Het nieuwe Hoornse speel-werck(1732)–C. Groenveld, Pieter IJsbrand van der Hof, C.G. Kleyn– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 261] [p. 261] Weder-antwoordt op het vervolgh van het herhaalde tegen-antwoort van eenen Tobak-drinker. WAs ik verhit op lof, gelijk ik ben op 't rooken, 'K zou zeggen, dat ik u, my prijzend' garen zagh: Maar nu ik zeker ben, dat ik verzeek'ren magh, Dat ik mijn Rijmkunds lof aan een pijp kan versmooken, Zoo keer ik my, niet om de waarheit te bestoken, Maar om 't ontkennen, dat oit rook braght voor den dagh: Oft kund, oft kunst, oft rijm, waar door men Bruno plagh Zijn 's levens laster in zijn lof te zien gedoken. 't Verstant der wijzen blijft ('t is waar) een geurigh Hof. Maar heeft zijn bloeijenskracht niet aêrs als rook tot stof Van voetzel, zeker 't heeft niet als een duister leven, Dies, schoon ik niet en tracht te dempen Brunôs lof, 'K meen echter, dat ik met mijn zeggen niet te grof Gelogen hebb', al is 't dat ghy 't dien naam wilt geven. Vorige Volgende