Vergelijkend-syntactische studie van den Renout en het Volksboek der Heemskinderen
(1934)–L.A.H. Albering– Auteursrecht onbekend
[pagina 44]
| |||||||||||||
VI.
| |||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||
Rt. 224 Ridsaert seide: ‘Broeder Renout,’ // Ic weet noch harde goet onthout.’ Vb. 59.18 Doe seide Ridtsaert: ‘Ic weet ons onthout.’ - Rt. 234 Ridsaert sprac: ‘degen vrome,’ // Wi sullen hem sijn willecome, // Ende wi sullen hebben goet onthout.’ Vb. 59.20 Doe seide Wridsaert: ‘Ist also, so sullen wij hem wesen welecoem ende ons gaern onthouden.’ Ook het niet-voorop-staan van den vocatief in Rt. kan weglating in Vb. ten gevolge gehad hebben: Rt. 811 Doe antworde die grave Ogier: // ‘Inne ontsie u niet, Goutier’. Vb. 146.29 Doen seide die stoute Ogier: ‘Ic en ontsie u dreygen niet’. 3o. In de correspondeerende gevallen blijkt de vocatief bij voorkeur voorop in het zinsverband te staanGa naar voetnoot1). Deze voorkeur is vooral in Vb. zeer groot, n.l. in 27 van de 33 gevallen, in Rt. vinden we den vocatief 23 maal voorop. 20 maal hebben beide teksten den vocatief voorop, in Rt. 7 maal gevolgd door een onderbreking als ‘seitsoe’ (e.d.). In Vb. komt een dergelijke onderbreking nooit voor. Voorbeeld: Rt. 692 ‘Vrient’, sprac Huge dAvernaes: // ‘Nemmeer sprec als .i. dwaes! - Vb. 63.11 doe seyde heer Huge: ‘Vrient, en spreket niet meer als een dwaes.’ Tweemaal staat in Rt. zoo'n onderbrekende toegevoegde zin tusschen twee varieerende vocatieven. Voorbeeld: Rt. 967 ‘Adelaert,’ seitsoe, ‘sone min, // Desen lachter, dar wi in sijn, // Dese scande ende dit seer // Ne verwinnen wi nembermeer’. Vb. 148.26 ‘Adelaert mijn lieve kint, dese scande en de laster daer wij nu in zijn en mogen wij nemmermeer verwinnen’. - Rt. bevat 7 zinnen met den vocatief midden in de oratio recta of aan het einde, terwijl Vb. vooropplaatsing kiest, dus den kunstigen epischen vorm van de onderbreking laat varen. Bijv.: Rt. 800 ‘Wildi noch lien, here Ogier, // Van der verranesse. Vb. 146.25 Ogier, wildi noch liden die verradenis - Rt. 162 ‘Ic wilt u seggen, vrouwe gravinne. Vb. 25.27 Wairde vrou, ic mach wel seggen, enz. Driemaal hebben beide teksten een vocatief tusschen de oratio recta of aan het einde; ook verder vinden we nog in Vb. - in tegenstelling met de blijkbare neiging om den vocatief zoo | |||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||
ver mogelijk naar voren te plaatsen - twee gebiedende zinnen met een vocatief, die juist in afwijking met Rt., niet voorop staat: Rt. 440 Ghi heren, sprac die coninc doe, enz. Vb. 62.13 Raet mi hier in, gi heren. (Rt. vertoont hier weer een onderbreking na den vocatief). Rt. 789 Renout, nu segt, hoe es sine name?’ - Vb. 66.1 ‘segt Reinout, hoe is sinen name?’ Zoo al niet geheel voorop, heeft Vb. den vocatief toch naar voren gebracht en daardoor den zin onderbroken in: Rt. 484 ‘Verloesdi dese heren .iiij., // Gi wert onteert, coninc fiere.’ Vb. 62.32 ‘Ic segt u heer coninc, inder waerheit, verloerdi dese vier ridders, gi waert onteert’. - | |||||||||||||
§ 25.De variatie in den aanspreekvorm is in Rt. aanmerkelijk grooter dan in Vb. Dit blijkt het duidelijkst als ‘coninc Karel’ wordt toegesproken. In 8 correspondeerende gevallen heeft Vb. steeds ‘heer coninc’, terwijl Rt. 6 variaties gebruikt: heer coninc, coninc, here, edel here, coninc rike en coninc fiere. In plaats van ‘Renout’ bevat Rt. ook ‘coene wigant’. Enkele variaties ontbreken in Vb. doordat het verouderde uitdrukkingen zijn. De aanspreekvormen van Aymijn en vrou Aye onderling zijn o.a. ook daardoor verschillend, terwijl behalve de neiging tot variatie in Rt. ook de opzettelijk ‘deftiger’ vormen in Vb. afwijkingen in den vocatief ten gevolge hebbenGa naar voetnoot1). In Rt. spreekt vrou Aye haar gemaal aan met: ‘grave, lieve minne’ en ‘grave, here,’ in Vb. met: ‘edel here’. ‘Deftiger’ ook in Vb. is voor: ‘vrouwe gravinne’, ‘lieve vrouwe’ en ‘soete minne’, de vorm: ‘waerde vrouw’, ‘gheminde vrouwe’ en ‘vercoren man’Ga naar voetnoot2). | |||||||||||||
Losse zinnen zonder Verbum finitum.§ 26.In den dialoog komen levendige vraag- en antwoordzinnen voor zonder Verbum finitum. Hiervan vond ik in Rt. 6 voorbeelden. Daarentegen vermijdt Vb. dergelijke onvolledige of | |||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||
samengetrokken zinnen; hier constateerde ik slechts één geval, eorrespondeerend met: Rt. 226 ‘Waer eist?’ seide die rudder coene. // ‘Tote Yewe van Dordoene. Vb. 59.18 Reinout vragede: ‘Waer ist?’ ‘Totten coninc Yewyn want enz.Ga naar voetnoot1). De overige voorbeelden in Rt. zijn: Rt. 161, Waerbi,’ seitsoe, ‘soete minne? Vb. 25.26 Doe antwoirde vrou Aye: ‘Waer om segdi dat, vercoren man?’ - Rt. 191 Soudise doden?’ sprac die vrouwe. // ‘Nenic’, seiti, ‘bi mire trouwe! Vb. 26.1 sou dise doden?’ Doe sprac Aymijn: ‘Waerde vrouwe, ic seg u certeyn, hadde ic kinder ic soudise enz. - Rt. 250. Welc essoe?’ seide Renout. // ‘Neven der rootsen an dat wout, // Gene hoge castel, die ginder staet,’ - In Vb. ontbreekt hier een correspondeerende plaats. - Rt. 835 ‘Hebbic ghedaen,’ sprac de heelt coene, // ‘Al dat ic sculdech bem te doene?’ // ‘Ja gi,’ sprac die hertoge Sampsoen, / ‘Sit op, God geve u pardoen!’ Vb. 147.4 Als dat ghedaen was vraechde Ogier of hi voldaen had. Doe seide de hertoge Sampson: ‘Sit op u paert, dat u God ere!’ - Rt. 861 ‘Eer Renoude sorcors quam // Haddi den riddre lofsam // Willen helpen? hi hads te doene’. // ‘Nenic,’ sprac die riddre coene, - In Vb. ontbreekt een corresp. plaats. In het eerste voorbeeld bevat Vb. een volledigen vragenden zin, wat de levendigheid van den dialoog verzwakt. Dit geldt ook voor de andere voorbeelden, waar de onvolledige zin in Vb. ontbreekt. Daarentegen is opvallend in Vb. 147.4 het weglaten van ‘Ja gi’, waardoor de zin: ‘Sit op u paert, dat u God ere’ door contractie een diepere beteekenis krijgt dan de correspondeerende zin in Rt. Behalve de genoemde zinnen bevat Rt. nog een aantal losse zinnen zonder Vf., epische formules, die in Vb. uiteraard ontbreken, b.v.: sem mijn leven, bi sente Jan. | |||||||||||||
Afgescheiden zinnen zonder Verbum finitum.§ 27. Participiale constructies,zoowel verbindingen met een participium praesentis als met een participium perfecti komen in Vb. verschillende malen als afgescheiden zinnen voor; in Rt. ontbreken ze bijna geheel, hun functie wordt door analytische | |||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||
constructies vervuld. Speciaal de verbindingen met een part. praes. zijn in Vb. doorgedrongenGa naar voetnoot1). 1o. Constructies met een participium praesentis. Eénmaal onderbreekt een verbinding van een participium en een object, met attributieve functie, in Vb. den zin: Vb. 24.25 Aymijn anhorende de tale van Roelant en antwoerde hem niet. - Rt. 81 Haymijn horde wel de tale, // Maer hi versweechse altemale. De andere gevallen zijn afgescheiden participia aan het einde van den zin, de inleiding vormend tot de directe rede of verbindingen van een participium met een acc. cum inf., allen uitsluitend in Vb. voorkomend: Vb. 25.30 ende omhelsden seggende: - Rt. 151 Ende helsden met bliden sinne // Ende seide: - Vb. 25.21 Als Aymyns toernigen moet began te vercoelen sprac hi tot haer seggende: - Rt. 153 Als Aymijn sijn evelmoet // Vergaen was, sprac hi, daer hi stoet: - Vb. 61.34 met een brief an Yewijn inhoudende: - Rt. 329 Ende omboot Yewen bi brieve, 2o. Constructies met een participium perfecti. Hiervan vinden we één voorbeeld in Rt. in een gecoördineerd zinsverband, dat in Vb. omgewerkt is tot een analytischen zinsvorm, een uitzondering op den regel, die bij deze participiale constructies blijkt te gelden: Rt. 297 Thooft dat si vor hem brochten // Ende .i. crone daerup gebonden. Vb. 60.14 so toechden si den coninc thoeft daer die croen op stont. Correspondeerend vinden we één stel zinnen: Rt. 454 Behouden goet ende leven, // Seldise bi minen rade geven. Vb. 62.18 dat ic rade u dat ghise hem levert, behouden haer lijf. De overige gevallen in Vb. zijn: Vb. 24.20 wy comen tot u als boden gesent vanden coninc van Vrancrijc. Rt. 72 Wi sijn boden totu gesant, // Ende comen van den coninc van V. - Vb. 24.9 bi hem in die sale saten vij hondert man gewapent ende reden om vechten. Rt. 41 Daer was die overmoet so groot // Ende mallic hadde up sinen scoot // .I. swaert met .i. goeden egge: - Vb. 146.26 so moechdi noch van mi gaen, onverslegen ende ic enz. Rt. 803 ‘So moeti dan,’ sprac die degen, // Van mi bliven onverslegen, - | |||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||
§ 28. Infinitief-constructies.Deze worden bijna altijd voorafgegaan door ‘om te’ of ‘te’. In Rt. komt één finale infinitief-constructie voor zonder voorafgaand verbindingswoord: 746 Entie goede meesters waren // Camen ter roche, sonder sparen, // Vesten dat huus op die Geronde. (Een correspondeerende zin in Vb. ontbreekt). Een infinitief staat met ‘varen’ in een vaste verbinding en is dus feitelijk geen afgescheiden zin. Toch is finale functie hier mogelijk. Hiervan vond ik in Rt. één voorbeeld, dat in Vb. als verouderde uitdrukking is vervangen: Rt. 915 Ende aldus sulsi varen // Beverepaer besitten te waren. Vb. 148.7 Met desen woerden reden si ende beleiden dat cloester Beurepaer sterckelijc. - Correspondeerend met een finalen bijzin in Vb. heeft Rt. in vs. 116 een infinitief, die echter geen ‘afgescheiden’ beknopten zin vormt. Deze infinitief kan finaal zijn, maar ook de functie van een substantief hebben: Rt. 116 Doe gaf si drinken up die stede // Gonen ridders altemale // Ute gonre goutscale. Vb. 25.4 Dair gaf si Roelant den scale ende dair na die ander drie heren dat si drincken souden. - Infinitief-constructies voorafgegaan door ‘om te’ komen uitsluitend in Vb. voor; ze hebben finale functie en bevatten alle een object. Op de beide eerste voorbeelden na zijn het verklarende toevoegingen in Vb.: Vb. 60.11 Die coninck ghinc selve met sijn baroenen om de ridders te sien. Rt. 290 Yewe die coninc streec te dale, // Hem behages harde wale, // Dat hi de rudders comen sach. - Vb. 61.16 Als dit gedaen was gereide hem die coninck om te stride te trecken. Rt. 347 Die Yewen sullen helpen striden // Si gereedden hem ter vaert, - Vb. 61.17 Ende hadde groot volc vergadert bi hem om te wreecken dat hem die coninc Saforette misdaen hadde (een uitbreiding van Vb.). - Vb. 61.25 ende dede castelen ende sloten maken daert hem geliefde om dat lant te houden. Rt. 372 Doe dede Yewe, die coninc milde // Castele maken, waer hi wilde. - Vb. 62.4 de hem den brief sende ende om een antwoirt weder om te hebben. Rt. 415 So doet lesen desen brief. - Een verbinding met ‘te inf.’ is zeldzaam en tot Rt. beperkt, eenmaal met finale functie en eenmaal met subjectsfunctie: | |||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||
Rt. 990 Te Beverepaer sal ic varen, // Alse helpe mi sente Jhan! // Te sorcoersene den valscen man - Vb. 148.35 ic sal varen ende helpen den valscen man. Rt. 609 ‘Edel here, hets ons bewant // Te sorgen jamerlike: - Vb. 64.11 Heer coninc, het staet ons te hants tot sorgen, | |||||||||||||
Conclusies aangaande de zinnen zonder Verbum finitum.
|
|