Het nieuwe Hoornse speel-werck(1732)–C. Groenveld, Pieter IJsbrand van der Hof, C.G. Kleyn– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Voor-reden van P.Y. van der Hofs geboorts-vermaningh, Slaende op het antwoordt van de Quitantie. MYn vriendtschap brandt, en uw' doet anders niet als roocken! Hoe sal ick dit verstaen? ick meen, dewijl ick sagh Hoe min mijn gunst en kunst by d' uwe halen magh, Dat juyst de uwe brandt, en mijn' maer leydt te smoocken. Noch seght ghy, soo 't u lust dit Vrunden-vyer te stoken, Kom blaes het my voort op op mijn geboortendagh. Wel Vriendt, mijn wil is goet, soo goet als 't willen plagh; Maer wat mijn macht belanght, die is voor lang gebroken. Doch evenwel, indien uw fris en jeughdigh Hof Op morgen open staet, soo sal ick windt noch stof Ontsien, om daer een uur 't beginsel van uw leven Te vieren; dies ick dan van daegh, met uw verlof, Een deuntje, boers van stijl, van toonen ruw en grof, Sal singen, schoon ick 't u voor morgen niet sal geven. C.G. Kleyn. Vorige Volgende