Het nieuwe Hoornse speel-werck
(1732)–C. Groenveld, Pieter IJsbrand van der Hof, C.G. Kleyn– Auteursrechtvrij
[pagina 62]
| |
En 't leven dat daer by behoort,
Om 's Hemels Vreughde-wijn te drincken.
Het eerste toont ghy middagh-klaer
In uw' geschreven Werck, alwaer
Ghy my, en and're, onse plichten
Te voren schrijft, om in de loop
Van 't saligh Ren-padt, daer den Doop
Ons oock toe aen-port, noyt te swichten.
En 't ander toont ghy met de daedt,
In overvloet en volle maet,
Door uwen Christelijcken wandel;
Om dat ghy Godes wil betracht,
En al wat sondigh is, veracht,
Na 't voor-beeldt der Apost'len handel.
Dit is, na dat de Schrift ons leert,
Een schat, die mot noch roest verteert,
Noch die geen dieven sullen stelen,
Een schat, die troost beschaft in noodt,
En die in d' ure van de doodt
Gerustheyt voor de ziel kan telen.
Ick noem u dan geluckigh, dat
Ghy sulck een uytverkooren schat
Verkiest voor alle Aerdtsche dingen.
Godt geef dat ick, en yder mensch,
U daer in na-volgh, (dit 's mijn wensch)
Om voor en na Godts lof te zingen.
C.G. Kleyn.
|
|