Het nieuwe Hoornse speel-werck(1732)–C. Groenveld, Pieter IJsbrand van der Hof, C.G. Kleyn– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 260] [p. 260] Antwoordt op het vervolgh van t' tegen-antwoordt, op het herhaelde antwoordt van eenen Toback-drincker. UW' Rym-kund by de myn verscheelt als vlam by 't roocken: 'k Bewys myn seggen met het geen ik gister sagh, Dat is u konstigh Vers daer 'k niet by halen magh. Maer eer ick noch my selfs beroof van 't leersaem smoocken, Soo moet ghy, na u woordt, de waerheyt bet bestoken. Wie wil ontkennen dat men roockend' voor den dagh Kan brengen saecken, die de wysheyt dickwils plagh Te prysen, en noch pryst? al wordt de lucht bedoken Door swarte roock: 't verstant der wysen blyft een Hof Dat altydt geurigh staet. Indienje aêrs geen stof Kunt vinden als wat roock, ('t afbeeltsel van ons leven) Om sulck een Puyck-poëet t' onfutselen sijn lof: 'k Geloof u, met bedingh, wanneer ick oock eens grof Te liegen kom dat ghy my weêr geloof sult geven, P.Y. van der Hof. Vorige Volgende