Ongeloof en revolutie
(1847)–G. Groen van Prinsterer– AuteursrechtvrijEene reeks van historische voorlezingen
[pagina 330]
| |
XIII. Schrikbewind.De vorige Lezing heb ik besteed aan het doorloopen van de verschillende perioden der revolutionaire ontwikkeling; op één na: de laatste, de vreeselijkste, de leerrijkste van allen; waarvan de naam reeds het merk van haar ijselijkheden draagt; het Schrikbewind. Ik acht het overbodig een tafereel te schetsen van hetgeen in de veertien maanden, van den val der Girondisten tot den val van Robespierre, van 31 Mei 1793 tot 27 Julij 1794, gebeurd is. Mme de Stael schrijft: ‘Il semble qu'on descende comme le Dante de cercle en cercle jusqu'au plus bas des enfers.’Ga naar voetnoot1 Maar geenszins overtollig is het op het verband met de revolutie-leer te doen letten; de voorstellingen te logenstraffen, waardoor men hier eene overdrijving bij uitnemendheid ziet; geenszins overbodig is het u te doen opmerken dat ook te dezen opzigte geldt al wat ik van den vroegeren loop der gebeurtenissen gezegd heb; zoodat we, noch met een exceptioneel tijdperk, noch met exceptionele menschen te doen hebben; maar, wat de zaken aangaat, met de voortzetting van hetgeen sedert 1789 geschied was; en, wat de personen betreft, met theoristen, die, wel verre van, in den geest der Revolutie, zich aan buitensporigheid schuldig te hebben gemaakt, met verwonderenswaardige vastheid van ziel revolutionaire stellingen verkondigd en revolutionaire middelen gebruikt hebben. - Vergun mij, eerst, een blik in 't algemeen op | |
[pagina 331]
| |
den aard dezer opmerkenswaardige periode te werpen, om daarna met meer uitvoerigheid te spreken over sommigen van hen die toen aan het hoofd der revolutionaire ontwikkeling hebben gestaan.
Het is niet vreemd, zoo velen gemeend of beweerd hebben, dat dit tijdsverloop geheel buitengewoon is. Deze beschouwing laat zich verklaren uit de verblindheid der Revolutionairen omtrent de gevolgen hunner beginsels. Elke partij zag in degenen die haar verdrong, vijanden die haar werk verstoorden, en niet, gelijk ze inderdaad waren, leerlingen en navolgers door wie het werk, waar zij ophielden, voortgezet werd. Elke partij dacht zeer gematigd te worden, wanneer zij zeer inconsequent werd. Zij ergerde zich over de gevolgtrekking uit hetgeen zij zoo even zelf gepredikt, over het resultaat van hetgeen zij zoo even zelf verrigt had. Zoodanig was de verhouding van de Anglomanen tot de Constitutionelen; van deze tot de Girondisten, van deze tot de Jacobijnen. Zoodanig moest weldra de verhouding van allen tot de laatstgekomene zijn. Alle de partijen welke door den stroom dien zij gemeend hadden te kunnen leiden, waren overweldigd, vergaten bijkans hun onderlingen haat, om vijandschap en verontwaardiging en afkeer op de Terroristen over te brengen. Onheilen en gruwelen waren veroorzaakt, omdat, zeide men, de Terroristen den weg verlaten hadden dien men tot dus ver gevolgd had. Het tegendeel is waar. De beginsels waren dezelfde welke én de Girondisten én de Constitutionelen én een Necker en Turgot, en in een woord, alle voorstanders der nieuwe verlichting als rigtsnoer hadden erkend. Zoo was het, bij voorbeeld, met den grondregel, waarin de kern zoowel der gansche theorie als van het geheele Schrikbewind ligt; onvoorwaardelijke behartiging van het Algemeene welzijn. Mme de Stael spreekt over den stelregel dergenen die in 1793 de overmagt hadden, aldus: ‘l'arbitraire sans bornes était leur doctrine; il leur suffisait de donner pour prétexte à toutes les violences le nom propre de leur gouvernement, le salut public: funeste expression, qui renferme le sacrifice de la morale à ce qu'on est convenu d'appeler l'intérêt de l'état, c'est- | |
[pagina 332]
| |
à-dire, aux passions de ceux qui gouvernent!’Ga naar voetnoot1 Maar die regel was niet nieuw; was van den beginne af de regel geweest van allen, ook van hen die zij verontschuldigt, prijst, verheerlijkt; ook van Necker, ook van Mme de Stael zelve. Van dien regel had men zich ter wegneming van alle bezwaren bediend. Elke redenering was op dien regel gebouwd. Ik behoef naar geen voorbeelden te zoeken, waar nagenoeg alles voorbeeld en er bijkans geene uitzondering was. Vóór 1789, toen menigeen, die in de theorie nog niet doorkneed was, tegen de opheffing van eigendomsregten opzag, zeide Turgot: zoodanige vragen hebben tot eene hoogere orde van zaken betrekking, waarbij het om de regten der natuur en om het welzijn van het geheel te doen is. In 1790, zeide Camille Desmoulins, ‘qui avait l'âme douce et tendre,’Ga naar voetnoot2 dat er geen rust wezen zou eer men in de 83 Departementen de Aristocraten aan de boomen had opgehangen; hun zou geen onregt geschieden, vermits zij tegen het onvervreemdbare regt der Natie op zelfregering in opstand waren geraakt. Het Algemeen welzijn, het regt der Natie, het behoud der Republiek en der Omwenteling waren steeds de drijfveeren door welke de gang der revolutionaire maatregelen voortgestuwd werd. - Er was gelijkheid van beginsels; was er welligt in de handelingen wezenlijk verschil? Wanneer men van het Schrikbewind gewag maakt, is het somwijlen als of er te voren een wandelen enkel op het pad van onschuld en menschlievendheid geweest was. Dit is het getuigenis niet der waarheid. Er was eene gestadige opklimming der boosheid; en wij mogen niet vergeten dat de eerste graad van dezen climax eene tot dus ver ongehoorde mate van verfoeijelijkheid bereikt had; wij mogen voor geen boosdoeners een krans vlechten, omdat zij door erger boosdoeners gevolgd zijn. Necker schrijft dat niemand in de Girondisten tegenstanders der revolutionaire wandaden zou vermoed hebben, ‘lorsque la plupart d'entr'eux Membres de l'Assemblée Législative, provoquaient la journée du 20 juin, la journée du 10 août et la déchéance du Roi; lorsqu'ils cherchaient à tromper le Peuple, lorsqu'ils pré- | |
[pagina 333]
| |
paraient son aveugle fureur, lorsqu'ils poursuivaient à outrance les émigrés et les prêtres, et lorsqu'ils montrèrent tant l'indulgence pour les inventeurs de la glacière d'Avignon et pour le célèbre Jourdan, le plus grand scélérat de ce tems-là.’Ga naar voetnoot1 De hooggeroemde Roland was zoo roemwaardig niet, toen hij in 1792 aan de barbaarschheid der septembrizeurs de verzachtende benamingen van excès, effervescence, agitation gaf. ‘Les Girondins étaient presque tous distingués par leurs talents, et ils se trouvaient (en 1793) à la tête du parti le plus sage, le plus éloigné des mesures violentes et tyranniques; mais en grande partie ils étaient ces mêmes Députés, qui, dans l'Assemblée Législative, en possession du crédit populaire, avaient renversé la Constitution Monarchique de 1791. Ils avaient préparé, décidé la journée du 10 août et les précédentes. Chose remarquable, très-remarquable dans l'ordre moral; ils succombèrent en 1793 sous les mêmes coups et par les mêmes manoeuvres, les mêmes armes offensives dont ils avaient fait usage en 1792 pour perdre Louis XVI et pour déterminer sa déchéance.’Ga naar voetnoot2 Wat hij van hen zegt, geldt evenzeer van allen: ‘l'échelle montante des forfaits et des crimes émanés de la Révolution a établi des reproches graduels qui se sont métamorphosés en mérites de comparaison, et la plupart de ces mérites, s'ils eussent été seuls et sans parallèle, n'auraient pu recueillir aucune louange, bien moins encore aucun tribut d'estime.’Ga naar voetnoot3 - Chateaubriand merkt te regt op: ‘la Terreur commença par les assassinats privés et désordonnés de 1789, 1790, 1791, 1792, pour arriver aux assassinats publics et réguliers de 1793.’Ga naar voetnoot4 Deze regelmatigheid is het kenmerk van het Schrikbewind. Het was geen tijd van wanorde en regeringloosheid: ‘ce régime, qu'on appelait anarchie, était une dictature épouvantable.’Ga naar voetnoot5 Wanorde en weifeling te doen ophouden was het doel en het gevolg dezer afgrijselijke dictatuur. ‘Les décemvirs furent les plus impitoyables, parcequ'ils furent les der- | |
[pagina 334]
| |
niers.’Ga naar voetnoot1 Zij wilden een niet anderen weg opgaan, maar zij wilden geen stilstand op den weg, eer het einde der revolutionaire loopbaan bereikt was. Één weg is er geweest, één spoor met bloed geteekend. Met een treffend beeld wordt het uitgedrukt bij Necker: ‘Ce sont des taches de sang qui nous serviront de guides; et les trophées du crime, les autels dévoués aux furies, seront les pierres numéraires qui marqueront notre route:’Ga naar voetnoot2 maar dan behoort ook onze vorontwaardiging niet met den laatsten, maar met den eersten mijlpaal te beginnen.
Gelijk men gaarne het Schrikbewind zou voorstellen als een onverklaarbaar verschijnsel, un effet sans cause, zonder betrekking tot hetgeen voorafging, om aldus de afschuwelijkheid der Omwenteling bijkans alleen aan deze excentrieke beweging te laste te leggen, zoo heeft men ook de personen die aan het hoofd stonden, als exceptioneel willen beschouwen; als zedelijke wangedrochten, wier onmenschelijkheden niet op rekening komen der leer die zij hebben misbruikt. Het afgrijzen tegen personen wordt aldus een middel tot vrijspraak der theorie. Daarom is het van belang de vervalsching der historische waarheid aan den dag te brengen, door het bewijs dat het buitengewone dezer menschen in hun gehoorzaamheid aan het Revolutie-beginsel, volgens de gansche uitgestrektheid zijner eischen, bestond. Ik spreek hier niet van allen. De psychologie der Omwenteling is in verscheidenheden rijk. Het heeft niet ontbroken aan ijveraars, in naam der vrijheid, bij wie bloeddorst en eigenbaat de drijfveêren geweest zijn; wien het minder om verwezenlijking van begrippen dan om verzadiging van begeerlijkheden en driften te doen was, en op wie de naam van monster en van duivel in menschengedaante ten volle toepasselijk is. Zoodanig was een Collot d'Herbois, een Carrier en zoo vele anderen. Bij sommigen was het vrees om van zachtmoedigheid verdacht te worden, welke tot wreedheid geleid heeft; want, volgens de uitdrukking van Danton, in het laatst van zijn | |
[pagina 335]
| |
moorddadigen loop, ‘il fallait être guillotiné ou guillotineur:’Ga naar voetnoot1 wat men eerst om zelfbehoud en met weêrzin gedaan had, werd later behoefte en genot. Zoo was het met Barrère, een der verachtelijkste onverlaten, die de Revolutie te voorschijn gebragt heeft. ‘Barrère dont les discours habituels à la convention tendaient à lui déguiser sa servitude, était un des plus souples instruments du comité; il ne tenait au régime de la terreur ni par fanatisme, ni par cruauté. Ses moeurs étaient douces, sa vie privée irréprochable, et il avait une très-grande modération d'esprit. Mais il avait peur; et, après avoir été royaliste constitutionnel avant le 10 août, républicain modéré avant le 31 mai, il était devenu le panégyriste et le co-partageant de la tyrannie décemvirale.’Ga naar voetnoot2 Zoo was het met een der gruwelijkste handlangers van het geweld, met le Bon: ‘jeune, d'un tempérement assez frêle, il était naturellement doux. Dans une première mission, il avait été humain; mais il reçut des reproches du comité, et il fut envoyé à Arras, avec l'ordre de s'y montrer un peu plus révolutionnaire. Pour n'être pas en arrière de la politique inexorable des comités, il se livra aux excès les plus inouïs: il mêla la débauche à l'extermination; il eut toujours en sa présence la guillotine qu'il appelait sainte, et fit sa compagnie du bourreau qu'il admettait à sa table.’Ga naar voetnoot3 - Maar zoo was het niet met Danton, niet met Marat, niet met St. Just, niet met Robespierre; zoo was het niet met hen in wie men te regt de representanten van het Terrorisme gezien heeft.
Aan de beschouwing dezer personen, in verband met de werking der revolutie-begrippen, heb ik het overige van dit avonduur gewijd. Ik wil beproeven, eerst eenige inlichtingen te geven omtrent hun karakter; ten tweede, daaruit af te leiden waarin eigenlijk het geheim hunner kracht bestaan heeft; ten derde, te bewijzen dat hun gedrag, naar revolutionairen maatstaf verontschuldiging en lofspraak verdient; om eindelijk, ten vierde, in Robespierre een treffend voorbeeld te wijzen der verwantschap | |
[pagina 336]
| |
tusschen de revolutionaire Sofisten die de theorie verkondigd, en de revolutionaire Staatslieden die haar ten uitvoer hebben gelegd.
a. Omtrent hun karakter zal ik, daar ik mij niet in bijzonderheden mag verdiepen, kort moeten zijn. Genoeg, zoo ik u overtuig dat geen boosaardigheid of begeerlijkheid de eenige, zelfs niet de voorname drijfveer hunner handelingen geweest is. Danton was een revolutionair, door wien geen middel ter voortzetting van de Revolutie te sterk geacht werd. ‘Audacieux, ardent, avide d'émotions et de plaisirs, il s'était jeté vivement dans la carrière des troubles et il dut briller surtout les jours de terreur. Prompt et positif, n'étant étonné ni par la difficulté ni par la nouveauté d'une situation extraordinaire, il savait juger les moyens nécessaires, et n'avait peur ni scrupule d'aucun. Il pensa qu'il devenait urgent de terminer les luttes de la monarchie et de la révolution, et il fit le 10 août. En présence des Prussiens, il pensa qu'il fallait contenir la France et l'engager dans le système de la révolution, il ordonna, dit-on, les journées horribles de septembre.’Ga naar voetnoot1 De overtuiging omtrent de pligtmatigheid en verdienstelijkheid zijner daden verliet hem niet, zelfs toen hij voor de revolutionaire regtbank stond, met de zekerheid van straks ter dood te worden geleid: ‘“Danton, dit le président, l'audace est le propre du crime; le calme est celui de l'innocence.”’ - ‘A ce mot Danton s'écrie: “L'audace individuelle est réprimable sans doute; mais cette audace nationale dont j'ai tant de fois donné l'exemple, dont j'ai tant de fois servi la liberté, est la plus méritoire de toutes les vertus. Cette audace est la mienne; c'est celle dont je fais ici usage pour la république contre les lâches qui m'accusent. Lorsque je me vois si bassement calomnié, puis-je me contenir? Ce n'est pas d'un révolutionnaire comme moi qu'il faut attendre une défense froide.... les hommes de ma trempe sont inappréciables dans les révolutions.... c'est sur leur front qu'est empreint le génie de la liberté.”’Ga naar voetnoot2 Voorzeker dit is reeds een treffend voorbeeld | |
[pagina 337]
| |
hoe men zich ten behoeve zijner begrippen eene zedelijkheid ad hoc, waarbij ook de misdaad verdienstelijk werd, gevormd had. En toch beoogde Danton welligt meer democratische gelijkheid dan verwezenlijking van theoriën, waarin hij, naar het scheen, minder dan sommigen zijner medestanders ingewijd was. Daarom schrijft Mignet: ‘Danton n'était qu'un chef politique, tandis que les autres étaient de véritables sectaires.’Ga naar voetnoot1 Een sectaire, een dweeper was inzonderheid Marat. Ondanks al de gemeenheid en woestheid waarmede hij zich wendde tot de heffe van het Volk, was het blijkbaar dat hij naar ééne gedachte, het tot stand brengen van een volledig radicalisme, te werk ging. Thiers heeft hem met juistheid gekarakterizeerd, als ‘le plus étrange de cette époque si féconde en caractères. Jeté dans la carrière des sciences, il voulut renverser tous les systèmes; jeté dans les troubles politiques, il conçut tout d'abord une pensée affreuse, une pensée que les révolutions réalisent chaque jour, à mesure que leurs dangers s'accroissent, mais qu'elles ne s'avouent jamais, la destruction de tous leurs adversaires. Marat, voyant que, tout en les condamnant, la révolution n'en suivait pas moins ses conseils, que les hommes qu'il avait dénoncés étaient dépopularisés et immolés au jour qu'il avait prédit, se regarda comme le plus grand politique des temps modernes, fut saisi d'un orgueil et d'une audace extraordinaires, et resta toujours horrible pour ses adversaires, et au moins étrange pour ses amis eux-mêmes. Il finit par un accident aussi singulier que sa vie, et succomba au moment même où les chefs de la république, se concentrant pour former un gouvernement cruel et sombre, ne pouvaient plus s'accommoder d'un collègue maniaque, systématique et audacieux, qui aurait dérangé tous leurs plans par ses saillies.’Ga naar voetnoot2 Ik noemde ook den jeugdigen St. Just. Hij was het die, 25 jaren oud, boven anderen met Robespierre in het revolutionaire Frankrijk de oppermagt had. Ik zou wenschen bij dezen jongeling, dweeper bij uitnemendheid, langer te blijven staan; doch ik | |
[pagina 338]
| |
moet mij bepalen bij de woorden van Mignet: ‘il avait un visage régulier, à grands traits, d'une expression forte et mélancolique; un oeil pénétrant et fixe; des cheveux noirs, plats et longs. Ses manières étaient froides, quoique son ame fut ardente. Simple dans ses habitudes, austère, sentencieux; il marchait sans hésitation à l'accomplissement de son système. A peine âgé de vingt-cinq ans, il se montrait le plus hardi des décemvirs, parcequ'il était le plus convaincu d'entr'eux. Passionné pour la république, il était infatigable dans les comités, intrépide dans ses missions aux armées, où il donnait l'exemple du courage, partageant les marches et les périls des soldats.... Sa politique le rendait plus redoutable encore que ses croyances populaires. Il avait beaucoup d'audace, de sang-froid, d'à-propos et de fermeté. Peu capable de pitié, il rédigeait ses mesures de salut public en formules, et mettait de suite les formules à exécution. La victoire, la proscription, la dictature, lui paraissaient-elles nécessaires, il les demandait aussitôt. A la différence de Robespierre, il était un véritable homme d'action.’Ga naar voetnoot1 Ik kom nu tot hem die de leidsman en de ziel van het Schrikbewind geweest is. Welnu, hoedanig denkbeeld behooren we ons van hem te vormen? Hij was, zegt men, een vloekwaardig werktuig van den afgrond; eene anomalie der menschheid. Necker schrijft: ‘peut-être importe-t-il à l'honneur de l'humanité de le considérer comme un être hors de la nature, et avec lequel, même par l'étude et par l'observation, on ne peut avoir aucun rapport.’Ga naar voetnoot2 Ons die de eer der menschheid niet in de verduistering der waarheid begeeren te zoeken, betaamt het geenszins, onder dergelijk voorgeven, een historisch onderzoek te schuwen. Het is blijkbaar dat, toen het Terrorisme bezweek, vriend en vijand belang had om de verantwoordelijkheid en schuld van al het gebeurde op den eenigen Robespierre te leggen; zoodat hetgeen in veiliger tijd door een der voornaamste Conventionelen gezegd | |
[pagina 339]
| |
werd: ‘procès jugé, mais non plaidé,’ eene allezins opmerkenswaardige wenk is. Doch ook voor hen die onpartijdig willen zijn, is, om de herinnering aan le régime de la Terreur, de indruk omtrent het hoofd der Terroristen in hooge mate ongunstig. Men ziet in hem een losbandig en zedeloos mensch, een wreeden volksmenner, een Godloochenaar die, door vertooning van zedelijkheid en deugd, zoowel als door schitterende talenten, dien eersten rang heeft weten te verkrijgen, welke misdaad en genie, in dagen van verwarring en van opgewondenheid der hartstogten, bereikt. Geen enkele trek van dit portret gelijkt. Robespierre was geen zedeloos mensch. Vergelijkenderwijs muntte hij door ingetogenheid uit. Zijne onbaatzuchtigheid was voorbeeldig. Hij werd te regt de onomkoopbare genoemd; de nalatenschap van hem die in Frankrijk alvermogend geweest was, beliep 460 franken.Ga naar voetnoot1 Hij geloofde aan de deugd, aan de onsterfelijkheid, aan God. Hij was een deïst. ‘Il était déiste, ainsi que St. Just. Or, être déiste et le dire tout haut, c'était être très-religieux pour ces temps-là.’Ga naar voetnoot2 Er is geen grond om te onderstellen dat hij wreed van inborst geweest is. Hij bezat geene talenten waaruit zijne minderheid en langdurige overmagt kan worden verklaard; hij kon in dit opzigt niet vergeleken worden met Mirabeau, zelfs niet met Danton. Lafhartig nam hij, als het gevaar dreigend was, de vlugt; had geene uitstekende redenaarsgave; was klein van gestalte, en had in voorkomen, stem noch gelaat iets dat ontzag kon verwekken. En zoodanig een man, zonder buitengewone gaven, heeft zich tot eene hoogte kunnen verheffen, waarvan de geschiedenis geen wedergâ kent! ‘Robespierre était la plus grande renommée populaire d'alors; il était en quelque sorte le modérateur de la république et le dictateur de l'opinion.’Ga naar voetnoot3 Onder republikeinsche vormen heeft hij een willekeur uitgeoefend, waarvan geen Oostersche alleenheersching eenig voorbeeld, eenig denkbeeld opgeleverd heeft. Van waar dit? | |
[pagina 340]
| |
Velen houden dit raadsel voor onoplosbaar. De dichter Barthélémy zegt: ‘Après avoir lu et médité cent volumes sur lui, je n'ai jamais pu comprendre ni son pouvoir, ni sa popularité, ni le secret de son influence sur les masses. Il parait qu'aux époques inexplicables il faut des moteurs inexplicables.’Ga naar voetnoot1 Ik geloof dat voor menigeen de onbegrijpelijkheid van Robespierre hierin voornamelijk ligt dat zij, om hem te begrijpen, vooraf éen regt begrip van eigen dwaling zouden behooren te hebben. Laat mij, gelijk ik opgaf, ten tweede, beproeven of ik, met den sleutel welken zij missen, in zijn voorbeeld kan toonen welke voor hem, zoowel als voor een St. Just en een Marat, het geheim is geweest van de kracht waaraan Frankrijk willens of onwillens, gehoorzaamheid betoond heeft.
b. Voor mij ligt de oplossing in hun geloof aan de revolutionaire theorie, en ik acht dat wij hier op de opregtheid hunner overtuiging, op de natuur zelve der leer, en op de algemeene sympathie, waarvan deze het voorwerp was, behooren te letten.
De opregtheid der overtuiging zagen wij reeds in Marat en St. Just. Zij is evenzeer bij Robespierre onmiskenbaar. Dit was den scherpen blik van Mirabeau niet ontgaan, die, toen er nog weinig op hem gelet werd, het opmerkenswaardig getuigenis gaf: ‘deze man gelooft alles wat hij zegt.’Ga naar voetnoot2 Zeer ten onregte noemt hem Mme de Stael een hypocrite.Ga naar voetnoot3 ‘Il soutenoit les thèses les plus absurdes avec un sang-froid qui avoit l'air de la conviction.’Ga naar voetnoot4 Meer naar waarheid schrijft zij: ‘Robespierre n'était ni plus habile ni plus éloquent que les autres; mais son fanatisme politique avait un caractère de calme et d'austérité qui le faisait redouter de tous ses collègues.Ga naar voetnoot5 Il y avait quelque chose de mystérieux dans sa façon d'être, qui faisait planer une terreur inconnue au milieu de la terreur ostensible que le gouvernement proclamait.’Ga naar voetnoot6 Onwrikbaar geloof aan de politieke | |
[pagina 341]
| |
theorie der Omwenteling; eene consequentie welke hem ook voor de laatste en ergste gevolgtrekkingen niet terugdeinzen liet, en de belangeloosheid zijner overtuiging, gaven hem een natuurlijk overwigt op hen die ter helfte bleven staan, en die meenden door zwakheid en ontrouw het Terrorisme te kunnen stuiten, waarvan de kiem in hunne beginselen lag.Ga naar voetnoot1 Opmerkenswaardig is het, hoe hij zich in de hoofdzaak altijd gelijk bleef. In de eerste Vergadering, toen men aan allerhande combinatiën van gemengde regeringsvormen dacht, kwam hij, door geen onuitvoerlijkheid teruggehouden, met een ontwerp van algemeene gelijkheid te voorschijn, als alleen overeenkomstig met de regten van den Mensch. ‘Tous les citoyens quels qu'ils soient, ont droit de prétendre à tous les degrés de représentation. Rien n'est plus conforme à votre déclaration de droits, devant laquelle tout privilège, toute distinction, toute exception, doivent disparaître. La constitution établit que la souveraineté réside dans le peuple, dans tous les individus du peuple. Chaque individu a donc droit de concourir à la loi par laquelle il est obligé, et à l'administration de la chose publique, qui est la sienne.’Ga naar voetnoot2 Vastheid van convictie gaf hem, in menig opzigt, de veêrkracht in woord en daad, waardoor men de overmagt boven hen die niet, of die ten halve overtuigd zijn, verkrijgt. Doch bovendien, elke gewigtige gebeurtenis in den voortgang der Omwenteling, was eene schrede naar het punt, waarop hij van den aanvang af gestaan had; zoo- | |
[pagina 342]
| |
dat hij, naarmate de Revolutie nader bij hem kwam, in aanzien en invloed moest winnen; het was niet om zijn persoon, maar om zijn systema, dat hij de overhand kreeg.Ga naar voetnoot1 Toen men de hoogte zijner overtuiging bereikt had, werd hij de natuurlijke toongever en representant der zegevierende partij: de gansche kracht van het radicalisme stond ten dienste van hem die als radicaal boven allen bekend was. Zijn triumf, door list en geweld bevorderd, werd niet door list en geweld behaald; was het gevolg eener onverzettelijkheid en eenheid van strekking die het resultaat van de onwankelbaarheid des geloofs was; en zoo men dit obstination wil noemen, dan is de aanmerking van Mignet zeer juist: ‘Il fut une preuve qu'au milieu des troubles civils ce n'est pas avec son esprit qu'on fait sa fortune politique, mais bien avec sa conduite, et que la médiocrité qui s'obstine est plus puissante que le génie qui s'interrompt.’Ga naar voetnoot2 Doch, om den oorsprong en de natuur der kracht van Robespierre en de zijnen te waardeeren, moeten wij letten, niet enkel op de opregtheid, maar ook op het onderwerp hunner overtuiging. Zij hadden, naar hun inzien, het leven gewijd aan eene leer die niet enkel waar en goed en nuttig en in hooge mate zegenrijk was; maar die als het eenige en zekere middel moest worden beschouwd om, spoedig en overal het einde van ramp en onheil, het begin van onverstoorbaar geluk te bewerken. Wij weten hunne beschouwing. Dat de aarde door alle tijden heen, een tooneel van ellende geweest was, ten gevolge van geweld en huichelarij: dat Vorsten en Priesters in verbond getreden waren om de rampzalige volken naar lijf en ziel aan den dubbelen keten van overmagt en van bijgeloof te leggen: dat ook de bekrompen en menschvernederende dogmatiek van het Christendom dienstbaar gemaakt was om, in den naam van regt en zedelijkheid, ten behoeve van weinigen, de menschheid in instellingen te wringen, waardoor alle vrije beweging en ontwikkeling was belemmerd. Van | |
[pagina 343]
| |
daar zooveel en zoo veelsoortig ongeluk en lijden; overheersching en slavernij; rijkdom en armoede; onrust, twisten, oorlogen; tallooze smerten en wanbedrijven, uit wier aaneenschakeling de geschiedenis der wereld bestaat. Hun theorie zou dezen toestand doen ophouden. Zij had een licht in de duisternis ontstoken: zij had de regten die in vergetelheid waren geraakt, wederom te voorschijn gebragt; de opvolging van haar voorschriften zou tevens de vernietiging van bijgeloof en tyrannij, hoe ook genaamd, de vestiging van wezenlijke vrijheid, de waarborg van welvaart, van overvloed, van ware verlichting en levensgenot, en trapsgewijs, de herschepping en volmaking van het menschelijk geslacht zijn. Nijd en twist zou worden gesmoord; het geluk van een ieder met het nut van allen in overeenstemming worden gebragt; er zou vrede wezen op aarde, waarheid, geregtigheid, onderlinge liefde, gehoorzaamheid aan de voorschriften der natuur, door het involgen van begeerlijkheden en driften, wederkeerig hulpbetoon, broederschap; in één woord er zou, in de plaats van rampzaligheid, zaligheid zijn. Getrouwe ten uitvoerlegging der theorie was het genoegzame, maar was ook het eenige middel. Nu kon geschieden wat in de tijden der onwetendheid onmogelijk was. De gelegenheid was daar. In Frankrijk kon de grootsche taak der opvoeding van de menschheid worden volbragt. Welk een vooruitzigt! de weldoeners van het Vaderland, van Europa, van de wereld te zijn! de heerschappij eener leer te vestigen die, eenmaal geplant, onuitroeibare wortelen schieten en de volheid van haar weldaden aan de laatste nageslachten zou brengen. - Verplaatsen we ons in de gemoedsstemming waarin men zich verbeeldt het Apostolaat van zoodanig Evangelie ontvangen te hebben, en wij zullen ons eenig denkbeeld kunnen vormen hoe de kracht der belijders door den inhoud der belijdenis, door hun ingenomenheid en geestdrift, of laat mij het eigenlijke woord gebruiken, door hun fanatisme verhoogd werd. ‘Ils avaient au plus haut degré le fanatisme de certaines théories sociales.’Ga naar voetnoot1 En wij behoeven of behooren dit fanatisme niet voor | |
[pagina 344]
| |
eene bijkans uitzinnige opgewondenheid te houden. Het was veeleer van opwinding vrij: het steunde, niet op de bedwelming der hartstogten, maar op de redenering van het verstand: het was de getrouwheid aan eene theorie wier premissen men als ontwijfelbaar aangenomen had; zoodat uit het besef eener hoogere roeping die rust en kalmte, dat zelfbehagen in het misdaad plegen, en tevens die onverbiddelijkheid ontstond, welke tot vermeerdering der revolutionaire energie zooveel bijgedragen heeft. Eindelijk, hetgeen we vooral niet mogen vergeten is dat zoodanig fanatisme met de algemeene denkwijs overeenkwam. Die voordragt der theorie als het panacé der menschheid, als het middel om de aarde in een paradijs te herscheppen, was dezelfde die men zich uit veelgelezene schriften, sedert bijkans een halve eeuw, met opgetogenheid had eigen gemaakt. Elk beroep op die leer, ten gevolge der verloochening van de hoogste waarheid, onwederlegbaar, vond weêrklank in de harten; raakte een snaar, die met de roersels van het gemoed in verband stond; gaf een schok waardoor een ieder geëlectrizeerd werd. Men moest dien eersten natuurlijken indruk te boven komen, om aan de Revolutie wederstand te bieden. Daarom was langen tijd zelfs het Terrorisme onverwinbaar. Het Schrikbewind had gunsten ter beschikking welke voor duizenden ten lokaas geweest zijn; het hield duizenden door geweld in bedwang; maar het is vooral in de revolutionaire sympathiën welke zijnen aanhangeren ter aanvuring, zijnen vijanden ter ontmoediging verstrekten, dat de reden te vinden is zijner onwederstaanbare kracht.
c. Ik heb, geloof ik, mij nu den weg eenigzins gebaand om u de handelwijs van Robespierre en de zijnen te doen beschouwen uit het standpunt, hetwelk alleen billijk voor hen en nuttig voor ons is. Als wij hun karakter en hun eigenlijke drijfveer in het oog houden, zijn wij in de mogelijkheid, niet enkel ter verklaring van hun alvermogen, maar ook ter waardering van hun gedrag. Ziet men hierin gruwelen zonder eenheid van beginsel of oogmerk, dan is het betamelijk over deze ijsselijkheden te zwijgen, en eene bladzijde der Historie die weinig nut hebben kan, over te | |
[pagina 345]
| |
slaan; maar deze voorstelling is onjuist, en naarmate zij meer ingang gevonden heeft, acht ik mij te meer verpligt der waarheid hulde te brengen, door u kortelijk te toonen dat het gedrag dezer coryfeën der Omwenteling, ook waar dit het meest afgrijzen verwekt, het natuurlijke gevolg was hunner overtuiging; de getrouwe toepassing der revolutie-begrippen en, naar dien regel een verschoonbaar en lofwaardig gebruik der revolutionaire kracht.
De revolutionaire wreedheid was, zoodra de Omwenteling beletselen ontmoette, het gevolg van het fanatisme dat ik zoo even beschreef. Wanneer men zich stellige verwachtingen eener gulden Eeuw van menschendeugd en menschenheil gevormd heeft; zou er dan niet een gloed van verontwaardiging oprijzen tegen hen door wier wederstand alleen, naar het schijnt, de verwezenlijking van dien zegen belet, de voortduring van onregt en onheil te weeg gebragt werd? Zou niet met de vermeerdering der bezwaren, de toorn en verbittering tegen deze baatzuchtige en onverlaten klimmen; zou het behoud en de zege der omwenteling met het bloed der zoodanigen te duur worden betaald? zou men zich niet telkens met de vraag geruststellen van een Barnave, toen de eerste slagtoffers waren gevallen; ‘leur sang était-il donc si pur?’ zou men in de lange reeks der wandaden niet eene billijke straf, een voorwaarde der overwinning, een voorbijgaand en vergelijkenderwijs weinigbeteekenend kwaad zien? Men spreekt van de wreedheid der revolutionaire dweepers, als van eene zaak die voorbeeldeloos en ongehoord en met de neigingen van den menschelijken aanleg in strijd is. Ik waag het niet een blik te werpen in de diepste schuilhoeken van het bedorven hart. Ik onderzoek niet welke gezindheden de natuurlijke aan zich zelf overgelaten mensch omtrent het leven van anderen koestert, waar eigen leven of eigenbelang bedreigd, eigen wensch of eigen bedoeling gedwarsboomd of tegengewerkt wordt. Wij zouden welligt ontdekken wat, bij gelijken afschuw, nog dieper verachting inboezemen zou. Doch ik bepaal mij bij de opmerking dat ingenomenheid met dwaalbegrippen welke tot de gewigtigste onderwerpen van hart en leven betrekkelijk zijn, ten alle tijde, bij soortge- | |
[pagina 346]
| |
lijke geestdrijverij, soortgelijk welbehagen en ijverig volharden in de boosheid te weeg gebragt heeft. Dit ligt in den aard der zaak, waar men, onbekend met het ware Christelijke geloof, de pligt van Christelijke liefde en lijdzaamheid niet kent; waar men niets weet van de belofte: ‘niet door kracht of geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden, spreekt de Heer;’ waar men overtuigd is zich van elk wapen te mogen bedienen voor de zege der beginselen die men belijdt. In de keus der middelen geen onderscheid van goed en kwaad te erkennen is het eigenaardig kenmerk, niet van het Jezuitisme, niet van het Jacobinisme, maar van alle dweeperij. Vervolging, die van haar uitgaat, streeft naar vernietiging van hetgeen haar belemmert; zij kent geene wroeging, dewijl elk misdrijf in de kroon van haar goede werken een parel te meer is. De Historie getuigt het overal. Zoo heeft Mahomet en zijne leer, in naam van den eenigen God, verwoesting te vuur en te zwaard over de halve wereld gebragt. Zoo heeft het Pauselijk Rome in koelen bloede, onder lofzang en gebed, de Protestanten vermoord. Wij sidderen wanneer een Marat, ten nutte der Omwenteling, tien- en honderdduizende menschenlevens verlangt. Wilt ge dat ik aan de 16e eeuw een treffenden weêrklank op die bloedkreet ontleen? De vermaarde Languet verhaalt dat hij aan Roomschen van invloed het schrikkelijke hunner zoogenoemde strafoefeningen om der religie wille had onder het oog gebragt; maar, zegt hij, zij antwoordden terstond dat men niemand behoort te sparen, wanneer het de openbare rust geldt en dat, zoo twee of drie maal honderd duizend menschen om het leven wierden gebragt, er binnen dertig jaren meer konden geboren worden: ik huiverde er van.Ga naar voetnoot1 Gij bemerkt, hier was zelfs geen kwalijk begrepen Godsdienst-ijver, maar zucht naar vrede, orde en rust. En wilt gij van dit fanatisme der rustverkrijging een voorbeeld naderbij; ik herinner mij dat, na 1830, menigeen, door wien de moed der Polen en de trouw- | |
[pagina 347]
| |
hartigheid der Vendeërs en de zelfopoffering der Spaansche Carlisten hoogelijk geroemd werden, desniettemin, vermits de orde in Europa en het crediet in Nederland moest worden bevestigd, reikhalzend het berigt van hun volkomen ondergang te gemoet zag. Aldus zou men, om naar eigen inzigt den afgrond der omwenteling te dempen, er niet ongaarne gansche bevolkingen in hebben geworpen. De mannen van het Schrikbewind werden door beweegredenen geleid welke, in meer dan één opzigt, beter met edelmoedigheid in vereeniging kunnen worden gebragt. Ik heb ergens Filippus II, ten gevolge zijner Roomsche wanbegrippen, uit liefde onbarmhartig genoemd.Ga naar voetnoot1 Zoo was er bij de revolutionairen eene filantropische onmenschelijkheid. Een hunner hedendaagsche lofredenaars zegt: ‘La conscience profonde qu'ils se dévouaient pour le triomphe de la morale universelle et pour la sainte cause de l'humanité, rendit nos pères capables de cette volonté de fer.... Ils enseignèrent que tout devait être sacrifié à cette morale.’Ga naar voetnoot2 Wreedheid is niet altijd wreedaardigheid geweest; strengheid was onmisbaar. De heelmeester moet een vaste hand hebben ter genezing van de wond; en vooral niet, uit onzinnig medelijden, een bedorven lid sparen, welks behoud straks voor het gansche ligchaam doodelijk is. Kortstondig en heilzaam is de smart. Zoo zou het ook met den pijnlijken overgang der omwentelingsperiode zijn. Robespierre zeide: ‘het is nog geen tijd om het goede te verrigten;’ later zou het Fransche volk uitmunten ‘par des moeurs douces, énergiques, sensibles et inexorables pour la tyrannie et l'injustice.’Ga naar voetnoot3 Hij en St. Just verblijdden zich over de aannadering van den tijd waarop een ieder ongestoord de vruchten van zijn akker zou genieten. ‘Il ajournait le bonheur de la France à l'époque où chacun, retiré au milieu | |
[pagina 348]
| |
de son arpent avec sa charrue, passerait doucement sa vie à le cultiver.’ Hun gansche gedrag laat zich zamenvatten in één woord: wat zij meenden te moeten verrigten, hebben zij met onverzettelijkheid gedaan: hun gedrag, wel verre van vreemd en onverklaarbaar, was het natuurlijk resultaat hunner overtuiging.
Het was ook, ten anderen, de getrouwe toepassing der Revolutionaire theorie. Men zegt; zij waren verkondigers van anarchieke begrippen; zij hebben de meest ongehoorde willekeur tot regel gemaakt: zij zijn geen regeerders, maar beulen geweest. - Ik wil het niet ontkennen; doch zij waren dit alles, omdat zij theoristen geweest zijn.
Prediking van anarchieke begrippen. Maar deze begrippen die men anarchiek noemt en waarvan ik althans de verdediging niet op mij nemen zou, waren desniettemin dezelfde welke, van den beginne af, met algemeene goedkeuring waren verkondigd: het verschil lag hierin dat zij de vrijheid begeerden, niet voor sommigen of velen, maar voor allen; dat zij ten behoeve van het gansche Volk begeerden wat hun naaste voorgangers, de partij der Girondisten, enkel aan de bourgeois en althans niet aan de sans-culottes zouden hebben verleend; dat zij zich zelven en anderen onder het juk der theorie verlangden te brengen; dat zij geen vrijheid meenden te hebben om in de keus der middelen, waar het Algemeene welzijn gesproken had, schroomvallig te zijn. Ook was de Staatsregeling die zij ontwierpen in overeenstemming met hun belijdenis en beloften. ‘La loi constitutionnelle de 1793 établissait le pur régime de la multitude; non seulement elle reconnaissait le peuple comme la source de tous les pouvoirs, mais encore elle lui en déléguait l'exercice. Une souveraineté sans bornes; une mobilité extrême dans les magistratures; des élections immédiates auxquelles chacun concourait; des assemblées primaires qui se réunissaient sans convocation, à une époque fixe, qui nommaient les représentants et contrôlaient leurs actes; une assemblée nationale annuellement renouvelée, | |
[pagina 349]
| |
et qui n'était, à proprement parler, qu'un comité des assemblées primaires, telle était cette Constitution.’Ga naar voetnoot1 Buonarotti schrijft: ‘la Constitution de 1795 ne répondit pas complètement aux voeux des amis de la liberté: on regrette d'y trouver les vieilles et désespérantes idées de la propriété:’Ga naar voetnoot2 maar ook hij ontkent niet dat het toppunt der revolutionaire volkomenheid daarin nagenoeg bereikt was. De Terroristen hadden tegenover de Girondisten gelijk. ‘La Gironde était véritablement contre-révolutionnaire, suivant les termes de sa propre logique. C'est ce défaut de position qui l'a perdue.... Les Montagnards sont de cruels logiciens, mais les Girondins sont des sofistes.’Ga naar voetnoot3
Men verwijt aan Robespierre en aan zijne medestanders willekeur. Een meer eigendunkelijk Bewind is niet denkbaar, doch deze willekeur was het systematisch gebruik der middelen die, gelijk wij zagen,Ga naar voetnoot4 de Revolutie hun in de hand gelegd had: centralisatie, uitsluiting der tegenpartij, buitengewone handhaving der beginselen door maatregelen van extra-legalen aard. Alle magten waren vereenigd in le Comité de salut public. Mignet schildert dit alvermogen zeer wel: ‘Ainsi fut créée cette puissance terrible qui dévora d'abord les ennemis de la Montagne, qui dévora ensuite la Montagne et la commune, et qui ne finit qu'en se dévorant elle-même. Le comité disposait de tout sous le nom de la convention, qui lui servait d'instrument. C'était lui qui nommait et destituait les généraux, les ministres, les commissaires-représentants, les juges et les jurés; c'étaient lui qui frappait les factions; c'était lui qui avait l'initiative de toutes les mesures. Par ses commissaires, les armées et les généraux étaient sous sa dépendance, et il dirigeait d'une manière souveraine les départements; par la loi des suspects, il disposait de toutes les personnes; par le tribunal révolutionnaire, de toutes les existences; par les réquisitions et le maximum, de toutes les fortunes; par la convention effrayée, des décrets d'accusation | |
[pagina 350]
| |
contre ses propres membres. Enfin sa dictature avait pour appui la multitude qui délibérait dans les clubs, gouvernait dans les comités révolutionnaires, dont on payait la coopération par un salaire journalier, et qu'on nourrissait avec le maximum.’Ga naar voetnoot1 Maar dit albeheer, dit dictatoriaal gezag was geheel revolutionair. Het was het alvermogen der Volkssouvereiniteit geconcentreerd in het Bewind. De vorm waarin het gezag zich openbaarde, moge afkeuring verwekken, het wezen van het gezag kwam met de theorie overeen, en, zoolang de handelwijs der magthebbers niet met de revolutionaire opinie streed, was hier het ideaal eener snelle en volledige ten uitvoerlegging van hetgeen de Algemeene en Nationale wil genoemd werd. De vijanden der Revolutie werden ter zijde gesteld, in den kerker geworpen, gedood. Dit is zoo; maar wat wilt ge? het genot der Regten van den Mensch kan niet aan allen worden verleend, zoolang die regten zelven niet, door tijdelijken dwang, tegen contra-revolutionaire ontwerpen in veiligheid gebragt zijn. Dezelfde regtvaardiging geldt voor het verbreken van de banden der legaliteit. En zij is hier vooral noodig: immers is geheel het Schrikbewind een doorloopend Coup d'état, een vervangen van l'ordre légal door een revolutionair Gouvernement; eene Dictatuur, waarbij de gansche Constitutie van 1795, pronkstuk van revolutionair vernuft, in het belang dezer Constitutie zelve, geschorst werd. Men was verpligt met wijze inachtneming der omstandigheden, met een geest des onderscheids te werk te gaan; geenszins uit voorbarigheid en overdrevene naauwgezetheid, door de waarborgen zelve der vrijheid, de vrijheid in de waagschaal te stellen. Uitstel was pligt. Uitstel alleen kon de voorbereiding eener onschadelijke ten uitvoerlegging van de constitutionele voorschriften zijn. ‘Ils savaient qu'a vant de conférer au peuple l'exercice de la souveraineté, il fallait rendre général l'amour de la vertu; substituer le désintéressement et la modestie à l'avarice, à la vanité et à l'ambition qui entretiennent entre les citoyens une guerre perpétuelle....; ils savaient | |
[pagina 351]
| |
que les mesures coactives et extraordinaires, indispensables pour opérer un si heureux et si grand changement, sont inconciliables avec les formes d'une organisation régulière; il savaient enfin, et l'expérience n'a que trop justifié leur manière de voir, qu'établir, sans ces préliminaires, l'ordre constitutionel des élections, c'est abandonner le pouvoir aux amis de tous les abus, et perdre à jamais l'occasion d'assurer la félicité publique.Ga naar voetnoot1 Il eût été de la dernière imprudence de laisser un moment la nation sans directeur et sans guide.’Ga naar voetnoot2 St. Just zeide: ‘dans les circonstances où se trouve la république, la constitution ne peut être établie; elle deviendrait la garantie des attentats contre la liberté, parcequ'elle manquerait de la violence nécessaire pour les réprimer.’Ga naar voetnoot3 ‘Le parti montagnard, schrijft Mignet, ‘au lieu de la plus extrême démocratie, avait besoin de la dictature la plus resserrée. La constitution fut suspendue aussitôt que faite, et l'on maintint, en le renforçant, le gouvernement révolutionnaire jusqu'à la paix.’Ga naar voetnoot4
Doch zegt men, geen verontschuldiging is genoegzaam voor zoodanige gruwelen als het Schrikbewind gepleegd heeft. - Dit beweeren is een bewijs dat men de elasticiteit van het revolutiebeginsel niet kent. Geen misdaad kan zoo groot zijn waarbij deze regtvaardigende kracht te kort schieten zou. De verontschuldiging voor de gansche reeks der systematieke moordenarijen van het Bewind ligt, naar de schatting der voorstanders van het systema, juist hierin dat zij systematiek waren. Het was, volgens Buonarotti: ‘la triste nécessité de l'état de passage;’ derhalve is het onbillijk tegen hetgeen tijdelijke pligtbetrachting geweest is, met zooveel verontwaardiging te veld te trekken: ‘un médiocre discernement suffit pour démêler dans ces déclamations la rage de parti qui les a dictées; et, pour peu que l'on juge sans passion, on est forcé de convenir que l'amour de la patrie et le sentiment des devoirs les plus impérieux déterminèrent, après | |
[pagina 352]
| |
une trop longue et très-funeste patience, les amis de l'égalité à user de sévérité envers ses incorrigibles ennemis. - La justice et la nécessité de l'institution révolutionnaire étant reconnues, il ne s'agit plus d'examiner jusqu'à quel point l'autorité qui la dirigeait, porta la rigueur dont elle fut forcée de faire usage; il importe seulement de savoir si elle répondit au but pour lequel elle avait été instituée.’Ga naar voetnoot1 - Doch wat houd ik mij met verontschuldigingen op; waar ik de taak op mij nam te bewijzen dat, naar revolutionairen maatstaf, de aanwending der revolutionaire kracht door het Schrikbewind lof en bewondering verdient. Naar de heerschende begrippen, moest de toepassing der Revolutie-leer plaats hebben; niet enkel, zoo als ik zelf getracht heb te betoogen, in den zin van het necesse erat, maar van het oportebat; het betaamde alzoo; het was, voor de menschheid behoefte; daaraan bevorderlijk te zijn was heilige pligt. Niets mogt worden ontzien, waar de zaak der Revolutie op het spel was. En nu verplaatse men zich in 1793. De tegenwerking was, naarmate de vernielende kracht der theoriën zich uitgebreid had, dermate geklommen dat ze bijkans onoverkomelijk scheen. Het meerendeel der bevolking zag smachtend uit naar het einde van een toestand die met elken dag ondragelijker werd. Ingenomenheid, onderwerping, en lijdelijkheid vingen aan voor weêrzin, misnoegen, woeling, en openlijke wederstreving en opstand te wijken. Ontzagchelijk was de crisis waarin het Bewind zich, na 31 Mei 1793, bevond. De mishandeling der Girondisten was het sein eener beweging ten voordeele van een zachter beheer; meer dan 60 Departementen stonden in de wapens tegenover de Parysche dwingelandij: de heldhaftige landbevolking der Vendée sloeg de krijgsheiren der Jacobijnen op de vlugt. Vijandelijke legers waren van alle zijden tot aan en over de grenzen getrokken. Aan half Europa had het Gemeenebest den oorlog verklaard. En, als of binnen- en buitenlandsche krijg niet genoeg ware, was er in de Conventie zelve verdeeldheid van inzigt en strijd van bedoeling. Eene ommekeer van zaken scheen nabij. En wat is er daaren- | |
[pagina 353]
| |
tegen gebeurd? Door de standvastigheid en volharding van weinigen, is het revolutionaire Frankrijk uit dezen voorbeeldeloozen zamenloop van ongunstige omstandigheden gered. Zij alleen zijn het die, wat onmogelijk scheen, gedaan hebben; die gelijktijdig aan de Federalisten, aan de Vendée, en aan de vreemde Mogendheden het hoofd wisten te bieden; die Frankrijk tot eenheid en hun tegenstanders in de Vergadering tot zwijgen en gehoorzamen hebben gedwongen; die, met behoud van Revolutie en revolutionairen zegen, de magt in het aanzijn hebben geroepen, waardoor hun Vaderland en toen, en in lateren tijd, aan Europa de wet gaf. En meent ge dat zachtheid en liefelijkheid genoeg was om, te midden der losgelatenheid van alle driften, de bevolking in boeijen te slaan, en met het vastgeketend Frankrijk de Coalitie te verpletten? Zij hebben zich van deze grootsche taak kunnen kwijten, enkel door revolutionaire energie; enkel door te zorgen dat de werking der middelen, welke de Revolutie aan de hand geeft, in verhouding tot den eisch van het oogenblik gebragt werd. - Ik ben de apologist niet dezer mannen; doch ik zeg dat ze, naar de leer der Revolutie, een lauwerkrans verdiend hebben, en dat we ons althans niet te verwonderen hebben over de bedaardheid en overtuiging, over het à plomb waarmede men voor al wat er geschied is, uit het oogpunt der revolutionaire leer, eene apologie heeft. Is het om de verdediging van het gansche stelsel te doen? St. Just zegt: ‘Citoyens, vous avez voulu une république; si vous ne vouliez pas en même temps ce qui la constitue, elle ensevelirait le peuple sous ses débris. Ce qui constitue la république, c'est la destruction de tout ce qui lui est opposé.’Ga naar voetnoot1 Moet men de regtmatigheid toonen der verbazende ligtingen van manschappen en geld, dit is enkel eene met de omstandigheden overeenkomende toepassing der algemeen erkende waarheid, dat de Staat over lijf en goed der burgers eene onvoorwaarlijke suprematie heeft. ‘Une fois déclaré que la France entière, hommes et choses, appartenait au gouvernement, ce gouverne- | |
[pagina 354]
| |
ment, suivant le danger, ses lumières et son énergie croissante, pouvait tout ce qu'il jugerait utile et indispensable.’Ga naar voetnoot1 Hebt gij tegen de oprigting der moordschavotten bezwaar, is u de guillottine en permanence een gruwel; beschouwt gij de wraakoefening door kanon- en schrootvuur, door het werpen van duizenden in de rivier, door het ombrengen van eene menigte van grijsaards, vrouwen en kinderen, door het uitroeijen somtijds van eene gansche bevolking, als afgrijselijk en vloekwaardig; meent gij, in één woord, dat men het revolutionaire slagzwaard met te ver gedrevene forschheid gehanteerd heeft; wacht u, door bekrompen inzigt of overmatige gevoeligheid, de grootheid voorbij te zien van hen die, om der menschheid wille, de stem der menschelijkheid in hun eigen boezem hebben gesmoord. Leert van Thiers een billijk oordeel te vellen: ‘Il fallait satisfaire la colère révolutionnaire par de grandes et terribles exécutions;’Ga naar voetnoot2 en zoo het u gevalt den revolutionairen toorn voor laaghartig en onmenschelijk te houden, wel nu, verandert dit iets in de noodzakelijkheid der zaak? ‘le Gouvernement devait subir ces mauvaises passions, puisqu'elles étaient inséparables de l'énergie qui sauve un peuple en danger.’Ga naar voetnoot3 Onredelijk en ondankbaar is het, waar alles buitengewoon was, een gewonen maatstaf te gebruiken. Op het gansche gedrag van het Schrikbewind is toepasselijk wat Thiers van ‘les mesures militaires, administratives et financières’ getuigt: ‘jamais aucun Gouvernement ne prit à la fois des mesures ni plus vastes, ni plus hardiment imaginées; et pour faire un reproche de leur violence à leurs auteurs, il faudrait oublier le danger d'une invasion universelle.... Aujourd'hui une génération, superficielle et ingrate, critique ces opérations, trouve les unes violentes, les autres contraires aux bons principes d'économie, et joint le tort de l'ingratitude à l'ignorance du temps et de la situation. Qu'on revienne aux faits, et qu'enfin on soit juste pour des hommes auxquels il en a coûté tant d'efforts et de périls pour nous sauver.’Ga naar voetnoot4 Ook werd de gansche worsteling als | |
[pagina 355]
| |
een oorlog tusschen de oude en nieuwe orde van zaken en begrippen beschouwd; een gezigtspunt waarvan de revolutionaire schrijvers gebruik hebben gemaakt. ‘Le Comité de salut public se livra aux plus terribles exécutions. Les armées se bornent à tuer sur le champ de bataille; il n'en est pas de même des partis qui, dans les situations violentes, craignant de voir renaître le combat après la victoire, se précautionnent contre de nouvelles tentatives par des rigueurs inexorables. L'usage de tous les gouvernements étant d'ériger leur conservation en droit, ceux qui les attaquent sont pour eux des ennemis tant qu'ils combattent, des conspirateurs dès qu'ils sont vaincus, et ils les tuent ainsi au moyen de la guerre et au moyen de la loi.... Le gouvernement dictatorial frappa dans ce qu'ils avaient de plus élevé, tous les partis avec lesquels il était en guerre.’Ga naar voetnoot1 De slagtingen ook op het schavot werden ter overwinning vereischt; en naar de onschuld der slagtoffers behoeft, in den krijg, niet te worden gevraagd. Mijne gevoelens zijn u bekend. Ik zal mij gaarne van de woorden van een welgezinden Franschman bedienen: ‘Dire que la convention a bien fait ce qu'elle a fait, parcequ'elle l'a fait pour sauver la revolution ou le principe révolutionnaire d'une ruine imminente, c'est une erreur énorme et barbare! c'est immoler les droits de la justice et de l'humanité à une divinité inconnue qu'on appelle révolution, à laquelle il faut tout immoler, la France, la vie des Français, leurs richesses, leur industrie, leur gloire, parcequ'il faut sauver la révolution!... on ne défend que ce qu'on possède; or, je ne sache pas que la liberté, dont la France jouissait sous la convention, valût la peine d'être défendue.... Elle défendit la France, à peu près comme le tigre défend l'entrée du repaire où il cache sa proie.’Ga naar voetnoot2 Maar die oordeelvelling is dan alleen regtvaardig, wanneer men de Godes, welke Revolutie genoemd wordt, niet aanbidt. Daarentegen, zoo men de theorie waaruit het Jacobinisme ontspruit, bemint, dan ver- | |
[pagina 356]
| |
loochene men de begrippen en daden zijner geloofsgenooten niet; dan erkenne men, dankbaar, de diensten en verdiensten van hen die voor het revolutionair geloof met het leven van anderen hun eigen leven veil gehad hebben. In den strijd voor de onafhankelijkheid van het revolutionair Gemeenebest, hebben zij over veelsoortigen aanval, alleen door een ijzeren wil, die op onvergelijkbare volharding van inzigt gegrond was, getriumfeerd. ‘Les montagnards, animés seuls d'une passion forte, d'une pensée unique, le salut de la révolution, éprouvant cette exaltation d'esprit où l'on découvre les moyens les plus neufs et les plus hardis, où l'on ne les croit jamais ni trop hasardeux, ni trop coûteux, s'ils sont salutaires, devaient déconcerter, pár une défense imprévue et sublime, des ennemis lents, routiniers, décousus, et étouffer des factions qui voulaient de l'ancien régime à tous les degrés, de la révolution à tous les degrés, et qui n'avaient ni accord ni but déterminé.’Ga naar voetnoot1 Zij hebben volledige Vrijheid en Gelijkheid gewild; hierin zijn zij niet geslaagd. Veel echter hebben zij ook daarvoor verrigt; zonder hen zou men niet zoo ver gekomen, zou men welligt achteruit gekeerd zijn. De roem van er naar gestreefd te hebben, blijft; ofschoon de kracht ter verkrijging te kort schoot. Het is billijk inzonderheid op Robespierre toepasselijk te maken de aanmerking van Thiers bij de vermelding der Girondisten; velen onder hunne tegenpartij werden eer door hartstogt dan door verhevenheid van denkbeelden geleid: ‘la plupart se décidèrent par passion plutôt que par génie:’ en zij werden in waarheid overtroffen alleen door hen bij wie de eenige drijfveer revolutionair overleg was. ‘On ne pourrait mettre au-dessus d'eux que celui des montagnards qui se serait décidé pour les moyens révolutionnaires, par politique seule et non par l'entraînement de la haine.’Ga naar voetnoot2 Zoodanig een schijnt Robespierre, althans bijna, te zijn geweest. Voorzeker niet ten onregte geeft Buonarotti hem den titel van ‘illustre martyr de l'égalité.’Ga naar voetnoot3 | |
[pagina 357]
| |
d. Er blijft mij nog over u met een enkel woord, in dezen revolutionair bij uitnemendheid, de verwantschap te doen opmerken tusschen de filozofie en de praktijk. Ik wijs u op eene bijzonderheid waaraan men tot dus ver te weinig gewigt gehecht heeft; namelijk op de treffende overeenkomst der handelingen van Robespierre met de leerstellingen van Rousseau. Ik geloof dat ook deze aanwijzing zal kunnen strekken om, welligt bij minder afschuw van den persoon, de afschuwelijkheid en bedriegelijkheid te doen inzien van de theoriën door wier dwallicht hij misleid werd.
Afkeer van elk mezzo termine is, gelijk wij zagen, wat Rousseau boven anderen karakterizeert. Hij wil des te meer zuiverheid en volledigheid der toepassing, naarmate hij van de waarheid en heerlijkheid der beginselen levendiger overtuigd is. Maar Rousseau is geen Godloochenaar; Rousseau is geen vijand van zedelijkheid en deugd; Rousseau is niet onvatbaar voor zachte en tedere aandoeningen. Integendeel; zijne verontwaardiging wordt door de troostelooze leer van het Atheïsme gaande gemaakt; hij bestrijdt de leer die alle deugd, door ze op de berekeningen van het eigen belang te gronden, vernietigt: en overal dragen zijne Geschriften de blijken van eene soort van aandoenlijkheid, sentimentaliteit, die met zijne uitzigten omtrent het naderend heil der van willekeur verloste menschheid in verband gebragt wordt. Robespierre is de kweekeling van dezen meester; ik zou bijna zeggen, in ieder opzigt, de copie van dit model. Gij herinnert u het radicalisme van Rousseau omtrent den revolutionairen Staat, waar geen Overheid, maar zaakgelastigden, geen representanten, maar mandatarissen zijn.Ga naar voetnoot1 Stelt daarnevens de Constitutie van 1795, grootendeels het maaksel van Robespierre; of wel een paar artikelen uit zijn ontwerp eener Déclaration des Droits, welke Buonarotti bewaard heeft: ‘Le peuple est le souverain; le gouvernement est son ouvrage et sa pro- | |
[pagina 358]
| |
priété; les fonctionnaires publics sont ses commis. Le peuple peut, quand il lui plait, changer son gouvernement et révoquer ses mandataires. La loi est l'expression libre et solennelle de la volonté du peuple. La loi doit être égale pour tous.’Ga naar voetnoot1 Gij weet dat Rousseau het welzijn der Associatie tot de hoogste wet maakt. Ook Robespierre heeft geen maatregel die hem voor het behoud van den Staat noodzakelijk scheen, ongeoorloofd gekeurd. ‘Il serait facile de démontrer par des citations sans nombre, que les sophismes les plus grossiers des plus fougueux apôtres de la terreur, dans les circonstances les plus révoltantes, n'étaient que des conséquences parfaitement justes des principes de Rousseau.’Ga naar voetnoot2 Rousseau was zeer ingenomen met de instellingen der Ouden. Ook ‘Robespierre et St. Just voulaient changer les moeurs, l'esprit et les habitudes de la France; ils voulaient en faire une république à la manière des anciens. La domination du peuple, des magistrats sans orgueil, des citoyens sans vices, la fraternité des rapports, le culte de la vertu, la simplicité des manières, l'austérité des caractères; voilà ce qu'ils prétendaient établir.’Ga naar voetnoot3 - Zij zouden eene Spartaansche onthouding, eene Stoicijnsche zelfgenoegzaamheid hebben verlangd. Het was geen spotternij, toen men op hun eisch, het decreet nam ‘que la justice et la probité étaient à l'ordre du jour.’Ga naar voetnoot4 Het was geen ijdel voorgeven, maar overtuiging, toen Robespierre zijne bedoelingen dus bekend maakte: ‘Nous voulons substituer dans notre pays la morale à l'égoisme, la probité à l'honneur; les principes aux usages; les devoirs aux bienséances; l'empire de la raison à la tyrannie de la mode; le mépris du vice au mépris du malheur; la fierté à l'insolence; la grandeur d'âme à la vanité; l'amour de la gloire à l'amour de l'argent; les bonnes gens à la bonne compagnie; le mérite à l'intrigue; le génie au bel esprit; la vérité à l'éclat; le charme du bonheur aux ennuis de la | |
[pagina 359]
| |
volupté; la grandeur de l'homme à la petitesse des grands; un peuple magnanime, puissant, heureux, à un peuple aimable, frivole et misérable; c'est-à-dire toutes les vertus et tous les miracles de la république à tous les vices et à tous les ridicules de la monarchie. Nous voulons, en un mot, remplir les voeux de la nature, accomplir les destins de l'humanité, tenir les promesses de la philosophie, absoudre la providence du long règne du crime et de la tyrannie. Que la France jadis illustre parmi les pays esclaves, éclipsant la gloire de tous les peuples libres qui ont existé, devienne le modèle des nations, l'effroi des oppresseurs, la consolation des opprimés, l'ornement de l'univers, et qu'en scellant notre ouvrage de notre sang, nous puissions voir au moins briller l'aurore de la félicité universelle.’Ga naar voetnoot1 Robespierre was Deïst; de belijdenis van Rousseau is voorzeker ook de zijne geweest. Het was niet enkel eene kunstgreep der politiek toen, op zijn aandrang, het feest ter eere van het Opperwezen gevierd werd. Het was de verwezenlijking van hetgeen Rousseau voorgeschreven had: ‘Les dogmes de la Religion civile doivent être simples, en petit nombre, énoncés avec précision, sans explications, ni commentaires, l'existence de la Divinité, puissante, intelligente, bienfaisante, prévoyante et pourvoyante, la vie à venir, le bonheur des justes, le châtiment des méchants, la sainteté du Contrat Social et des Loix.’Ga naar voetnoot2 Ook bij deze gelegenheid kwam de voorrang die hem verleend werd, met zijn karakter overeen. ‘Robespierre, leur chef à tous, consulté sur toutes les matières, ne prenait la parole que dans les grandes occasions. Il traitait les hautes questions morales et politiques; on lui réservait ces beaux sujets, comme plus dignes de son talent et de sa vertu. Le rôle de rapporteur lui appartenait de droit dans la question qu'on allait traiter. Aucun ne s'était prononcé plus fortement contre l'athéisme, aucun n'était aussi vénéré, aucun n'avait une aussi grande réputation de pureté et de vertu, aucun enfin, par son ascendant et son dogmatisme, n'était plus | |
[pagina 360]
| |
propre à cette espèce de pontificat. Jamais occasion n'avait été plus belle pour imiter ce Rousseau, dont il professait les opinions.’Ga naar voetnoot1 Zelfs in de stijl was er analogie. ‘On retrouvait dans son style quelque chose de l'humeur âpre et sombre de Rousseau.’Ga naar voetnoot2 ‘Robespierre a laissé de très-belles pages, les pages les plus empreintes de spiritualisme et de sensibilité qui soient sorties des presses de la Convention.’Ga naar voetnoot3 Het ontbreekt, noch bij hem, noch bij St. Just, aan die sentimentaliteit, welke de doorgaande toon is van Rousseau, waardoor welligt hij nog wegslepender dan door de logische juistheid zijner redeneringen is, en die men evenmin in hem zelven als in deze zijne vereerders en navolgers voor veinzerij behoort te houden. Deze opmerkingen zijn, meen ik, de beste toelichting der duisterheden welke men in de worstelingen der partijen, gedurende de laatste maanden van het Schrikbewind, opgemerkt heeft. Robespierre heeft toen de verdelging bedoeld en gedeeltelijk bewerkt van drieërlei soort van politieke tegenstanders; de Hébertisten, de Dantonisten, en de meerderheid zijner ambtgenooten in le Comité de Salut Public. Vijandschap op leven en dood was geen gevolg van willekeur of luim; zij stond met het geheele zamenstel zijner begrippen en bedoelingen in verband. Hebert, Chaumette, Anacharsis Cloots, en anderen waren doldriftige voorstanders van ongodisterij; zij waren het door wie de Godes der Rede met heiligschennenden optogt tot in de Christelijke Kerkgebouwen geleid werd: dit kon Robespierre niet dulden; aan de afschaffing van de Christelijke Godsdienst wilde hij gaarne bevorderlijk zijn; de vereering van het Opperwezen rekende hij onmisbaar voor den Staat. Om die vereering als burgerpligt te doen erkennen, werd de wegruiming dezer ultra-revolutionairen vereischt. Geheel verschillend was de rigting van Danton. Hij en de zijnen, door overmaat van gruwelen tot mededoogen en welligt zelfs tot eenige wroeging gebragt, wilden opheffing van het Revolutionair Gouvernement en vestiging van l'ordre légal, eer de | |
[pagina 361]
| |
Omwenteling volkomen gezegevierd had. Dit kon Robespierre evenmin willen; die door onwrikbaarheid der overtuiging evenzeer tegen elke opwelling van barmhartigheid als tegen elke aanklagt van het geweten in veiligheid was. Ook Danton en Camille Desmoulins, en zoo vele anderen, moesten voor hunne gematigdheid op het schavot boeten. Zoo wist hij ter linker- en ter regterzijde al wie hem hinderlijk was, te vellen; maar niet om te moorden zonder doel. Hij schijnt van nutteloos bloedvergieten een afkeer te hebben gehad. Dit was niet in het belang der Omwenteling: dit ontnam veeleer aan de strafoefeningen alle zedelijke kracht: ‘que vous restera-t-il,’ zeide iemand die in zijn geest sprak, ‘quand vous aurez démoralisé le supplice?’ Daarom eindelijk beraamde hij een aanval tegen zijne medeleden in het Comité, wien het om bloedvergieten uit wraak, uit eigenbaat, of uit enkele bloedgierigheid te doen was; zoodat er geen reden is om het getuigenis dergenen in twijfel te trekken, volgens wier opgave hij, bezwijkende in een strijd tegen gruweldaders erger dan hij zelf, eenigermate als een offer in de zaak van matiging en menschelijkheid, is gevallen. Daags vóór dien val, den 8e thermidor, in zijne vermaarde rede (niet ten onregte ‘un long codicile in articulo mortis’ genoemd) gebruikt hij uitdrukkingen wier opregtheid ik niet zou durven ontkennen: ‘Ceux qui nous font la guerre, ne sont-ils pas les apôtres de l'athéisme et de l'immoralité. - Eh quoi!... je n'aurais passé sur la terre que pour y laisser le nom d'un tyran!... un tyran!... Si je l'étais, ils ramperaient à mes pieds, je les gorgerais d'or, je leur assurerais le droit de commettre tous les crimes, et ils seraient reconnaissants!... Qui suis-je, moi que l'on accuse? un esclave de la liberté, un martyr vivant de la République, la victime encore plus que le fléau du crime... Otez-moi ma conscience, je suis le plus malheureux de tous les hommes.’Ga naar voetnoot1 - Dit beroep op het geweten, tot in de ure des doods, deze goede trouw der onmenschelijkheid kenmerkt den man, in wien de Omwenteling zich geconcentreerd had. ‘La révolution incarnée,’ schrijft | |
[pagina 362]
| |
Nodier, ‘c'est Robespierre avec son horrible bonne foi, sa naïveté de sang, et sa conscience pure et cruelle.’Ga naar voetnoot1 Hij was bij uitnemendheid de personificatie der politieke, sociale en Godsdienstige Omwenteling, gelijk zij in de schriften van Rousseau, vooral in le Contrat Social en in la Confession de foi du Vicaire Savoyard ligt.
Zoo heb ik met deze twee Lezingen getracht, in de vreeselijke jaren van 1789 tot 1794, de historische waarheid te bewijzen van de gewigtige stelling dat dit Tijdperk geenszins de overdrijving, maar met theoretische juistheid, de ontwikkeling der Revolutiebegrippen bevat. Is het ten onregte dat ik, uit dit oogpunt, die jaren leerrijk genoemd heb! Zij toonen, ter zelfkennis en verootmoediging, de diepte van ons bederf; en wat er van den mensch wordt, wanneer een deel der Christelijke waarheid zelve, door verloochening van haar oorsprong en wezen, aan den invloed van een leugenachtig beginsel dienstbaar wordt gemaakt en de giftige kiem van dwaalbegrippen, opgenomen in den weltoebereiden akker, zich, met zamenwerking der omstandigheden, in honderdvoudige vrucht openbaart: ‘Indien het licht dat in u is, duisternisse is, hoe groot zal de duisternis zelve zijn!’ Zij bewijzen, met onwederlegbare kracht, de ijdelheid van het beweeren dat de Revolutie het uitwerksel van opgewondenheid over hetgeen wij door misbruiken verstaan, geweest is: hier was geen opgewondenheid, maar kalm overleg; de wegslependheid niet van hartstogten, maar van syllogismen: zoo er opgewondenheid bestond, het was wegens den wederstand tegen de volledige ten uitvoerlegging van theoriën, niet wegens de vasthouding aan misbruiken waarvan geen zweem meer overig was. Van waar dan dat evenwel de voortduring der misbruiken beweerd werd? Dit valt in het oog. Het is zoo, niemand onzer be- | |
[pagina 363]
| |
doelt, door misbruiken, de Godsdienst der Openbaring, het wettig gezag, de ongelijkheid der standen, het eigendomsregt; doch, naar revolutionaire schatting, zijn juist deze grondslagen der Maatschappij de misbruiken welke, dewijl zijn meer dan anderen algemeen zijn en diepe wortelen hebben geschoten, de gevaarlijkste zijn van allen. Neemt derhalve in uwe gedachten weg al wat gij, en te regt, misbruiken noemt; gaat verder en verbeeldt u een Staat, waar, bij verschil van rangen en bedrijf, onderlinge liefde en eensgezindheid in beoefening gebragt werd; waar de Geestelijken geen wereldlijk belang hebben gekend; waar de Adel uit enkel edelen gevormd was; waar de Vorsten engelen geweest zijn; zorgt voor de opruiming van al wat tot misnoegen grond of aanleiding geeft, doch laat de ingenomenheid met de revolutionaire theoriën blijven bestaan: de maatschappij door u gereinigd, het Utopia door u gesticht, zal evenzeer een Augias-stal zijn, voor welks meer afdoende zuivering een stroom van menschenbloed verlangd wordt. De bestudering dezer jaren eindelijk doet een helder licht opgaan over de familie-betrekking van allen die Revolutionairen in woord of daad zijn geweest; over de eenheid van het beginsel, over de solidariteit der schuld. Laat ons, na de genealogie der begrippen en de genealogie der wandaden te hebben aanschouwd, voortaan niet vergeten dat bespiegeling naar beoefening leidt. Met het wegnemen der onderwerping aan hetgeen van Gods wege geopenbaard is, valt de slagboom tegen alle dwalingen en tegen alle misdrijven weg. Het is, gelijk ik opzettelijk getoond heb, eene lasterlijke aanklagt tegen Luther dat hij, om het plaatsen van het gezag der rede boven dat van Gods Woord, de stamvader van alle sofisten en radicalen, de voorganger van Voltaire en van Marat geweest is. Doch waarin ligt de laster? in de toepassing op den man wiens onvoorwaardelijke overgave aan de Heilige Schrift het beginsel van hervorming zoowel voor zijne eigene ziel als voor de Kerk was. Het argument zelf is juist, en geldt volkomen ten aanzien van alle Protestanten die, ofschoon de woorden Gods hun toebetrouwd waren, de kracht der Godzaligheid verloochend of de wijsheid welke van Boven afdaalt voor de | |
[pagina 364]
| |
wijsheid welke van beneden opkomt, ter zijde hebben gesteld. Zoo Robespierre niet anders gedaan heeft dan de leer van Rousseau op het gebied des praktischen levens over te brengen; zoo de leer van Rousseau uit gevolgtrekkingen van beginsels die Montesquieu verkondigd had, is gevormd; zoo de algemeene vrijheid en gelijkheid waarin Montesquieu en de zijnen een punt van uitgang gezocht hebben, zoodra Gods Woord en oppermagt geloochend wordt, onloochenbaar is; dan valt de geheele aaneenschakeling en filiatie in het oog; dan is de eerste schuld bij hen door wie de onvoorwaardelijke eerbied voor de Openbaring aan het wankelen gebragt is; dan rust welligt de zwaarste verantwoordelijkheid, niet op hen die, in hun onwetendheid, voor droombeelden van vrijheid en zedelijkheid hebben geijverd, maar op hen die deze droombeelden, bij noodwendige gevolgtrekking, hebben doen ontstaan; die, in het volle genot van den Evangelie-zegen, zich tot de afgoden hunner eigen wijsheid hebben gewend; die de waarheid der Heilige Schrift van haar overeenstemming met menschelijk inzigt afhankelijk gemaakt, en, door aanneming van een valsch beginsel, voor de volledigheid der naleving den weg hebben gebaand. En zou ik er niet mogen en moeten bijvoegen: dan zien wij dat de afval van Hem die gezegd heeft: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven,’ de oorzaak der gansche Revolutie geweest is. Dan zien wij dat de werkzame belijdenis van den eenigen Redder het middel is tot herstel en behoud.
Dit zag men, onder de bedwelming en ijlhoofdigheid der Revolutiekoorts in 1794 niet. Daarom kon er, uit den val van Robespierre, geen wezenlijke terugkeering tot anti-revolutionaire beginselen ontstaan. Onvatbaar voor het licht van het Evangelie en voor de lessen der ervaring, verweet men de verderfelijkheid der theorie aan de praktijk, aan de feilbaarheid of onwil der menschen. Er moest, na zooveel ellende, hoop op verbetering zijn; maar de hoop kon enkel op een vereenigd behouden en beperken van het Revolutie-beginsel worden gebouwd. De gewijzigde leus was nu: vrijheid voorzeker, doch vrijheid met orde gepaard. - Onverkrijgbare wensch, nutteloos zwoegen! Na het ondoenlijke | |
[pagina 365]
| |
eener onvoorwaardelijke toepassing geleerd te hebben, zou men nu een tweede even duurgekochte les gaan ontvangen. Het zou blijken dat de revolutionaire vrijheid, waar rust en matiging begeerd wordt, ijdelheid is, en dat, in het Tijdperk der Reactie, ondanks de bedoelingen der menschen, het despotisme der orde, door het verderfelijke der strekking en door het rampzalige der vruchten, het despotisme der vrijheid evenaart. |
|