De lofzangen Israels, waar onder de Heere woont, zynde eenige geestelijke liederen (deel 1)
(1752)–Jacob Groenewegen– AuteursrechtvrijStem: 10 Geboden.7de LiedKomt hier die lust hebt om te bouwen,
U zielen op een vaste gront,
| |
[pagina 20]
| |
Die op geen rietstaf wilt vertrouwen,
Maar gaaren eeuwig veylig stont,
2.
Bevrijt van zonde, vloek en tooren,
Door duyvel, dood en helsche magt,
Hier zietg’ een grondsteen uytverkooren,
Van God in Zion voortgebragt.
3.
Geloovig volk u heyl en leeven,
Hier verpliglijk aan toe vertrout,
Gelukkig hy die niet beneven,
Maar regt zijn ziele daar op bout.
4.
Een fundament van eeuwigheeden,
Van God gelegt voor ’s Werelds grond,
Gelegt in ’t eerste woord van vreeden,
De opregting van ’t gena verbond.
5.
Gelegt vervolgens door de vadere,
Van d’eerst en tweede Werelds tijd,
De grond en stem van al haar nadere,
Ia van haar gantsche zaligheid.
6.
Gelegt in al de schaduw wetten,
Afbeeldzel van toekoment goed,
Waar door ’t geloof zig neder zetten,
Op Iezus en zijn offer-bloed.
7.
Gelegt van alle de Propheeten,
Die van dit eene fundament,
| |
[pagina 21]
| |
Gesproken hebben en geweeten,
En anders geen gemaakt bekent.
8.
Gelegt voor al in volheids tijden,
Waar van zoo lange was vermelt,
Waarmee hy door zijn dood en lijden,
Wreet tot verzoening voorgestelt.
9.
En aan Gods regeerhant verheven,
Tot Koning, Hoofd en Middelaar,
In wien dat alle ligt en leeven,
Zou zijn voor d’uytverkoorne schaar.
10.
Waarom d’Apostelen met malkanderen,
Uytriepen als met eene mond,
De zaligheid is in geen anderen,
In hem is al u heyl gegrond.
11.
O Iezus ’k wil dan op u bouwen,
Ag maakt mijn ziele regt ontblood,
Van alle gronde van vertrouwen,
Weest gt ’t alleen in nood en dood.
12.
’K wil mijn geheel dan overgeeven,
Aan u o Iezus en ik weet,
Dat ik dan hier zal veylig leeven,
En dood nog duyvel my geen leet,
13.
Zal doen of ooyt mijn ziele haalen,
Van dit geleyde fundament,
Ik weet dat ik zal zegen-praalen,
En zalig leeven zonder ent.
|
|