De lofzangen Israels, waar onder de Heere woont, zynde eenige geestelijke liederen (deel 1)
(1752)–Jacob Groenewegen– Auteursrechtvrij
[pagina 113]
| |
Stem: Het zwakke lichaam leyt enz.34ste Lied1.
Myn zondig dwaas en ydel hert,
Hoe kunt gy dikwils tot u smert,
U zoo van Iezus laten scheyden,
En leeven in een schraale weyden,
2.
Al wat gy buyten Iezus ziet,
Vervult dog u begeeren niet,
’t Zijn bakken die geen water houwen,
En ydele gronden van vertrouwen.
3.
Het Lam voor ’s werelds grond geslagt,
En zoo veel eeuwen lang verwagt,
Bezit een zee van zaligheden,
Van heyl en eeuwige ziele vreden.
4.
Het heeft den Vader dog behaagd,
Voor al ’t gebrek daar g’overklaagd,
Een volheid van genaad’ en leeven,
Aan hem als Middelaar te geeven.
5.
Maar ag mijn ziel is blind en doof,
Ik heb geen kragten van geloof,
Mijn ziel zit vaak in treurig duyster,
En zie zoo weynig van den luyster.
| |
[pagina 114]
| |
6.
Die in den vollen Iezus is,
Waar door ik ’t regte leeven mis,
Og mogt ik meer in Christus leeven,
En ziel en lighaan overgeeven.
7.
O Sonne voor mijn zwak gezigt,
Bestraal mijn ziele met u ligt,
Op dat ik regt mijn ziels elenden,
Mag zien en my zoo tot u wenden.
8.
Mijn zonde die ik dagelijks doe,
Die maken ’t my geduurig moe,
Og mogt ik door u bloed vergieten,
De waare vreede Gods genieten.
9.
Mijn heyl mijn al mijn Levens-borst,
Na wien mijn ziele innig dorst,
Doe my gelovig aan u kleeven,
En schenk my u verworve leeven.
10.
Ik heb geen kragten om te staan,
Veel minder om tot u te gaan,
Ik kan na ’s Heeren welbehagen,
Het minste leed of kruys niet dragen.
11.
Ik ben elendig in den grond,
Maar gy o Borge van ’t Verbond,
Bezit een volheid van genade,
Wat is een ziel dan wel beraden.
| |
[pagina 115]
| |
12.
Die zoo elendig als zy is,
Zig tot u wend en zegt gewis,
Ontfermer, Iezus zal my weezen,
Tot zaligheid, en my geneezen.
13.
Ey schenkt my Euangelisch Werk,
En maak my in ’t geloove sterk,
Om zoo met mijn elend te komen,
Zoo als ik u heb aangenomen.
|
|