De lofzangen Israels, waar onder de Heere woont, zynde eenige geestelijke liederen (deel 1)
(1752)–Jacob Groenewegen– AuteursrechtvrijStem: Psalm 9.3de LiedIk heb een trou geslooten,
Met al Gods gunstgenoten,
| |
[pagina 8]
| |
Der heyrscharen Heer,
Heb ik de hand gegeven,
En met mijn heer geschreven,
Mijn heyr is in zijn eer.
2.
Het zal my nooyt berouwen
Ik zal niet weer aanschouwen,
Met lust mijn oude staat:
Weg Wereld laat my rusten,
Weg weg met al u lusten,
Gy zijt by my gehaat.
3.
Mijn ziel heeft ligt gekregen,
Van God en van zijn weegen,
Mijn herte is bereyd,
Met lijdsaamheid te loopen,
Her pad van ’t zalig hoopen,
Ter zaliger heerlijkheid.
4.
Weg Duyvel, Wereld, Sonden,
’K zat lang genoeg gebonden,
In uwe slaverny:
Nu ben ik uyt u handen,
Verbroken zijn de banden,
Nu is mijn ziele vry.
5.
’t Is hier zoo bly en heylig,
’t Is hier zoo vry en veylig,
Ik zit in zoo veel rust;
’t Is hier als heyl en vrede,
Mijn ziele vind met rede,
Hier al haar heyl en lust.
| |
[pagina 9]
| |
6.
Mijn staat is zoo bestendig,
De Duyvel mag inwendig,
Op my eens komen aan:
Met schande moet hy wyken,
’K zal nimmermeer bezwyken,
Maar eeuwig blyve staan.
7.
Want Gods getrouwigheden,
’t Verbond van zyne vreden,
Neemt nimmermeer een end:
Den geest aan my gegeven,
Zal eeuwig in mijn leeven,
Wat is ’er van bekent.
8.
Dat my te rug zou halen,
En t’eenemaal doen dwalen,
Van mijn verkooren pat:
Al waare dan de weegen,
Wat krom en steyl gelegen,
Ik wort het nimmer zat.
9.
De aarde mag veranderen,
Den hemel in malkanderen,
Eens rollen als een doek:
Maar God zal die ten leeven,
Van hem zijn aangeschreven,
Niet delgen uyt zijn boek.
10.
Wel zalig regt geprezen,
Zal hy dan eeuwig wezen,
Die Hod ten leeve schrijft:
| |
[pagina 10]
| |
O dat is eeuwig erve,
In leeve en in sterve,
Gods eygendom hy blijft.
|
|