De lofzangen Israels, waar onder de Heere woont, zynde eenige geestelijke liederen (deel 1)
(1752)–Jacob Groenewegen– AuteursrechtvrijStem: Zoet gezelschap dat met my.36ste Lied1.
Vader Magtig Wijs en Goed,
Die in kruys en tegenspoet,
Hebt en houd u liefde oogen,
Op u Volk in hun elend,
En die met hun smert bewoogen,
U in gunste tot haar wend.
2.
Die met medelyden ziet,
Al de moeyte en verdriet,
Die zy hebben in dit leeven,
Al haar zugten en getraan,
Tot zy ’t in zijn handen geeven,
En geloovig tot hem gaan.
3.
Og ik voele tot mijn smert,
Mijn verkeerd en zondig hert,
Onverloochend in u weegen,
| |
[pagina 119]
| |
En tot twisten slechs bereyd,
Heere maak mijn hert geneegen,
Tot den weg die gy my leyd.
4.
’K wil al is ’t my nut en goet,
Aan geen weg van tegenspoet,
En ik schrik en vrees voor banden,
Schoon ’t my nog maar word gedreygd,
Zalig die zig in u handen
Geeft, en altijd Gode zwijgt.
5.
O mijn eygen wil en zin,
Wil geen andere weegen in,
Als daar ’t vlees in heeft behagen,
Eer genoegen vryheid vreugd,
Al mijn tijd en levensdagen,
Leeven enkel in geneugt.
6.
Souvereyne Hemel Heer,
Og mogt ik het gantsch regeer,
En besinne van alle zaaken,
Stellen aan u wyzen raad,
En geloove God zal ’t maken,
Schoon my treften alle kwaad.
7.
Strydig was het met u trouw,
Dat gy my verlaten zouw,
Want gy geeft den moeden kragten,
En verlost op uwen tijd,
Dikwils als wy ’t minste verwagten,
Tot u roem en heerlijkheid.
| |
[pagina 120]
| |
8.
Veylig mag u lieve Volk,
Schoon ’er is een donkere wolk,
Haar belangens op u wagen,
Goede Meester leer het mijn,
Want gy hebt dog alle dagen,
Toegezeyd by mij te zijn.
9.
Ia mijn Volk dat is u woord,
’K heb u eer gy roept gehoord,
En in u benaauwde tyden,
Is mijn ingewant ontroert,
Hoe zou ik dan hunne lyden,
Dat gy moede weggevoerd.
10.
En verlaten leeven zou,
Neen ik zweer u myne trouw,
Dat ik u gewis zal leyden,
Na mijn raad in alle kruys,
Tot dat gy van hier zult scheyden,
En ik u zal halen t’huys.
11.
Nu mijn ziel onthoud dat Woord,
Uyt des Heeren mond gehoord,
En zoek door geloof en hopen,
Moedig en met lydzaamheid,
Regt op Canaan aan te loopen,
Tot het eynde van u strijd.
|
|