, toont Vb. een groote voorkeur voor den gesloten zinsvorm (73%, Rt. 34%), Rt. voor open zinsconstructies. Het open zinseinde wordt in Rt. gevormd: 10 maal door een voorz. bep., 12 maal door een acc. obj., 3 maal door een adverbium, 2 maal door een praed. nomen, 1 maal door een dat. obj., een genit. obj. en een bijstelling. In Vb.: 3 maal door een voorz. bep., 2 maal door een adverbium, 1 maal door een dat. obj., een gecoördineerd object (65.6) en een gecoörd. attrib. bep. (65.37). Een dergelijk gecoördineerd zinsdeel komt nog eenmaal in Vb. aan het zinseinde voor, in een zin met een zeer uitgebreid deel A., dat gevormd wordt door nadrukkelijke mededeelingen: 64.32 ghi sult Reynout die roetse geven voer ons allen ende Clarissen u dochter mede (evenals bij het zinstype S. Vf. A. gaat ook hier bij twee op elkaar volgende nominale objecten het dat. obj. voorop; vgl. § 33). In Rt. vinden we eveneens zinnen met een uitgebreid open zinseinde, dat nadrukkelijke mededeelingen bevat: Rt. 343 Si daden maken couverturen, // Alle gader van enen sticke // Met enen tekene wel gemicke. 897 Si willen alle met varen // In Gasscongen, sonder sparen, - ‘sonder sparen’ krijgt bijna zinswaarde. Een samengesteld praedicaat met ‘te + infinitief’ komt in beide teksten enkele malen voorGa naar voetnoot1): Rt. 17 Si hebben hoge bodscap te doene // Die riddren sterc ende coene. 863 hi hads te doene. - Vb. 64.11 het staet ons tot hants te sorgen (correspondeerend met: Rt. 609 Edel here, hets ons bewant // Te sorgen jamerlike). 148.29 die scande sal u te swaer wesen te dragen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 35.Zinnen met aanloop komen in Rt. voor ten getale van 185, in Vb. 102, resp. 48% en 47%, een hoog percentage. We kunnen onderscheiden den lichten aanloop, gevormd door een adverbium of een pronominaal object en den zwaren, den nominalen aanloop, die gevormd kan worden door een voorzetselbep., een object of een praedicaatsnomen. De lichte adverbiale aanloop blijkt in verhouding frequenter te zijn in Vb., de zware en pronominale in Rt., blijkens de volgende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
percentages: adverbiale aanloop, Rt. 122 gevallen (65%), Vb. 79 (77%); pronominale aanloop, Rt. 26 gevallen (14%), Vb. 9 (9%); nominale aanloop, Rt. 37 gevallen (21%), waarvan 17 voorz.bep., 15 objecten, 4 praed. nomina; Vb. 15 gevallen (14%), waarvan 9 voorz. bep. en 6 objecten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 36.De aard van den aanloop. De adverbiale aanloop heeft door een hoog of zwaar accent soms de functie van een zwaren aanloop. In beide teksten vond ik hiervan voorbeelden; b.v. bij meerlettergrepige adverbia; op correspondeerende plaatsen: Rt. 91 Anderwerf sprac Roelant, // .i. rudder stout ende becant: Vb. 34.22 Anderwerf seide Roelant: - Rt. 793 Daeromme es die name sijn // Montalbaen, dat seggic u. Vb. 66.3 daerom is sijn rechte naem Montalbaen. - Rt. 799 Aldus es die tale bleven. Vb. 66.5 Hiermede sceide Yewijn van Reinout - Niet correspondeerend vinden we: Rt. 903 Aldus gereden si hare vaeert. - in Vb. verduidelijkt tot: Met dusdanigen opset ende overdracht reden die ghenoten nae Gascoengen (147.20). Ook de éénlettergrepige adverbiale of pronominale aanloop kan zwaar zijn: Rt. 35 Dat seggic u met gewoude.’ 182 Dies es mine herte tongereke. 598 Maer des sijt seker ende vroet: // Te swaer es mi sijn evelmoet. - Vb. 64.18 ‘Here coninc, ic en soude niet, des wil ic u geven mijn sekerheit, 65.3 ende sloech Anceel met een vuyst in zijn hals dat hy ter aerden storte ende doot bleef: “dair is dijn loen van dijn goeden raet.” De zware aanloop heeft soms de syntactisch bindende functie, die eigen is aan de lichte. Hiervan vinden we in Vb. 5 voorbeelden in het loopende verhaal en één in de directe rede; in Rt., die meer dan tweemaal zooveel zinnen met zwaren aanloop bevat, treffen we slechts 2 van deze gevallen aan, in de indirecte rede: Vb. 24.9 Tot desen tiden sat Aymijn onder al sijn edele baroenen in scoon ende costelic bliaut van groender side. 65.23 Ende ter stont dede Reinout dat casteel beginnen ende met haesten opmaken dic van muren ende seer hoge; om dat casteel ghingen twee muren 146.32 Met desen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woerden reden si int parc 147.20 Met dusdanigen opset ende overdracht reden die ghenoten nae Gascoengen (zie voor Rt. bij de adverbiale aanloop). 25.35 Ende des gelijcs souden si mi doen (in de directe rede). In de overige gevallen is de zware aanloop emphatisch of affectief-emphatisch. Er is een verschil te constateeren tusschen de voorbeelden in de directe en die in de indirecte rede. In de directe rede heeft zoowel in Rt. als in Vb. de zware aanloop meestal affectieve waarde; bijv.: Rt. 112 Ende seide: “drinct, neve Roelant, // Desen verscen coelen wijn: // U scinker willic heden sijn, 596 Geen verrader willic wesen, 848 Doet es u kempe Goutier // Van Ogiere, den coenen man, 852 Ten ersten slage slouch hine doet.” - Vb. 64.7 Mer sijn toern en derf ic niet verwachten 64.12 Want tegen coninc Karel en mogen wi niet striden 148.26 dese scande ende laster daer wi nu in zijn en mogen wi nemmermeer verwinnen - Het aantal zinnen, waarin de aanloop meer emphatisch is, blijkt vooral in Vb. zeer gering te zijn; ook hier ontbreekt het affect echter niet geheel: Rt. 990 Te Beverepaer sal ic varen, // Alse helpe mi sente Jhan! 501 U haten die hogeste van den rike: // Jegen hare hoge magen / Ne mogedi gene veete dragen. 320 Adelaert heet die derde mede. 851 Ogiere geschach die ere groot, // Ten ersten slage slouch hine doet.’ - correspondeerend met Vb. 147.9 Ogier geschiede grote eer want hi sloech hem ten eersten slage doot.’ In de indirecte rede heeft Rt. behalve de twee bovengenoemde zinnen met syntactisch bindenden aanloop 11 andere, waar de aanloop affectief-emphatisch is en 7 met emphatischen aanloop; ook in deze laatste heeft de aanhef van den zin soms nog min of meer affectieve waarde. Zuiver emphatisch is de aanloop b.v. in: 910. ‘Hi heeft opgegeven sijn rike, // Te Beverepaer es hi begeven. - Voorbeelden van affectief-emphatischen aanloop zijn: Rt. 52 Sconre hof hilt Aymijn nie. 297 Thooft dat si vor hem brochten, 684 Des balch hem dAvernaes sere, // Lamberte bet na streec, // Bi den hare hine greep, // Sine hant hi verdrouch, // In den hals hine slouch, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(de affectieve functie van dit zinnencomplex gaat gepaard met de oude niet-geïnverteerde woordschikkingGa naar voetnoot1). Vb. bevat in de indirecte rede behalve de 5 genoemde zinnen met synt. bindenden aanloop slechts 2 andere; n.l. met emphatischen aanloop: 65.23 Ende ter stont dede Reinout dat casteel beginnen - met affect: 63.23 mer coninc Karels toern ontsach hi sere. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 37.Scheiding tusschen S. en Vf., die in de zinnen beginnend met S. slechts éénmaal voorkomt in Rt. en geen enkele maal in Vb., tenzij door de negatie ‘en’, is ook in de zinnen met aanloop in Vb. zeer zeldzaam; in Rt. daarentegen bedraagt het aantal zinnen met scheiding tusschen S. en Vf. 16, d.w.z. bijna 5% van alle zinnen met aanloop. P. heeft in verhouding nog meer voorbeelden; op 80 verzen komen daar 6 van deze zinnen voorGa naar voetnoot2). De uitzonderingsgevallen in Vb. zijn: 61.12 Aldus dedese de coninc veel gemacs. 64.3 ‘Hier heeft gesent coninc Karel van Vrancrijc enen bode met enen brief de inhout enz. In Rt. zijn er van de 16 zinnen 9, waar de scheiding gevormd wordt door een pronominaal object, éénmaal door ‘er’, volgens den ouden regel van het encliticum b.v.: 417 U sentene Carel die coninc. 683 Des balch hem dAvernaes sere, - Hiertoe behooren ook de reeds genoemde typisch oude zinsvormen zonder inversie: 785 Bi den hare hine greep, 687 In den hals hine slouch, - verder: 834 Uten gereide hi hem warp. - Het scheidende pronominale object wordt nog gevolgd door een adverbiale bepaling in: 110 Daarop quam haer sint pine. - Een nominale werkwoordsvorm is het scheidende deel in: 197 ‘Entrouwen, here, so sijn verloren // Die ede, die gij hebt gezworen, 410 U doet groeten vriendelike // Karel, die coninc van Vrankrike.’ - Tenslotte nog een zin zonder inversie, waarin het object door een demonstratief pronomen wordt herhaald, dat echter bijna de functie van een conjunctie krijgt: 297 Thooft dat si vor hem brochten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onderbreking tusschen S. en Vf. komt in geen van beide teksten voor. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 38.In de zinnen met aanloop is in Vb. de geïnverteerde woordschikking regel zonder uitzondering; in Rt. vinden we 7 zinnen zonder inversie, n.l. 468 So menigen dienst si u daden. 950 Des hi .R. sonder noetGa naar voetnoot1), - en de reeds vaker geciteerde verzen: 297, 685, 686, 687, 834. Ook P. bevat een zin zonder inversie: 24 Bi den voeten hine gheprant. - Deze uitzonderingen zijn alle zinnen met zwaren aanloop. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 39.Het aantal zinnen met enkelvoudig praedicaatGa naar voetnoot2) bedraagt in Rt. 113 (68%), in Vb. 74 (77%), waarvan in Rt. 30 en in Vb. 35 van den zinsvorm A. Vf. S. Deze korte zinnen zijn in Vb. veelal de inleiding tot de directe rede, n.l. 26 maal, in Rt. slechts 13 maal. Dit groote aantal inleidingen tot de directe rede in Vb. verklaart de voorkeur voor dit zinstype, vergeleken bij Rt. De vaak abrupte stijl van Rt. heeft die inleidingen niet noodig; de vloeiende, logische verhaaltrant van Vb. kan ze daarentegen niet missen; ze zijn daar toegevoegd, waar ze in Rt. ontbraken. Voorbeelden: Rt. 446 Doe sprac Anceel van Ribemont: 811 Doe antworde die grave Ogier: - Vb. 24.32 Anderwerf seide Roelant: 64.18 Doe seide Reinout: - De overige zinnen van dit type kunnen al of niet door een ondergeschikten zin gevolgd worden: Rt. 135 Dit versach die grave Roelant. 120 Des balch die grave Aymijn. 286 Doe liepen rudders ende vrouwen // Ende joncfrouwen, die bescouwen // Wilden enz. - Vb. 65.25 om dat casteel ghingen twee muren alsoe dat dit casteel in corter tijt volmaect was. 147.9 Ogier geschiede grote eer. 59.27 want ginder staet Yewijns burch. Het zinstype A. Vf. S.A. vinden we in Rt. 78 maal, in Vb. 39 maal. De frequentie van dezen zinsvorm wordt in Rt. bevorderd door vaste constructies met een bijstelling: b.v. 102 Nochtoe zweech Aymijn, die degen. 220 Doe seide Writsaert, die degen snel: 584 Doe sprac Renout, .i. helt vri: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zinnen met samengesteld praedicaat bevat Rt. dus meer dan Vb.; resp. 49 (32%) en 22 (23%); hiervan hebben in Rt. een open zinseinde 27, een gesloten zinseinde 22; in Vb. is het aantal voor beide zinssoorten gelijk, n.l. 11. Evenals in de zinnen met Subject beginnend, toont Rt. een voorkeur voor het open zinseinde, maar minder sterk. Omgekeerd daarentegen Vb., dat hier evenveel open als gesloten zinnen bevat, terwijl we in de zinnen met Subject voorop een sterke voorkeur voor den gesloten vorm constateerden. Het zinseinde A. bevat in Rt. 10 maal een voorz.bep., 3 maal twee voorz.bep., 5 maal een object, 4 maal een adverb. bep. en 1 maal een bekn. zin (vs. 290 vlg.). In beide categorieën, zinnen met aanloop en zinnen met S. voorop, komen dus vooral aan het zinseinde voor: voorzetselbepalingen, objecten en adverbiale bepalingenGa naar voetnoot1). Het aantal objecten aan het zinseinde is in de zinnen zonder aanloop veel grooter, dan in die met aanloop; de zware aanloop wordt immers juist vaak gevormd door een object. In Vb. merken we behalve voor voorzetselbepalingen geen voorkeur voor bepaalde zinsdeelen aan het zinseinde, evenmin als in de zinnen zonder aanloop. Het zinseinde A. bevat in Vb. n.l. 4 maal een voorz.bep., 2 maal een gecoördineerd zinsdeel, 1 maal een adverb.bep., een dat. object en eenmaal een coordinatie van twee voorzetselbepalingen, n.l.: 64.12 want tegen coninc Karel en mogen wi niet striden hier int lant noch over zee. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 40.Onderbreking van den zin tusschen S. en Vf. komt evenmin in Rt. als in Vb. voor. Elders in den zin vinden we in Vb. slechts één voorbeeld, en wel door een relatieven bijzin: 148.26 ‘Adelaert mijn lieve kint, dese scande ende laster dair wi nu in zijn en mogen wi nemmermeer verwinnen. - In Rt. is ‘onderbreking’ frequenter en hangt o.a. samen met de functie van den zwaren aanloop en den daarmee gepaard gaanden rhythmischen vorm van den zin: 968 Desen lachter, dair wi in sijn, // Dese scande ende dit seer // Ne verwinnen wi nembermeer. 985 Adelaert, sijn scoene kint, // Dat hi met siere herten mint, // Gevinc hi in sine arme bede. - Behalve | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in deze twee voorbeelden met onderbrekenden relatieven bijzin wordt de onderbreking overigens steeds gevormd door een uitroep (een stereotiep-epische formule, die we niet in Vb. terugvinden) of een toegevoegden zin als ‘seitsi’:Ga naar voetnoot1) Rt. 5 ‘Den vorsten’, seitsi, ‘hebbic beeant, 803 ‘So moeti dan,’ sprac die degen, // ‘Van mi bliven onverslegen, 648 Want in Gasscoengen mach hi niet // Hem onthouden, wats gesciet, // Jegen den coninc Karel vri. 713 So gevic u, bi mire wet, // Te hant die roche up die Geronde. 758 Doe omboot Renout, God weet! // Over al dat lantscap breet. 973 Des suldi, bi onsen heere! // Hierna scamen harde sere, 990 Te Beverepaer sal ic varen, // Alse helpe mi sente Jhan! // Met minen volke gemenelike / Jegen die genoete van Vrankrike (de onderbreking scheidt het op vallend omvangrijke zinseinde A. van het overige gedeelte van den zin). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdzinnen, voorafgegaan door één of meer bijzinnen.§ 41.Het aantal van deze zinnen, die afzonderlijk besproken dienen te worden wegens den invloed van de voorafgaande bijzinnen op hun vorm, bedraagt in Rt. 52, in Vb. 74. Behalve de voorkeur van Rt. voor den enkelvoudigen hoofdzin (zie § 30) is ook de neiging van Vb. om adverbiale bepalingen in den zinsaanloop te vervangen door verduidelijkende bijzinnen de oorzaak van dit grooter aantal in Vb. De meeste gevallen zijn hoofdzinnen, voorafgegaan door één bijwoordelijken bijzin; in beide teksten 76%, in Rt. en Vb. resp. 40 en 56 zinnen. Voorafgegaan door een bijwoordelijken bijzin, die gevolgd wordt door een ondergeschikten zin, vinden we in Rt. 5, in Vb. 9 zinnen. Driemaal gaat in Rt. en Vb. een subjectszin vooraf, terwijl overigens nog als vooropgaande bijzinnen voorkomen: een dat.-objectszin, 1 maal in Rt. en Vb.; een dat.-objectszin gevolgd door een adverb. bijzin, 1 maal in Rt. en een acc.-objectszin, 1 maal in Rt. Een merkwaardig vervlochten zinsverband heeft Rt. 246 Als Ridsaert die borch sach, // Mogedi horen, wes hi plach. - Voorafgaande bijzin en hoofdzin worden door een parenthetischen zin onderbroken in: Vb. 63.30 Mach Reinout bi u dochter kinder werven, hi is van so hogen geslacht hi sal u de oerlogen tegen coninc Karel wel helpen dragen - (Rt. heeft hier een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vervlochten zinsverband: 565 Mach Renout, die helt van prise // Kinder hebben, als hi sal, // Bi uwer dochter, heift hijs geval, // Renout es van so hogen magen, // Die veete suldi wel gedragen). Zinnen met aanloop, met als gevolg: geïnverteerde woordschikking komen in Rt. voor ten getale van 16, in Vb. 11, resp. 31% en 15%. De aanloop is steeds een hervatting van den voorafgaanden bijzin of van een gedeelte daarvan; vooral bijzinnen ingeleid door een Vf. (conditionale zinnen) worden in den hoofdzin hervat, en wel door ‘so’ als hervatting van den inhoud van een geheelen zin of door een pronomen als hervatting van een substantief. Wat de volgorde van S. en Vf. betreft, blijken er in Rt. 26 zinnen zonder inversie voor te komen, en eveneens 26 met inversie. Vb. heeft 22 zinnen zonder, maar 52 met inversie. De grootere frequentie van geïnverteerde zinnen in Vb. hangt samen met de voorkeur voor temporale bijzinnen als ‘aanloop’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 42.Onder de zinnen zonder inversie bevinden zich natuurlijk allereerst, èn in Rt. èn in Vb. de drie gevallen, waar een subjectszin voorafgaat. In twee van deze zinnen wordt in beide teksten de subjectszin door een pronomen in den hoofdzin herhaald: Rt. 347 Die Yewen sullen helpen striden, // Si gereedden hem ter vaert. - Vb. 25.9 dat gij nu swicht dats grote dorperheit - (evenzoo: Rt. 524, Vb. 63.18). Niet herhaald wordt de subjectszin in: Rt. 125 Dat gij so lange zwijcht, es dorperhede. (correspondeerend met Vb. 25.9; zie boven). Vb. 63.15 die u desen raet gaf, en gaf seker om u lijf niet een mite. - Eénmaal wordt in beide teksten een hoofdzin, voorafgegaan door een dat. objectszin (in Rt. gevolgd door een toegevoegden zin), in den hoofdzin hervat door een pronominaal object: Rt. 760 ‘So wie dat vername, // Dat hi toter roche quame, // Renout soude hem huusingen geven, - Vb. 65.27 wie totter roetsen woude comen woenen, Reynout soude hem husinge geven - Alle overige niet geïnverteerde zinnen hebben in Rt. als aanloopzin een conditionalen bijzin of een concessieven bijzin, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ingeleid door ‘al’ (op drie uitzonderingen na; zie onder); in Vb. een conditionalen bijzin. De conditionale bijzinnen, met Vf. aanvangend, worden uiteraard door een hoofdzin zonder inversie gevolgd, daar er anders geen verschil in vorm tusschen hoofd- en bijzin zou zijn. Voorbeelden: Rt. 616 Wildi mi de roche geven, // Ic wils verdienen al mijn leven, 624 Gavic u de roche, coene wigant, // Ghi dwoncter mede al mijn lant, 465 ‘Geifdi aldus up dese ridtaren, // Men sal u heten verrader hiernaer, - Vb. 62.29 soudise dus overgeven ende verraden, men soude u min achten dan een dwaes.’ 62.21 ende can hi u dan crigen hi sal u doen hangen.’ 64.16 Reinout, gave ic u de roetse, gi dwoncter al mijn lant mede ende oec Gascoengen.’ (corresp. met Rt. 624 vlg.). Voorbeelden van concessieve bijzinnen, gevolgd door een hoofdzin zonder inversie, in Rt.: 721 Al quame Karel die nameconde // Daer voren met al sinen here, // Hine mocht u niet .i. pere // Deren binnen .c. jaren.’ 654 Al quamer die coninc selve voren, // Hine soude wel sinen toren // Daerin onthouden sekerlike // Jegen den man van Vrancrike. Deze hoofdzinnen zonder inversie, voorafgegaan door een conditionalen bijzin en in Rt. ook door een concessieven, staan bijna uitsluitend in de directe rede en dienen voor het leggen van een sterken nadruk. De enkele gevallen, die niet in de directe rede voorkomen, zijn overgangen van directe naar indirecte rede, b.v.: Rt. 867 Doe swoer Roelant vele saen: // ‘Hi soude Ywe varen vaen // Constine vinden in enich lant, // Hi soudene hangen doen tehant.’ - Vb. 24.28 ende sijn verwe ontginc hem, so dat hi dicwil bleec wort als hi sijn vianden so voer hem sach staen: had hi se enichsins met eren mogen slaen, si en souden hem niet ontgaen hebben. Scheiding tusschen S. en Vf. door het ontkennende ‘en’ komt in beide teksten enkele malen voor; overigens bevat Rt. één zin met scheiding door een pronomen, een possessieven datief: 977 Daer die vrouwe dese tale sprac, // Die trane haer uten ogen brac. - en één zin met een scheidend nominaal object: 126 Ende eer soe twort vulseide, // Aymijn die hant verdrouch. - De beide laatstgenoemde zinnen zijn tevens uitzonderingsgevallen, waar een temporale bijzin aan een hoofdzin zonder inversie voorafgaat (evenzoo vs. 522 vlgg.). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 43.Bij de zinnen met inversie is de voorafgaande zin op enkele uitzonderingen na een temporale of conditionale bijzin. We vinden in Rt. 10 zinnen met een temporalen bijzin, waarvan in drie gevallen de bijzin door ‘doe’ hervat wordt, in Vb. 43 van deze zinnen, tweemaal hervat door ‘so’. Het groote aantal temporale bijzinnen typeert den Volksboekstijl; het zijn verklarende uitbreidingen van den aanloop ‘doe’ in Rt. Hoofdzinnen voorafgegaan door een conditionalen bijzin komen in Rt. 10 maal voor, waarvan 8 met een hervattend ‘so’, in Vb. 8 maal en op één uitzondering na met den hervattenden aanloop ‘so’. Na de conditionale zinnen vinden we dus bij voorkeur een hervattenden aanloop, na de temporale bijzinnen slechts zelden. Soms wordt slechts één zinsdeel van den voorafgaanden bijzin hervat: Rt. 456 Si dat sake dat gijs oec niet // Ne doet, u es evele gesciet: 490 Quamedi in Poelien of in Toscanen, // Of in Calabren, u stonde tontfane // Groten lachter, dat weit wel, - correspondeerend met: Vb. 62.35 Quaemdi in Poelgen of Calaberen, Cecilien Griecken of Hongerien, in Engelant of Francrijc, u stonde te lijden swaer verdriet. Rt. 500 Of comedi in Vrancrike,// U haten die hogeste van den rike: Een objectszin wordt gevolgd door een hoofdzin met inversie, ingeleid door een hervattend pronominaal object in: Rt. 177 Wien ic van den sinen mochte begaen, // Dien soudic wel gaerne slaen. - Het object van den bijzin is tevens object van den hoofdzin. Een concessieve bijzin wordt hervat door ‘nochtanne’ in: Rt. 100 Al waert dat hi verdeelt ware, // Nochtanne soudire spreken jegen.’ - In Vb. vinden we behalve temporale en conditionale bijzinnen, gevolgd door een hoofdzin met inversie, éénmaal een absolute constructie met temporale functie: 59.30 Dat gedaen wesende, leiden si haer hoefden in haer scilden ende sliepen een weinich. - Scheiding van S. en Vf. door een pronomen (éénmaal door ‘te + infinitief’) komt in de directe rede alleen voor na een voorafgaanden conditionalen bijzin, in beide teksten 3 maal; in de indirecte rede alleen na een temporalen bijzin en uitsluitend in Vb. (3 maal): Rt. 490 Quamedi in Poelien of in Toscanen // Of in Calaberen, u stonde tontfane // Groten lachter, dat weit wel, - corresp. met Vb. 62.35 quaemdi....u stonde te lijden swaer verdriet - Rt. 800 ‘Wildi | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noch lien, here Ogier, // Van der verranesse, die gi daet // In Vaucoloene, so ware uwes raet. 807 Ende wildi der mordaet lien niet, // So es u evele ghesciet, - correspondeerend met: Vb. 146.28 ende en wildi niet lijden so is u evel ghesciet. Vb. 62.29 ende ist dat gi des niet en doet soe sal u verdriet naken. 61.16 Als dit gedaen was gereide hem die coninc om te stride te trecken. 148.31 ende met dat dese vrouwe dese woerden sprac liepen haer die trane wten oghen. 65.28 Als dit de luden verhoerden, quammer veel volcs (scheiding door het enclitische ‘er’). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 44.Wat de woordschikking betreft in de zinnen zonder inversie kunnen we het volgende opmerken. Met scheiding van S. en Vf. komen in Rt. 4 zinnen met enkelvoudig praedicaat voor (2 maal S.A. Vf., 2 maal S.A. Vf. A.); in Vb. slechts één, van het type S.A. Vf. A. (63.15); met samengesteld praedicaat heeft Rt. één gesloten zin (S.A. Vf. A.V.) en twee open zinsvormen (S.A. Vf. A.V.A.), terwijl Vb. eveneens één gesloten (S.A. Vf. A.V.V.) en ook één open zin bevat (S.A. Vf. A.V.A.). De overige zinnen met enkelvoudig praedicaat, 7 in Rt. en 6 in Vb., hebben meestal den vorm S. Vf. A.; eenmaal in Rt. bestaat een zin uitsluitend uit S. en Vf. (523). Met samengesteld praedicaat heeft Rt. 11 zinnen, waarvan 6 met een open en 5 met een gesloten zinsvorm, Vb. 13, waarvan 3 open en 10 gesloten zinnen. Evenals in de hoofdzinnen, aanvangend met S. en niet voorafgegaan door een bijzin, toont Vb. hierin een voorkeur voor den gesloten zinsvorm (vgl. § 34). In de zinnen met samengesteld praedicaat is het deel A. aan het zinseinde steeds een nadrukkelijke mededeeling; opvallend is dit in: Vb. 65.10 wildi ende alle uwe broeders mi getrou wesen, ic sal u de roetse in den Gronde geven, ende mijn dochter de scoon bloem tot enen wive ende dairtoe de helft van minen goede. - De aanleiding tot open zinsvorm is hier duidelijk het leggen van een sterken nadruk op de coördineerend toegevoegde verschillende gaven. Rt. bevat één zin met onderbreking na Vf.: 465 Geifdi also up dese riddaren, // Men sal u heten verrader hiernaer, // Dat weit wel, over .M. jaer. In de zinnen met inversie treffen we in Rt. 3 gevallen aan met scheiding van S. en Vf., resp. van het zinstype A. Vf. te V.S., A. Vf. A.S., en A. Vf. A.S.V., in Vb. 6 zinnen: 2 maal Vf. A.S., 1 maal Vf. A.S.A., 2 maal A. Vf. A.S.A., 1 maal A. Vf. te V.S. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zonder scheiding van S. en Vf., dus met den normalen vorm, komen in Rt. 13 zinnen voor met enkelvoudig praedicaat, in Vb. 37; in Rt. 2 maal van den vorm A. Vf. S., 1 maal Vf. S., 4 maal A. Vf. S.A., 5 maal Vf. S.A., in Vb. 8 maal Vf. S., 3 maal A. Vf. S.A. en 26 maal Vf. S.A. Met een samengesteld praedicaat vinden we in Rt. 10 zinnen, waarvan 8 met een gesloten en 2 met een open zinseinde, in Vb. 9 zinnen, waarvan 6 een gesloten en 3 een open vorm hebben. In Rt. constateeren we dus een voorkeur voor een gesloten zinsvorm, in tegenstelling met wat tot dusver bleekGa naar voetnoot1). Een zeer omvangrijk ópen zinseinde heeft Rt. 569 Die veete suldi wel gedragen // Jegen Kaerl geweldelike, // Puppins sone van Vrankrike.’ In het geheel bevat Rt. 10 en Vb. 7 zinnen met samengesteld praedicaat en open zinsvorm. Het deel A. aan het zinseinde blijkt in Rt. 5 maal een voorz. bep. en 3 maal een adverbium te zijn, in Vb. 3 maal een voorz. bep. en 2 maal een adverbium. Verder komt nog een enkele maal als deel A. voor: een object, een praed. nomen en in Vb. een gecoördineerd object (65.10). Meer dan één zinsdeel in A. bevatten Rt. 465 vlgg. en 569 vlgg. (zie boven). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De mededeelende Bijzin.§ 45.Het aantal bijzinnen bedraagt in Rt. 198, in Vb. 217; vergeleken bij de hoofdzinnen (resp. 381 en 216) is dit aantal in Vb. dus relatief veel grooter dan in Rt.; terwijl in Rt. telkens op twee hoofdzinnen slechts één bijzin voorkomt, is het aantal van beide soorten in Vb. nagenoeg gelijk. Bij zinnen met aanloop zijn zeldzaam; in Rt. 11, in Vb. 12 gevallenGa naar voetnoot2). Rt. bevat zelfs een voorbeeld hiervan met inversie, het subject van den bijzin is daar een subjectszin: Rt. 53 Hi sat of hem ware onderdaen // Dat kerstinede heift bevaen; - Zoowel in Rt. als in Vb. is de aanloop slechts éénmaal nominaal; het is dan het psychologisch subject: Rt. 861 ‘Eer Renoude sorcors quam, // Haddi den riddre lofsam // Willen helpen? Vb. 65.34 Als Yewijn de boetscap quam, voer hi derwert met zijn heren. - Overigens is de aanloop pronominaal, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op één uitzondering na, waar het enclitische ‘er’ den aanloop vormt: Vb. 24.12 hy was ooc so ontsien onder sijn baroenen datter niemant en was hoe hoge of edel, de spreken dorste. - In beide teksten komen 4 zinnen voor van het type A.S. Vf.; bevat de zin nog meer zinsdeelen, dan vinden we in Vb. steeds scheiding tusschen S. en Vf., in Rt. in op één na alle gevallen. De uitzondering is: Rt. 131 Daer dorste niemen seggen: laet! // No daertoe spreken goet no quaet, // Nochtan dat haer dat bloet // Nederstorte up den voet. - Wel heeft hier Vf. den bijzinsvorm; het praefix is n.l. niet van Vf. gescheiden. Een ander uitzonderingsgeval, een zin met scheiding door een bijwoord en onderbreking door een bijstelling, komt eveneens in Rt. voor: 943 Ende dat hem Renout, die heelt vercoren, // Of dade sniden bede sijn oren. - Voorbeelden van de bijzinnen met aanloop en scheiding van S. en Vf.: Rt. 430 Ende riep te rade sonder sparen // Alle sine man, die daer waren, // Met also groter listen, // Dats die heren niet ne wisten. 825 Ende gaf Goutiere .i. slach, // Daer hem die doet an lach. - Vb. 59.17 ‘Het is een vreemt dinc dat ons de werlt te cleyn is.’ 147.12 ic seg u here coninc, bij God almachtich, dat hem Maeldegijs sijn oem secours brochte wt dat casteel van Montalbaen. - Met aan het zinseinde een afgescheiden bepaling bij het subject: Vb. 24.13 .... so ontsien onder sijn baroenen datter niemant en was, hoe hoge of hoe edel, de spreken dorste. - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 46. Bijzinnen met enkelvoudig praedicaat.Rt. bevat er 133 (67% van alle bijzinnen), Vb. 118 (55%). Het aantal zinnen, dat behalve het verbindingswoord uitsluitend uit S. en Vf. bestaat, bedraagt in Rt. 15, in Vb. 14. Voorbeelden: Rt. 153 Als Aymijn sijn evelmoet // Vergaen was, sprac hi, daer hi stoet: - 212 Doe reitsi, waer si wilden, - Vb. 26.5 So sijn de eden verloren, de gi swoirt doe ic enz. 63.14 men mach hangen die men wil, - Van de bijzinnen, die meer zinsdeelen bevatten dan S. en Vf. zijn er in Rt. 20 (18%) en in Vb. 9 (9%), waarin S. en Vf. niet gescheiden zijn; het aanmerkelijk geringere percentage in Vb. is in overeenstemming met de historische ontwikkeling van de woordschikking van hoofd- en bijzin. In de zinnen zonder scheiding, dus van den vorm S. Vf. A., heeft het zinseinde A. steeds een sterken nadruk en is soms zeer omvangrijk, zoodat in Rt. de zin herhaaldelijk twee versregels vult, b.v.: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rt. 262 Ende sliepen toten stonden, // Dat si verbonden hare wonden, // Mallijc anderen met gemake. 450 Dat si groten lachter daden, // Den coninc in sire kemenaden, // Daer si slougen jamerlike // Doot den coninc Lodewike. Normaal is natuurlijk in beide teksten: scheiding tusschen S. en Vf. In Rt. bedraagt het aantal zinnen met scheiding 82%, in Vb. 91%. Hiervan behooren in Rt. 59 zinnen (= 50% van alle zinnen met enkelv. praedicaat), in Vb. 85 (80%) tot het type S.A. Vf.; den vorm S.A. Vf. A. vertoonen in Rt. 35 zinnen (30%), in Vb. 9 zinnen (9%). Vergeleken bij Vb. is de half-open zinsvorm S.A. Vf. A. in Rt. zeer frequent. Terwijl we in Vb. als zinseinde A. vinden: 7 maal een voorz. bep., 1 maal een dat. object en 1 maal een bepaling bij het object, kunnen we in Rt. geen voorkeur voor een bepaald zinsdeel aan het zinseinde constateeren. Veelvuldig komen in Rt. voor: een voorz. bep., een acc. object, een dat. object en een adverbium. In 6 gevallen vinden we in Rt. aan het zinseinde een gesplitst praed. nomenGa naar voetnoot1): 888 Die alle stout sijn ende coene.’ (evenzoo: 38) 242 Die rikelijc was ende goet. 142 Die hovesch was ende getrouwe. (evenzoo: 106) 47 Die diere was ende goet. Onderbreking van S. en Vf. door een zin komt nòch in Rt., nòch in Vb. voor, wel een enkele maal in Rt. door een bijstelling bij het subject, b.v. 766 So dat Renout, die helt nameconde, // Vergaderde in corter stonde // Hem .xv.c bi getalle, - Deze zin is tevens éen van de weinige gevallen, waarin het zinseinde A. meer dan één zinsdeel bevat. Voorbeelden van de zinstypen S.A. Vf. en S.A. Vf. A.: Rt. 157 Ic ben dongevallichste man, // Die ie ziele of lijf gewan - 392 Ende omboot Yewen bi brieve, // Dat hi hem dor sinen lieve // Sende die mordadige liede. - Vb. 24.2 datse zyn moye hem heeft gesent, de vrou is in dit lant. 62.2 ende als hi den coninc sach gruete hi hem enz. Inversie komt in Rt. 3 maal, in Vb. 2 maal voor in zinnen ingeleid door ‘al’ en 1 maal in Rt. in een vergelijkenden bijzin met het voegwoord ‘als’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rt. 100 Al waert dat hi verdeelt ware, 654 Al quamer die coninc selve voren, 721 Al quame Karel die nameconde // Daer voren met al sinen here, - Vb. 65.14 want hi en mach u niet deren al lage hijer voer hondert jaer.’ 147.16 ende halen hem al waer hi te Beurepaer int cloester - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 47.Bijzinnen met samengesteld praedicaat telt Rt. 54, Vb. 83, resp. 27% en 38% van alle bijzinnen. a. Zinnen alleen bestaande uit S., Vf. en V. bevat Rt. 11, Vb. 16. Hiervan hebben in Rt. 7 zinnen den vorm S. Vf. V., 1 S. Vf. V.V., 1 S. te V. Vf. en 2 S.V. Vf.; Vb. daarentegen heeft 14 zinnen van den vorm S.V. Vf., slechts 2 S. Vf. V. en 1 S. Vf. te V. Terwijl Rt. dus een voorkeur heeft voor de schikking Vf. V., bevat Vb. bijna uitsluitend het type met de volgende V. Vf. Eén van de beide zinnen in Vb. met den vorm S. Vf. V. heeft een sterken nadruk op het deel V., dat tevens affectieve waarde heeft: 148.27 dat men tot u sal seggen in wat landen dat ghy coemt, dat u oudevader is gehangen. S. te V. Vf.: Rt. 255 Dats daer wi te ridene achten.’ S. Vf. te V.: Vb. 25.21 Als Aymyns toernigen moet began te vercoelen. S. Vf. V.: Rt. 3 Ende sach in dat dal beneden, // Waer die heren quamen gereden. 54 Hi sat of hem ware onderdaen, // Dat Kerstinede heift bevaen - Vb. 148.2 vraechden si waer den coninc Yewijn mochte sijn. S. Vf. V.V.Ga naar voetnoot1): Rt. 358 Daer hi die castele vant - // Si daden hem groten pant - // Die Saforet hadde doen maken. S.V. Vf.: Rt. 100 Al waert dat hi verdeelt ware, 698 U verga alsoot vergangen mach, b. De zin bevat ook andere deelen dan S.V. en Vf. Inversie komt eenmaal voor en wel in Vb. in een zin ingeleid door ‘al’: 24.11 Aldus sat Aymijn met groter overmoet al hadde hi here geweest over al Kerstenrijc. Wanneer een zin twee nominale werkwoordsvormen inhoudt, dan gaat in Rt. het verbum finitum steeds hieraan vooraf; in Vb. heeft deze regelmaat enkele uitzonderingen, tweemaal komt daar de schikking V. Vf. V. voor: 59.9 ende vochten so lange, datmen wel een mile gegaen soude hebben. 148.30 als gi so vorde coemt dat ghi ridders namen ontvangen sult hebben’ - Hieronder volgen eenige voorbeelden van de normale schikking der deelen V. en Vf.: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
S.A. Vf. V.V.: Rt. 347 Die Yewen sullen helpen striden, // Si gereedden hem ter vaert, - Vb. 23.38 Doe si[se] gewaer wert comen ridende mercte si enz.Ga naar voetnoot1) 62.22 Heer Hughe van Avernaes sprac met toernigen moet als hi desen raet had horen gevenGa naar voetnoot1) enz. S. (A.) Vf. A.V.V.: Vb. 23.26 Soe geboerdet na dat die maeltijt ghedaen was, dat vrou Aye de scone vrouwe was voir een veynster vander salen gaen staen S.A. Vf. V.V.A.: Vb. 64.20 ic soudet op hem wreken alsoe dat hi mit vreden niet en soude mogen slapen op sijn bedde noch eten of opstaen; - Bevat de zin één deel V., dan is zoowel de schikking V. Vf. als Vf. V. mogelijk. Rt. heeft 13 zinnen met de volgorde V. Vf. en 26 met Vf. V.; Vb. daarentegen 44 met de schikking V. Vf. en 20 met Vf. V. Het Volksboek heeft dus een even groote voorkeur voor V. Vf., als Rt. voor Vf. V.; dezelfde verhouding dus als in de zinnen, die uitsluitend uit S., Vf. en V. bestaan. Wat de frequentie van open en gesloten zinsconstructies betreft, kunnen we constateeren, dat zoowel in Rt. als in Vb. het aantal zinnen met een gesloten vorm het grootst is; in Vb. echter is die voorkeur minder opvallend. Rt. heeft n.l. 26 gesloten en 12 open zinnen, Vb. 38 gesloten en 29 open zinnen. In de zinnen met de volgorde V. Vf. komen in geen der beide teksten gevallen zonder scheiding van S. en Vf. voor. Het meest gebruikelijke zinstype voor den gesloten zin is: S.A.V. Vf.; in Rt. is deze zinsvorm regel zonder uitzondering (7 voorbeelden), in Vb. vinden we 21 van deze zinnen, maar bovendien nog twee van een anderen vorm, n.l.S.A. te V. Vf.: 65.7 so sal hi mi helpen waer ict te doen heb, - met scheiding van beide deelen van het praedicaat, S.A.V.A. Vf.: 64.14 ic sal daer een casteel op doen maken dat ic coninc Karel nyet een mite ontsien en sel.’ - Als open zinsvorm komen voor: S.A.V. Vf. A. (half-open), in Rt. 3, in Vb. 11 zinnen en: S.V. Vf. A., in Rt. 2, in Vb. 8 zinnen. Eénmaal vinden we in Vb. een geval van onderbreking na het subject, door een relatieven bijzin: 64.37 dit waer ymmer scande dat men onsen coninc die so edel ende machtich is, in sijn lant hangen soude. In de zinnen met de schikking Vf. V. is eveneens scheiding van S. en Vf. regel. Als uitzondering heeft Vb. een geval, waar de zin tusschen S. en Vf. wordt onderbroken door | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een bijstelling bij het subject: 23.26 So geboerdet .... dat vrou Aye de scone vrouwe was voir een veynster vander salen gaen staen. - Rt. bevat drie zinnen zonder scheiding van S. en Vf., éénmaal een relatieven bijzin: 65 Maer daer was niemen so coene, // Die dorste seggen willecomen. - en twee voegwoordelijke bijzinnen: 217 Nu ne wetic, warewaert // Wi mogen varen omme onthout. 33 Ic wilde wel, datsi alle waren // Over .m. milen gevaren. Terwijl in de zinnen met de volgorde V. Vf. het aantal met open zinseinde in Vb. vrij groot bleek, vinden we hier in beide teksten een voorkeur voor den gesloten zinsvorm. Het meest gebruikelijk is S.A. Vf. V. (6 maal in Rt., 14 maal in Vb.). Behalve dit zinstype komt een enkele maal voor in beide teksten de vorm S.A. Vf. te V., S.A. Vf. A. te V. en S.A. Vf. A.V., de beide laatste dus met gescheiden praedicaatsdeelen: Rt. 835 ‘Hebbic gedaen,’ sprac de heelt coene, // ‘Al dat ic sculdech bem te doene.’ - Vb. 24.8 met menigen costeliken steen die seer genoechlic waren te sien. 26.3 ende doen hem wes een vader sculdich is sijn kinder te doen.’ - Rt. 877 So willic u te hulpen staen, // Met .viii.c riddren saen. // So salic u volgen, waer gi vaert, // Die alle sijn wel bewaert.’ - Vb. 25.29 ende God en verleende mi nie soveel gracien dat ic een kint hadde an u gewonnen. Open zinsvormen vinden we in beide teksten slechts 4 maal. Het zinstype S.A. Vf. V.A. komt nog het meest voor, overigens bevat Vb. één zin van den vorm S.A. Vf. te V.A. en Rt. één voorbeeld met scheiding der praedicaatsdeelen: S.A. Vf. A.V.A. Het zinseinde A. heeft steeds een sterken nadruk. S.A. Vf. V.A.: Rt. 200 ‘Ic vlo mi liever uter noot, // Dan ic dus soude bliven doot.’ - verder: 76, 324; Vb. 25.14 ende waren seer verstoert van binnen dat si daer waren gecomen sonder wapenen. - verder: 24.24, 64.5. S.A. Vf. te V.A.: Vb. 63.19 laetse varen in een ander lant, daer si hem weten te onthouden voir coninc Karel. S.A. Vf. A.V.A.: Rt. 425 Dat hi hem sonde den mordenare, // Die hem hadde in Vrankerike // Verslegen sinen sone LodewikeGa naar voetnoot1). Wat het deel A. aan het zinseinde betreft, bemerken we in Vb. een sterke voorkeur voor een voorzetselbepaling, n.l. in 21 van de 29 zinnen; verder 5 maal een object. In Rt., waar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het aantal open zinnen veel geringer is, treffen we niet die groote voorkeur aan; zelfs is het aantal zinnen met een object aan het zinseinde veel grooter; 3 maal komt een voorz.bep. voor en 6 maal een object. We constateeren hier dus dezelfde verhouding als bij de open zinnen met enkelvoudig praedicaat, waar het zinseinde in Vb. ook meerendeels gevormd werd door een voorz.bep., terwijl die voorkeur in Rt. daar evenmin bleek te bestaanGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 48.De aard van V. en Vf., in verband met hun schikkingGa naar voetnoot2). Het deel V. kan zijn een infinitief op een participium perfecti. We vinden tusschen beide de volgende verhouding:
Volgorde V. Vf.:
Volgorde Vf. V.:
In Vb. blijkt de voorkeur voor V. Vf. bijna even groot in zinnen met p.p. als met inf.; Rt. daarentegen toont zijn omgekeerde voorkeur vooral in de zinnen met p.p. De inf. staat daar bijna even dikwijls voor als achter Vf. Slechts éénmaal in beide teksten gaat ‘te inf.’ aan Vf. vooraf. De aard van Vf. Enkele werkwoorden vallen door hun frequentie reeds dadelijk op, n.l. ‘hebben’ en ‘zijn’.
We merken op, dat bij een Vf. van het werkwoord ‘hebben’ in Rt. nooit de volgorde ‘p.p. - Vf.’ voorkomt. Overigens | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
blijkt ook duidelijk de groote voorkeur van Rt. voor Vf. V. en van Vb. voor V. Vf. De hulpwerkwoorden ‘zullen’ en ‘willen’ komen als volgt voor:
Vb. vertoont bij beide werkwoorden bijna uitsluitend de schikking ‘inf. - Vf.’, de voorbeelden in Rt. zijn gelijkelijk over de twee mogelijkheden verdeeld. Andere werkwoorden zijn te weinig frequent om voor een vergelijkende beschouwing in aanmerking te komen (mogen, kunnen, durven, zien). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Conclusies aangaande ‘de vorm van den mededeelenden zin’.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|