Het nieuwe Hoornse speel-werck(1732)–C. Groenveld, Pieter IJsbrand van der Hof, C.G. Kleyn– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Klinck-dicht. GEen jaer, geen maendt, geen dagh, geen uur, geen oogenblick Verseeckert ons, dat ons de doodt niet af komt meyen. De Satan, 't sondigh Vleesch, de Werelt komt ons vleyen, En yder brenght een strengh, en draeyen soo een strick Van nydt, begeerlyckheydt, en oogen-lust: ick schrick Voor my, voor u, voor elck, om soo van hier to scheyen, [pagina 160] [p. 160] Men sterft maer eens, myn Vriendt laet ons, ons soo bereyen, Dat in die bange noodt ons Christi doodt verquick. Dat wy sorghvuldigh zyn in 't hoeden onser zielen. Dat noyt of Spys, of Dranck haer aendacht komt vernielen. Wat plaets, wat vroolyckheyt, wat vrienden, spys, of wyn Zyn machtigh om ons van ons' welvaert te vervremen? Indien wy Christi les (hier onder) voor ons nemen; Laet noyt door Spys of Dranck u hert beladen zijn. Vorige Volgende