De lofzangen Israels, waar onder de Heere woont, zynde eenige geestelijke liederen (deel 1)
(1752)–Jacob Groenewegen– AuteursrechtvrijStem: O minnelykst Emanuël.21ste Lied1.
O rots des heyls o loevens Vorst,
Mijn lust mijn ligt en leven,
Gy zijt de geen daar ik naar dorst,
Die waare rust kunt geven,
Als ik u mis,
Dan is mijn hert gewis,
Vol onrust angst en beven.
2.
Ik kan u geest en zalig ligt,
Niet op mijn weg ontbeeren,
| |
[pagina 63]
| |
U raadsbestuur en onderrigt.
Moet my u weegen leeren,
Ik heb een hert,
Dat dwaal-ziek en verwerd,
Niet doet als af te keeren.
3.
O Leeraar der geregtigheid,
Leer my mijn zelven kennen,
De kragt van mijn verdorventheid,
En waar ik heen zou rennen,
Als niet u kragt,
En geeft te rug my bragt,
Ag leer my veel gewennen,
4.
Aan die verheeve weg en baan,
Die ik heb uytverkooren,
En leerd mijn ziel nauwkeurig gaan,
In ’t midden van de spooren:
Maakt my bedagt,
En doet my dag en nagt,
Na u als Leeraar hooren.
5.
Leer my met ligt mijn dwaasheid zien,
En mijn verkeerde vonden,
En regt geloovig tot u vlien,
Met al mijn ziele wonden,
Dan zal mijn hert,
Nu door mijn schuld verwerd,
Verruymt zijn en ontbonden.
6.
Verligt mijn ook bepaalt altijd,
| |
[pagina 64]
| |
Mijn hert by uwe paden,
En maakt mijn herte steeds bereyd,
Vergun my u genade:
Dat ik niet lust,
En tot mijn ziele rust,
My daar mee mag beraden.
7.
Ey leer in voor en tegenspoet,
Hoe ik my moet gedragen,
Bewaar mijn hert voor ydele moet,
En voor mismoedig klagen:
Mijn zondig hert,
Dan hier dan daar verwerd,
Leerd dat u welbehagen.
8.
Ey leer mijn ziel in duysternis,
De kunst van ’t waar vertrouwen,
En als mijn ligt geweeken is,
Op die belofte bouwen,
Ik ben u God,
U zalig deel en lot,
Die trou en woord zal houwen.
9.
Ey leer mijn ziele in ootmoet,
Met ned’righeid en vreezen,
Verlochent en met ’t hoogste goet,
Alleen te vrede weezen:
Dan zal mijn wil,
In al u doen zijn stil,
Als gy maar word geprezen.
10.
Ey leer mijn ziele boven ’t stof,
| |
[pagina 65]
| |
Met arents vleugelen zweeven,
En hier tot heerlijkheid en lof,
Van uwe deugde leeven,
Zoo leer ik ’t werk,
Waar toe ik boven ’t zwerk,
Zal eeuwig zijn verheven.
|
|