Ongeloof en revolutie
(1847)–G. Groen van Prinsterer– AuteursrechtvrijEene reeks van historische voorlezingen
[pagina 295]
| |
XII. Tweede Tijdperk. Ontwikkeling (1789-1794).In de vorige Lezing hebben wij gezien hoe de Revolutie in Europa opkwam, hoe bepaaldelijk in Frankrijk eene omkeering van den Staat en eene sociale omwenteling, door het veldwinnen van anti-christelijke theoriën voorbereid werd. Natuurlijk dat de invloed der Revolutie-begrippen, na de gemoederen overmeesterd te hebben, in daden zou openbaar worden; dat in den loop der gebeurtenissen zou te voorschijn treden wat de loop der ideën tot stand gebragt had, en dat volledige toepassing der heerschende denkbeelden aan de orde van den dag was. Na het Tijdperk der voorbereiding moeten wij het Tijdperk der ontwikkeling, van 1789 tot 1794, beschouwen. Het is meer dan eenig ander ontzettend; ik geloof dat, bij eene juiste beschouwing, het ook bij uitnemendheid gewigtige lessen bevat.
Als ik deze vijf jaren, zoo rijk aan jammeren en misdaden, overzie, vind ik daarin de trekken allen te rug, die ik in mijne voorloopige schets, uit de redenering en uit den aard zelven van het revolutie-beginsel, afgeleid heb.Ga naar voetnoot1 Overeenstemming ten aanzien van het zegenrijke der Revolutie-leer; twist over den graad en de wijs van haar toepasselijkheid; onophoudelijke voorwaartsche beweging, te midden van een telkens heviger strijd; losmaking | |
[pagina 296]
| |
van allen zedelijken en wettigen band; gedwongen eenheid onder het ijzeren juk van een steeds geweldiger Bewind.
Geen treffender bewijs van de verderfelijkheid eener leer die, in de jaren toen zij een onbedwongen loop had, tot zoodanige verwarring en gruwelen geleid heeft. Maar wordt de kracht dezer bewijsvoering door velen erkend? o neen; tot op den huidigen dag, wordt de heilrijkheid van dit betoog door velen die zich zelven en anderen bedriegen, ijdel gemaakt. Zij beweeren dat de omwenteling geenszins haar eigenaardigen voortgang gehad heeft; dat zij integendeel, door toevallige omstandigheden, van het oorspronkelijke doel afgeweken en, door tegenstand, tot overdrijving gebragt is. Onwrikbaar in hun overtuiging omtrent de voortreffelijkheid der theorie, hebben zij eene eenvoudige redenering bij de hand: de leer is goed; het is dus onmogelijk dat zij schadelijke vruchten voortgebragt heeft. Deze hypothese behoef ik niet andermaal te bestrijden. Ik beroep mij op hetgeen ik opzettelijk betoogd heb. Mijne taak is thans, in de vruchten, te gelijk de eigenaardigheid en de verderfelijkheid van den stam te doen opmerken; in de toedragt zelve der zaken de onjuistheid te wijzen van hetgeen ter ontkenning en ontveinzing van den natuurlijken oorsprong en noodwendigen zamenhang bijgebragt wordt. Doch ook aldus zie ik hier een onmetelijk veld. Volledige wederlegging zou bijkans met volledige geschiedenis der Omwenteling gelijk staan. Ik moet mij met de keus van enkele bijzonderheden en met een zeer vlugtig overzigt vergenoegen, om te doen blijken: Vooreerst, dat de toevallige omstandigheden waarop gedoeld wordt, grootendeels zelve een noodwendig gevolg der omwentelingsleer geweest zijn, en geenszins zoodanigen invloed gehad hebben, als daaraan toegeschreven wordt; Ten anderen, dat er in de afgrijselijkheden der Revolutie, noch afwijking, noch overdrijving, maar in tegendeel voortgezette toepassing der valsche filozofie was.
Dit geheele onderzoek moet, op zich zelf genomen, eenigermate | |
[pagina 297]
| |
onafhankelijk zijn van het gevoelen omtrent de waarde of onwaarde der Revolutie-leer. Ik verlang daarbij alle ingenomenheid tegen haar ter zijde te stellen; en, terwijl ik het verband van oorzaak en gevolgen opspoor, met een onbevangen gemoed op de toedragt der gebeurde zaken te letten. Gelijk bij de regering van Lodewijk XVI vóór 1789, zoo wensch ik ook nu te blijven op historisch terrein. Ik begin niet met aan de tegenstanders de verderfelijkheid hunner theoriën te verwijten; dit alleen eisch ik dat de geschiedenis niet door vooroordeel en hartstogt verwrongen, vervalscht, onkenbaar worde gemaakt. Ik verlang het zuivere resultaat van een onbevooroordeeld historisch onderzoek te verkrijgen; daarna zal men kunnen zien of het gunstig of ongunstig voor de Revolutie-leer is.
Laat mij dus beginnen met het onderzoek naar den aard en de kracht der toevallige gebeurtenissen ten gevolge waarvan men, naar het heet, den regten weg welken de wijsbegeerte aangewezen had, gemist heeft. Welke zijn die? velerlei. Men brengt een aantal omstandigheden bij door wier noodlottigen zamenloop de Omwenteling, zegt men, uit het spoor geraakt is. Had de Koning meer vastheid van karakter gehad, was Adel en Geestelijkheid minder onverzettelijk geweest, hadden de Mogendheden zich in de aangelegenheden van het Fransche Volk niet dwaaselijk gemengd, het groote werk zou met filozofische bedaardheid, met filantropische zachtaardigheid begonnen, voortgezet, en voltooid zijn; de stroom die vreeselijke verwoestingen aangerigt heeft, zou in liefelijke beeken verkwikking, vruchtbaarheid en zegen hebben verspreid. Dit beweert men, zeide ik, tot op den huidigen dag. - Veel licht is er, in onzen tijd, over de Fransche Revolutie verspreid; en daarom vleijen we ons somwijlen dat ten minste die vooroordeelen welke enkel door partijdigheid en oppervlakkigheid algemeenen invloed gehad hebben, geweken zijn bij hen die zich, meer dan anderen, met de geschiedenis bezig schijnen te houden. Doorgaans vleijen we ons ten onregte: bij de meesten houden die vooroor- | |
[pagina 298]
| |
deelen stand. Vraagt gij hoe dit, bij helder oordeel en goede trouw, mogelijk is? ik vind de oplossing in de eenzijdigheid hunner studie. Zij lezen de geschriften bijkans alleen van hen wier zienswijze zij toegedaan zijn. Dit is blijkbaar; vermits hun oordeelvellingen zelve allerwege het kenmerk dragen van onbekendheid met de argumenten der tegenpartij. Ik wil, bij de afkeuring hiervan, de scherpheid van het verwijt matigen, door de gedachte aan het voorregt dat ons, ten gevolge van het zeer kleine getal onzer medestanders, te beurt gevallen is. Wel verre van genoeg te hebben aan hetgeen door vrienden overeenkomstig onze meest geliefkoosde denkbeelden voorgedragen is, zijn wij genoodzaakt veeltijds bij den vijand onderrigt te zoeken. Ons, al zouden ook wij gaarne in de zamenstemming van anderen berusten, is het niet vergund de gedurige tegenspraak van ons gevoelen te ontgaan; verpligt onze meening telkens weder aan dien louterenden invloed te onderwerpen, zijn wij tot eene veelzijdigheid en volledigheid der navorsching gedwongen, die bij anderen het gevolg van vrije keus en daarom even zeldzaam als, wanneer zij aangetroffen wordt, lofwaardig en verdienstelijk is. Doch hoe dit zij, de zaak zelve is bedroevend en moet een reden te meer zijn om de waarheid in het licht te stellen; vooral wanneer dergelijke onjuiste meeningen huisvesten bij hen die merkbaren invloed, ten goede of ten kwade, op de denkwijs onzer landgenooten kunnen hebben. Zeer onlangs ontmoette ik hiervan een voorbeeld dat mij trof. In een maandwerk dat, om verschheid van inzigten en degelijkheid van bewerking, een voornamen rang onder onze tijdschriften bekleedt, vond ik een belangrijk artikel van iemand die meer dan gewone kennis van nieuwere geschiedenis aan den dag legt; die vooral de Fransche omwenteling tot een onderwerp zijner beschouwingen maakt; en wat las ik daarin ten aanzien van hetgeen ons nu bezig behoort te houden? ‘Niet de vrijzinnige beginselen die in 1789 aller hoofden en harten vervulden, zijn de oorzaak geweest der latere dwaasheden en gruwelen der Revolutie. Daaraan was vooral de handelwijze der beleedigde Aristocratie, hare zelfzucht, hare hardnekkigheid, hare oneerlijkheid schuld. Welligt ware het | |
[pagina 299]
| |
aan de mannen der Fransche Omwenteling gelukt de grondslagen hunner Constitutie te bevestigen,... had niet de dubbelhartigheid des Konings, de dolzinnigheid van Adel en Geestelijkheid, en vooral de ongeroepene tusschenkomst der vreemde Vorsten een storm verwekt, waarop bij de afreize niet te rekenen viel.’ Ik reken de aanhaling niet overtollig; omdat zij van de noodzakelijkheid der wederlegging getuigenis draagt, en vermits de zinsnede zelve mij tot een leiddraad mijner voorstelling dient; want zij bevat een drietal der meest gewigtige argumenten welke doorgaans, ten bewijze van het toevallige in den verkeerden afloop der Omwenteling, te berde worden gebragt. - Aan Lodewijk XVI, aan de Aristocraten, aan de Coalitie, is het te wijten dat het opgaand zonnelicht, naauwelijks aan de kimmen ontrezen, in bloed en tranen ten ondergegaan, dat 1793 op 1789 gevolgd is.
Zien wij of, met betrekking tot Lodewijk XVI, de aanklagt waarheid bevat. - De dubbelhartigheid des Konings. Ik weet dat deze hem menigmaal door zijne vijanden en beulen, somtijds ten gevolge der algemeene bedwelming, in goeden ernst, doorgaans ter kwader trouw, te laste gelegd werd; doch ik zou gemeend hebben dat de aard der tegenstrijdigheden van zijn gedrag ook bij revolutionairgezinde schrijvers genoeg openbaar was om vrij te waren voor de hernieuwing van dit verwijt. De beklagenswaardige Vorst, meestal toegeeflijk, is, nu en dan, waar eer en pligt en Godsdienstige naauwgezetheid het gebood, weigerachtig geweest; maar deze ongelijkheid, die in de toenemende onredelijkheid der eischen haar oplossing vindt, is bovendien op de meest eenvoudige wijze verklaarbaar uit het dilemma waartoe men, door de overmagt der Revolutie, altijd gebragt wordt; zoodat men, bij het zoeken naar uitkomst, in gestadige slingering tusschen het wanhopig alternatief van vruchtelooze weigering en van even vruchtelooze concessiën verkeert. Zoo er bij Lodewijk XVI dubbelhartigheid was, het is die, waarmede men aan den struikroover, naar gelang van omstandigheden, óf het pistool voorhoudt, óf de beurs prijs geeft; maar, neen! hij heeft niets verrigt dat naar eigenlijken wederstand geleek; en, zoo men | |
[pagina 300]
| |
van dubbelhartigheid spreekt, de zijne was de dubbelhartigheid van den weerlooze die, nu eens ter linker- en dan weder ter regterzijde zich wendt, wanneer de moordenaar hem het mes op de keel gezet heeft. Meer schijn heeft het veeltijds herhaalde beklag over de zwakheid van den Monarch. Hij was, zegt men, een Vorst, prijselijk in menig opzigt; geschikt om den scepter met waardigheid te voeren; in elken tijd, behalve toen hij geregeerd heeft: ‘l'histoire dira de lui, qu'avec un peu plus de force d'âme, il eût été un roi unique:’Ga naar voetnoot1 hij was verstoken van die moed en veêrkracht, waarin, al mogten zij in kalme dagen niet onmisbaar zijn, toen het eenige redmiddel lag. Ontbrak het hem aan persoonlijken moed? ik betwijfel, ik ontken het. Het was geen lafhartigheid toen hij, voor de Nationale Vergadering geroepen, den kring zijner opgeworpen misdadige regters met rustigen blik rondom overzagGa naar voetnoot2, en straks, in de beantwoording der punten van aanklagt, het verwijt van het bloed der onderdanen vergoten te hebben, met de waardigheid der verguisde onschuld van zich afwierpGa naar voetnoot3; geen lafhartigheid, toen hij, onder smaad en lijden, een onderwerping en eene grootheid van ziel openbaarde, die te luisterrijker schittert bij het verdwijnen van allen Vorstelijken glans. Het was geen lafhartigheid, toen een opgeruid gepeupel, ten getale van 30 duizend, de heffe des Volks, gewapend, dreigend, tot in den omtrek van het Hof, tot aan, tot in de Vorstelijke binnenkameren drong, met oogmerk om de koninklijke sanctie op een revolutionair decreet te verkrijgen, en de Koning desniettemin, te midden van oogenschijnlijk levensgevaar, onder het geraas en getier eener menigte die reeds aan moorden gewend was, bij elken aandrang om zijne onderteekening, tot geen antwoord was te brengen dan: ‘Ce n'est ni la forme, ni le moment de l'obtenir de moi.’ Geen lafhartigheid, toen hem | |
[pagina 301]
| |
de vastheid van tred en houding in den gang naar het moordschavot niet begaf; toen hij van daar, met een stem die tot aan het uiteinde van het wijduitgestrekte plein gehoord werd, den Volke toeriep: ‘ik sterf onschuldig aan al de misdaden die mij te laste worden gelegd: ik vergeef hun die oorzaak van mijn dood zijn: ik bid God dat Hij nimmer het bloed dat gij op het punt zijt te vergieten, aan Frankrijk in rekening brenge.’ Die, levend en stervend, zoodanige standvastigheid betoonde, moge geen krijgsman geweest zijn, hij was een held. - Maar, zegt iemand, deze onvertsaagdheid, al is het dat zij bewondering verdient, was gepaard met gebrek aan zedelijke kracht in het bewind; Lodewijk was niet berekend om, door een gepast en tijdig gebruik der militaire magt, door standvastige ten uitvoerlegging der maatregelen die aan den Vorst de overmagt konden verleenen, de Revolutie in haar buitensporigheden tegen te gaan: de tegenstand was te zwak. AnderenGa naar voetnoot1 zeggen dat die te sterk geweest is; dat de Koning daardoor de verbittering der Revolutionairen gaande gemaakt heeft. Doch laat ons nagaan of het zoo duidelijk en zeker is dat krachtiger tegenstand zou gebaat hebben. Ofschoon ik geen identiteit van beginsel tusschen de Engelsche en Fransche Revolutiën erken, zijn er echter treffende en leerrijke analogiën, en ik wijs u met Mme de Stael op Karel I, die, langs den weg welken Lodewijk niet ingeslagen heeft, tot dezelfde uitkomst gebragt is. ‘Beaucoup de personnes ont attribué les désastres de la France à la faiblesse du caractere de Louis XVI, et l'on n'a cessé de répéter que sa condescendance pour les principes de la liberté a été l'une des causes essentielles de la révolution. Il me semble donc curieux de montrer à ceux qui se persuadent qu'il suffisait en France, à cette époque, de tel ou tel homme pour tout prévenir, de telle ou telle résolution pour tout arrêter; il me semble curieux, dis-je, de leur montrer que la conduite de Charles I a été, sous tous les rapports, l'opposé de celle de Louis XVI, et que pourtant deux systèmes contraires ont amené la même catastrophe: tant est invincible la force des | |
[pagina 302]
| |
révolutions dont l'opinion du grand nombre est la cause!’Ga naar voetnoot1 Men spreekt van troepen: ‘La force, la force, s'écrient ces hommes qui croient s'en donner, seulement en prononçant ce mot. Mais en quoi consiste la force d'un souverain, si ce n'est dans I'obéissance de ses troupes? Or l'armée, dès 1789, partageait en grande partie les opinions populaires contre lesquelles on voulait l'employer.’Ga naar voetnoot2 Lodewijk XVI was de man niet, ik erken het, maar wie zou de man geweest zijn, ik zeg niet, om, met het zwaard in de hand, een woesten hoop van opstandelingen uit één te doen stuiven, maar om den geweldigen loop der Omwenteling te bedwingen! Mme de Stael heeft allezins regt: ‘quand la plus énergique volonté des temps modernes, celle de Bonaparte, se serait trouvée sur le trône, elle se serait brisée contre l'opinion publique au moment de l'ouverture des États-Généraux.’Ga naar voetnoot3 Den Troon staande te houden kon de Vorst niet; het hoogste dat hij vermogt, was zich, met weinige getrouwen, te begraven onder de puinhoopen van zijn paleis. - Doch er is hier meer dat behartiging verdient. Ik ontken niet dat er dikwerf in de houding en maatregelen van Lodewijk XVI verregaande schroomvalligheid en twijfelmoedigheid opgemerkt wordt; ik heb genoeg reeds ter verklaring hiervan gezegd. Maar wat is de reden dat men hetzelfde gebrek aan veêrkracht, dezelfde weifeling en besluiteloosheid in Willem V terugvindt? kan dit welligt enkel uit gelijkheid van omstandigheden, uit overeenkomst van karakter worden verklaard? doch van waar dan dat die zwakheid en onzekerheid zich evenzeer openbaart, toen de gelegenheid tot afdoenden tegenstand oneindig gunstiger was, bij een Karel X, en zelfs, wat meer beteekent, bij een Vorst dien wij gekend en hooggeacht en lief gehad hebben, en van wien het overbekend is, dat hij blijkens zijn gedrag, ook in moeijelijke tijdsgewrichten, met eene buitengewone mate van onverschrokkenheid en onverzettelijkheid bedeeld was? Is het mij geoorloofd ronduit mijn gevoelen te zeggen? Het was omdat geen hunner een steunpunt in onwrikbare regtsbeginselen had; omdat geen hunner vrij was van die | |
[pagina 303]
| |
begrippen, volgens welke de Vorstelijke wil buigen moet voor de eischen der Volkssouvereiniteit. Ancillon schrijft: ‘Louis XVI a méconnu une grande vérité, que l'on peut regarder comme la base de la morale des Rois, c'est que les droits du trône sont fondés sur ses devoirs, et que, renoncer aux premiers, c'est se libérer des autres. Consciencieux comme il l'était, il se serait montré moins facile, s'il avait été pénétré de ce grand principe. Mais il sacrifia son autorité, comme s'il s'était agi de quelque chose qui lui fût personnel; de manière qu'il ne lui en resta bientôt plus, non seulement pour sa sûreté personnelle, mais pour celle de l'État.’Ga naar voetnoot1 Hetzelfde geldt van bijkans alle Vorsten die, door de toepassing der Revolutie-leer in verlegenheid geraakt zijn. De bewustheid van regt en pligt was bij hen aan het wankelen gebragt; zij aarzelden in het gebruik der middelen van zelfbehoud; het beschermen van den troon scheen hun een voorstaan van regeringsvorm, van dynastie, van persoonlijk belang; zij vreesden, naar de uitspraak der heerschende begrippen, den naam van despoot en tyran te verdienen, door de houding welke, tot heil der Volken, aan de Vorsten zou gevoegd hebben. Zoo blijkt het dat de omwentelings-leer zelve, althans in dit opzigt, de schuld draagt van die aarzeling en zwakheid waaraan men, ofschoon ten onregte, haar voortgang te laste gelegd heeft.
Maar, zoo de Koning vrijgesproken wordt, de onberaden wederstreving der bevoorregte Stenden was het bederf der goede zaak. ‘Les malheurs de la Révolution sont résultés de la résistance irréfléchie des privilégiés à ce que vouloient la raison et la force.’Ga naar voetnoot2 Ik maak geen apologie van hetgeen vóór de Fransche Omwenteling door Adel en Geestelijkheid verrigt is. Zij zijn het die, door vasthouding aan bijgeloof en onverdraagzaamheid, en vooral door ongeloof en zedeloosheid, krachtig tot de opkomst en den invloed der valsche begrippen hebben medegewerkt. Ik wensch niet te ontkennen dat, in de zwaarte van hun lijden, de zwaarte van hunne schuld en de regtvaardigheid der Goddelijke vergelding openbaar | |
[pagina 304]
| |
is. Doch de ontaarding der Revolutie aan hun wederstand te wijten is de logica van den wolf in zijne zamenspraak met het lam. Nemen wij aan dat er wederstand geweest is, dan nog vraag ik waarin bestond hunne schuld? dat zij van hunne voorregten niet goedschiks hebben afstand gedaan. Maar die voorregten waren ook regten. Zij zijn in de overgifte dezer regten achterlijk geweest. Het zij zoo; maar, indien dit den toorn der revolutionairen wettigen kan, dan is ook de doodslager onschuldig, wanneer het slagtoffer, terwijl het van zijne goederen beroofd werd, niet volkomen lijdelijk geweest is. Doch laat ons nagaan of de hypothese juist is. Ik spreek niet van de zoodanigen onder Adel en Geestelijkheid, die, wel verre van tegenwerking, bij voortduring krachtige ondersteuning aan de Revolutie verleend en onder haar voornaamste drijvers hebben behoord. ‘La plupart des hommes de talent, parmi les anciens gentilshommes, avoient adopté le parti populaire.’Ga naar voetnoot1 Ik stel ter zijde al wat uitzondering is, om het gedrag ter toetse te brengen der Geprivilegieerden in 't algemeen, tegen wie de aanklagt gerigt wordt. De bevoorregte Stenden zijn, met verzaking van eigen belang, aan de Revolutie bevorderlijk geweest. Zij hebben de omwenteling begonnen. ‘Ce sont les parlemens, les nobles et le clergé qui, les premiers, ont voulu limiter l'autorité royale.’Ga naar voetnoot2 - ‘Les privilégiés ont eux-mêmes commencé les premiers, et avec courage et raison, l'attaque contre le pouvoir royal.’Ga naar voetnoot3 Zij hebben dit met zelfopoffering gedaan. - Ik geloof met twee opmerkelijke voorbeelden te kunnen volstaan. Wanneer wij in de Cahiers van 1789 de rubriek inzien over de onderlinge verhouding der Stenden, vinden wij, als eenstemmigen wensch van Adel en Geestelijkheid, geboekt, vernietiging van financiële voorregten en gelijkheid der belastingen voor allen. En in de beschrijving van de algemeene geestdrift der Nationale Vergadering in den avond van 4 Aug. leest men: ‘chacun s'élance à la tribune pour abdiquer ses privilèges. La noblesse donne le premier | |
[pagina 305]
| |
exemple; le clergé, non moins empressé, se hâte de le suivre.’Ga naar voetnoot1 Later hebben zij in het wegnemen hunner goederen en in het vervolgen hunner personen zich niet altijd lijdelijk gevoegd, doch hun weêrstand heeft zich bijkans enkel in weêrzin geopenbaard. Ik wil hun deze matiging niet als een verdienste toegerekend hebben; zij lag in den aard der zaak: hun ontbrak het vermogen om, als zij geprotesteerd hadden, meer te verrigten. Intusschen is dit ontegenzeggelijk, dat hun tegenwerken in de revolutionaire Vergaderingen zich bij niet medewerken, bij niet mede juichen bepaald heeft. Doch, zegt men, het groote kwaad ligt in het onberaden vertrek der Emígranten. Door Koning en Vaderland voorbarig te verlaten, hebben zij aan de zaak die zij voorstonden, onberekenbare schade gebragt. Mme de Stael schrijft: ‘Plusieurs écrivains politiques ont accusé l'émigration de tous les maux arrivés à la France. Il n'est pas juste de s'en prendre aux erreurs d'un parti des crimes de l'autre; mais il paraît démontré néanmoins qu'une crise démocratique est devenue beaucoup plus probable, quand tous les hommes employés dans la monarchie ancienne, et qui pouvaient servir à recomposer la nouvelle, s'ils l'avaient voulu, ont abandonné leur pays.’Ga naar voetnoot2 Ik wil thans niet onderzoeken of waarlijk van het langer blijven gunstige gevolgen hadden kunnen verwacht worden: doch ik vraag; is het langer blijven voor hen die zij beoogt, mogelijk geweest? Zij zelve getuigt: ‘l'on doit distinguer l'émigration volontaire de l'émigration forcée. Après le renversement du trône en 1792, lorsque le règne de la terreur a commencé, nous avons tous émigré, pour nous soustraire aux périls dont chacun était menacé.’Ga naar voetnoot3 En wanneer zij er bijvoegt: ‘L'émigration de 1791, au contraire, n'étant provoquée par aucune espèce de danger, doit être considérée comme une résolution de parti;’ dan behoef ik slechts dit beweren aan de overbekende toedragt der gebeurtenissen ter toetse te brengen, om u te overtuigen dat de verontschuldiging welke zij liefst van het | |
[pagina 306]
| |
oogenblik waarop zij zelve vertrekt dagteekenen wil, ten volle ook op de vroeger Emigratie toepasselijk is. Vóór 1791 ‘aucune espèce de danger!’ - De wederlegging van dit beweeren valt ligt. Wij weten allen dat er, van de bijeenroeping der Staten-Generaal af, eene steeds toenemende verwarring en regeringloosheid met alle haar onvermijdelijke gevolgen geweest is; en, als wij op den toestand, ik zeg niet van 1791, toen de anarchie reeds zoo verergerd was, maar van 1789, bij haar begin, willen letten; dan zal, geloof ik, de herinnering aan een paar trekken uit het toenmalige tafereel genoeg wezen om den aard en de uitgestrektheid der gevaren wier aanzijn ontkend wordt, te bewijzen. Zie bijv. de teekening welke aan de Nationale Vergadering, door een van haar Comités, op den 3n Aug., voorgelegd werd: ‘les propriétés, de quelque nature qu'elles soient, sont la proie du plus coupable brigandage; de tous les côtés les châteaux sont brûlés, les couvents détruits, les fermes abandonnées au pillage. Les impôts, les redevances seigneuriales, tout est détruit; les lois sont sans force, les magistrats sans autorité; la justice n'est plus qu'un fantôme qu'on cherche inutilement dans les tribunaux.’Ga naar voetnoot1 Mme de Stael zegt: ‘après le 5 et 6 oct. Mounier et Lally (de hoofden der gematigd-constitutionele partij) quittèrent l'assemblée et la France: une juste indignation leur fit commettre cette erreur; il en résulta que le parti modéré fut sans force.’Ga naar voetnoot2 Dit is eene omgekeerde voorstelling der zaak: hun partij werd niet magteloos, omdat zij vertrokken; maar zij vertrokken, omdat hun partij magteloos was. Ik geloof niet beter te kunnen doen dan u eenige regels mede te deelen uit een brief van Lally Tolendal zelven: ‘il a été au dessus de mes forces de supporter plus longtemps l'horreur que me causoit ce sang, ces têtes, cette reine presqu'égorgéec, ce roi, amené esclave, entrant à Paris, au milieu de ses assassins, et précédé des têtes de ses malheureux gardes. Ces perfides janissaires, ces assassins, ces femmes cannibales, ce cri de tous les évêques à la lanterne, dans le moment où le roi entrè sa capitale avec deux évêques de | |
[pagina 307]
| |
son conseil dans sa voiture. Un coup de fusil que j'ai vu tirer dans un des carrosses de la reine. M. Bailly appelant cela un beau jour. L'assemblée ayant déclaré froidement le matin qu'il n'étoit pas de sa dignité d'aller toute entière environner le roi. M. Mirabeau disant impunément dans cette assemblée que le vaisseau de l'État, loin d'être arrêté dans sa course, s'élanceroit avec plus de rapidité que jamais vers sa régénération. M. Barnave riant avec lui, quand des flots de sang couloient autour de nous. Le vertueux Mounier échappant par miracle à vingt assassins, qui avoient voulu faire de sa tête un trophée de plus. - Voilà ce qui me fit jurer de ne plus mettre le pied dans cette caverne d'antropophages, où je n'avois plus la force d'élever la voix, où depuis six semaines je l'avois élevée en vain. Moi, M. Mounier, et tous les honnêtes gens ont senti que le dernier effort à faire pour le bien étoit d'en sortir.’Ga naar voetnoot1 Daarenboven kunnen wij tegenover Mme de Stael een getuige oproepen dien zij eerbiedigt, haar vader; want Necker, van de emigratie vóór 1792 gewag makende, schrijft: ‘Il étoit connu, parfaitement connu, que la plupart des Gentilshommes sortis de France avoient été contraints à cette mesure, pour s'affranchir d'insultes, et pour échapper aux violences personnelles dont l'incendie de leurs châteaux, le pillage de leurs propriétés et tant d'autres excès étoient devenus les avant-coureurs: on devoit, en songeant à eux au nom de la Nation, ne pas tenir à dessein dans l'oubli l'oppression qu'ils avoient éprouvée. On devoit avant d'imputer à crime capital leur séjour hors de France, assurer au dedans leur sécurité.’Ga naar voetnoot2 Eindelijk beroepen wij ons op haar eigene woorden: ‘les déclamations démocratiques avec lesquelles on réussissait à la tribune, se transformaient en mauvaises actions dans les provinces: on brûlait les châteaux, en exécution des épigrammes prononcées par les orateurs de l'assemblée, et c'était à coup de phrases que l'on désorganisait le royaume.’Ga naar voetnoot3 Waar men de kasteelen in brand steekt en de invloed eener heftige taal van | |
[pagina 308]
| |
oproerstichting zich in een oogst van wanbedrijven vertoont, daar zij het ons vergund de volledige veiligheid waarop haar aanklagt tegen de Emigranten berust, in twijfel te trekken.
Doch, zegt men, niet in hun vertrek ligt de schuld, maar hierin dat zij zich tegen het Vaderland van vreemde hulp bediend hebben. Dit brengt mij tevens tot de stelling dat de tusschenkomst der Mogendheden de Revolutie in eene verkeerde rigting heeft gebragt. De toelichting van dit punt zou meer eigenaardig voegen bij hetgeen ik zou wenschen over het Volkerenregt in het midden te hrengen. Evenwel, om de bewustheid dat dit gedeelte mijner voorgenomen taak bijkans onafgedaan zal moeten blijven, wil ik mij aan de mededeeling van het korte resultaat mijner beschouwing niet onttrekken. Eene faktie welke zich van het bewind heeft meester gemaakt, die de heiligste regten miskent, de ware volksstem ten onder houdt, de ware volksbelangen aan haar eigen belang opoffert, is de Natie - is, omdat zij het Vaderland verdrukt en onteert, de vertegenwoordigster van het Vaderland niet. Er kunnen omstandigheden zijn waarin het inroepen van buitenlandsche hulp een pligt der Vaderlandsliefde wordt. In Frankrijk hebben die omstandigheden bestaan. Den nabuur, die voorwaar niet in huiselijk krakeel moet worden gemengd, zal men niet aarzelen binnen te roepen, wanneer een der huisgenooten dief en moordenaar wordt. De tusschenkomst der Mogendheden was niet ongeroepen; zij werd niet enkel door de Emigranten regtstreeks gevraagd, maar blijkbaar verlangd door allen die als representanten van den historischen en wettigen Staat konden worden beschouwd. Deze tusschenkomst zou, ongeroepen, wettig geweest zijn; even als bijv, het gewelddadig binnentreden der woning naast u ter blussching van de vlam door baldadigheid ontstoken en die reeds uwe eigene woning bereikt. Daarenboven er is eigenlijk geene Interventie geweest. Ik onderzoek niet wat de Mogendheden hadden behooren te verrigten; wat zij gedaan hebben, is, wanneer men de gebeurtenissen met naauwkeurigheid beschouwt, niet twijfelachtig: zij hebben, geenszins op grond van anti-revolutionaire be- | |
[pagina 309]
| |
grippen, maar ter zelfverdediging, den krijg, waartoe zij aldus gedwongen werden, gevoerd; en, terwijl men de hevigheid der Revolutionairen aan den oorlog verwijt, zijn het de Revolutionairen zelve die, ter bereiking hunner oogmerken, den oorlog hebben begeerd en bewerkt.
Na de behandeling van deze drie punten,Ga naar voetnoot1 vergunt ge mij met de bijvoeging van enkele voorbeelden te volstaan. Hier is telkens wat men de verlegenheid der keus noemt: want in de geschriften over de Omwenteling vinden wij, door het buitensporig waarderen van bijzaken, dezelfde miskenning van den aard der Revolutie en van de onweêrstaanbaarheid van haar geweld. Ware slechts Mirabeau niet gestorven. - En zou dan waarlijk de vaart der Omwenteling gestuit zijn door een langer leven van Mirabeau! Zijn toestand was reeds, zoo dikwerf hij zich tegen haar eischen poogde te verzetten, meêlijdenswaard. ‘Mirabeau, inspirait, pour la première fois, quelque estime: et l'on ne pouvait même s'empêcher d'avoir pitié de la contrainte imposée à sa supériorité naturelle. Sans cesse, dans le même discours, il faisait la part de la popularité et celle de la raison: il essayait d'obtenir de l'assemblée un décret monarchique avec des phrases démagogiques, et souvent il exerçait son amertume contre le parti des royalistes, alors même qu'il voulait faire passer quelques-unes de leurs opinions; on voyait manifestement qu'il se débattait toujours entre son jugement et son besoin de succès.’Ga naar voetnoot2 Hij had, opdat ik zijne eigene vergelijking gebruike, den weg van het Capitool naar de Tarpejaansche rots bijkans ten einde gebragt; de kracht zijner welsprekendheid zou onvermo- | |
[pagina 310]
| |
gend geweest zijn tegen begrippen in wier natuur en strekking de kracht zijner welsprekendheid bestond. Laat het genie van dezen aristocratischen demagoog zoo groot geweest zijn als het doorgaans, waarschijnlijk met te veel ophef, voorgesteld wordt, ook dan is het waar wat Thiers schrijft: ‘le génie lui-même a besoin des circonstances. Que le jeune Bonaparte, par exemple, se fût offert en 1789, même avec ses talents et sa gloire, pour saisir la société française, tendant alors de toutes parts à se dissoudre, parceque les éléments en étaient devenus incompatibles, il aurait eu beau la serrer dans ses bras puissants, ses bras d'homme n'auraient rien pu contre les forces de la nature.’Ga naar voetnoot1 En Mignet zegt te regt: ‘Mirabeau mourut à propos. Il roulait dans sa tête de vastes desseins; il voulait renforcer le trône et consolider la révolution, deux choses bien difficiles en pareil temps.’Ga naar voetnoot2 Doch Mignet zelf heeft een andere oorzaak van de Omwenteling ontdekt. De Constituerende Vergadering heeft, uit kwalijk begrepen edelmoedigheid eene noodlottige dwaasheid begaan. Zij heeft verklaard dat geen van haar leden in de Vergadering welke haar opgevolgd heeft, zitting mogt hebben. Nu wilden nieuwe menschen, ook uit hun midden, nieuwe wetten en inrigtingen doen uitgaan. Daarentegen, zoo de leden der Constituerende Vergadering weder in de Nationale Conventie verkiesbaar geweest waren, zij zouden de Constitutie, hun werk, tegen allen aanval hebben beveiligd; maar ‘une assemblée nouvelle ne s'attacha point à consolider son oeuvre, et la révolution qu'il fallait finir, fut recommencée.’Ga naar voetnoot3 Ook Mme de Stael zegt: ‘les constituans seraient peut-être encore parvenus à sauver la France, s'ils eussent été membres de l'assemblée suivante.’Ga naar voetnoot4 Ik zal niet, van ons standpunt, in goeden ernst betoogen dat de toestand der zaken geene wezenlijke verandering zou ondergaan hebben door de herkiezing van eenige leden eener Vergadering die Frankrijk, door haar organisatie, gedesorganiseerd had. Ik vergenoeg mij met de aanhalingen uit Mme de Stael zelve: ‘Quelle confiance dans la stabilité d'un | |
[pagina 311]
| |
tel ouvrage!Ga naar voetnoot1 - La majorité de l'assemblée fit une constitution comme un traité entre deux partis, et non comme une oeuvre pour tous les temps. Les auteurs de cette constitution lancèrent à la mer un vaisseau mal construit, et crurent justifier chaque faute en citant la volonté de tel homme, ou le crédit de tel autre. Mais les flots de l'Océan, que le navire devait traverser, ne se prêtaient point à de tels commentaires.Ga naar voetnoot2 - L'assemblée constituante a toujours cru, bien à tort, qu'il y avait quelque chose de magique dans ses décrets, et qu'on s'arrêterait, en tout, juste à la ligne qu'elle aurait tracée. Mais son autorité, sous ce rapport, ressemblait à celle du ruban qu'on avait tendu dans le jardin des Tuileries, pour empêcher le peuple de s'approcher du palais: tant que l'opinion fut favorable à ceux qui avaient tendu ce ruban, personne n'imagina de passer outre; mais, dès que le peuple ne voulut plus de la barrière, elle ne signifia plus rien.’Ga naar voetnoot3 Wilt gij een blijk hoe vooringenomenheid den meest scherpziende verblindt? Leest de volgende periode van Mme de Stael: ‘Si l'assemblée constituante avait joint à cette noble indifférence pour les attaques de ses adversaires, dont l'opinion publique la vengeait, une juste sévérité contre tous les écrits et les rassemblemens qui provoquaient au désordre; si elle s'était dit, qu'au moment où un parti quelconque devient puissant, c'est d'abord les siens qu'il doit réprimer, elle aurait gouverné avec tant d'énergie et de sagesse, que l'oeuvre des siècles se serait accompli peut-être en deux années.’Ga naar voetnoot4 Maar is het dan eene onbekende zaak dat de Vergadering, alvermogend tegenover den Koning, tegenover het Volk nietsvermogend was; dat zij alleen ter doordrijving en geenszins ter beteugeling crediet had! En wat zullen wij zeggen van hetgeen volgt: ‘L'on ne peut s'empêcher de croire que la fatalité, qui doit punir en tout l'orgueil de l'homme, s'y est seule opposée: car tout semblait facile alors, tant il y avait d'union dans les esprits, et de bonheur dans les circonstances!’Ga naar voetnoot5 Is er grooter contrast denkbaar dan hetgeen | |
[pagina 312]
| |
tusschen die woorden en de toenmalige gesteldheid van Frankrijk bestaat? Nog één voorbeeld, omdat het gestadig terugkeert. Het zijn vooral ook de binnenlandsche woelingen der Royalisten en Aristocraten waardoor de Revolutie is ontaard. Voor elk die met haar woordenboek onbekend is, zal het inderdaad, om de nooit achterblijvende vernieuwing dezer aanklagt, bevreemding verwekken dat Frankrijk, ondanks de zuiverende werking van Emigratie en guillottine, altijd met die onzinnige voorstanders van l'Ancien régime besmet was. Maar ‘verba valent usu.’ Royalist was elk die een Koning wilde, al ware het als naamkoning, als ambtenaar en onderdaan van het Volk: gelijk Sieyes, ‘qui était de bonne foi quand il disait que la monarchie ou la république étaient la même chose, puisque la différence n'était pour lui que dans le nombre des magistrats chargés de l'exécution.’Ga naar voetnoot1 Aristocraat was elk, die niet onder de bourgeois, weldra elk, die niet onder de sans-culottes geteld werd. Neen! Royalist en Aristocraat en voorstander van l'Ancien régime was elk, die zich tegen het telkens heerschend gedeelte van den revolutionairen aanhang verzette; elk wien het, naar het oordeel der heftigen, aan genoegzamen ijver en geestdrift ter zamenwerking ontbrak, elk die, door een der overmagtige toongevers, van eene met de hunne niet in alles overeenkomende zienswijze beschuldigd of verdacht werd. De woelingen waaraan men een soort van antirevolutionair karakter zou willen toeschrijven, zijn dus niet anders dan de zelfverdediging der zich opvolgende partijen onder de Revolutiegezinden zelven geweest.
Doch ik moet het eerste deel dezer Lezing besluiten. Door den overvloed van stof, zou ik de beperktheid vergeten van den tijd die mij vergund is. Laat mij nu, in de nog beschikbare oogenblikken, trachten te betoogen dat de Revolutie geenszins door tegenstand tot overdrijving gebragt is. Hiertoe wil ik doen zien, eerst, dat er geen noemenswaardige tegenstand, daar- | |
[pagina 313]
| |
na, dat er in het geheel geen overdrijving plaats gehad heeft.
Geen tegenstand. - Namelijk in den zin welke hier bedoeld wordt. Men doet het voorkomen als of de Revolutie, terwijl zij ongaarne iemand beleedigd en veeleer met kalmte en regtvaardigheid op haar eigen baan voortgewandeld zou hebben, door gedurige tegenwerking opgewonden, getergd, toornig en woedend gemaakt wierd. ‘La bienveillante révolution de 1789 était devenue la sanglante révolution de 1793 par les provocations continuelles d'ennemis insensés.’Ga naar voetnoot1 Ik mag in de werderlegging hiervan kort wezen; vermits ik mij op hetgeen ik van Koning, Adel, Geestelijkheid, en vreemde Mogendheden gezegd heb, beroep. Ik resumeer mij ten aanzien van allen aldus: de tegenwerking, waar die bestaan heeft, is het gevolg van den aanval geweest; zij was het werk van de voorstanders der Omwenteling, die op zelfbehoud bedacht waren, en heeft, in de eerste jaren, weinig of niets te beduiden gehad.Ga naar voetnoot2
Er is, zegt men, overdrijving geweest? Ik heb deze stelling bestreden met de nietsbeduidendheid te toonen van vele redeneringen waarin de oorsprong dezer overdrijving gezocht wordt; thans is het mijne taak haar meer volledig te wederleggen, door het bewijs dat men, bij de vermeende afwijkingen en buitensporigheden der Omwenteling, het eenmaal ingeslagen spoor | |
[pagina 314]
| |
niet verlaten, maar integendeel met getrouwheid gevolgd heeft. De uitkomst dezer poging is, voor de beoordeeling van de Revolutie-leer, eenigermate beslissend. Zeer velen zijn er, die, in het denkbeeld van overdrijving, bij het betreuren van de gruwelen der Revolutie, ter goeder trouw de vrijspraak zien van haar beginsel. Wanneer nu blijkt dat elke wijziging van het bewind, elke gebeurtenis die aan eenig onderdeel der revolutionaire faktie het overwigt gaf, eene schrede verder op de lijn der regtstreeksche ontwikkeling geweest is; dat de aaneenschakeling der revolutionaire daden in volkomen analogie is met de vroeger door mij aangewezen aaneenschakeling der revolutionaire begrippen; dat de magt gedurende die onheilvolle jaren bij de voorvechters van de meest systematische ten uitvoerlegging van de voorschriften der filozofie was; dan zal ik mogen verlangen dat men in de afschuwelijkheid der gevolgtrekkingen de veroordeeling der theorie erkenne; of, zoo niet, dat men, bij voortdurende ingenomenheid met de leer, zijne goedkeuring hechte aan hetgeen overeenkomstig haar eischen verrigt is. Ook hier behoort men te hebben le courage de son opinion. Ook hier geldt het: ‘Ubi semel verecundiae fines transieris, gnaviter oportet esse impudentem.’ Men kieze voor of tegen; doch, waar het verband van oorzaak en gevolg aangewezen is, misprijze men de gevolgen niet, terwijl men de oorzaken prijst. En zou het bewijs moeijelijk vallen? Neen: het kenmerkende van dit geheele vijfjarige tijdvak valt in het oog: consequentie; onvoorwaardelijke toepassing; doordrijving der grondstellingen van het revolutionaire Staatsregt; realizering der theorie, of, vermits eigenlijke realizering voor als nog niet mogelijk was, vestiging der overmagt van hen die, in vergelijking met hunne tegenstanders, telkens eene meer volledige verwezenlijking ten doel hadden. Deze consequentie openbaart zich, in de stellingen die verkondigd en in de middelen die aangewend zijn; zoodat de revolutieleer telkens met meer juistheid toegepast en de toepassing telkens met meer pligtmatige energie doorgezet is. | |
[pagina 315]
| |
Om van de juistheid der toepassing te doen blijken, wil ik trachten u in weinige woorden de revolutionaire regtmatigheid te doen opmerken van sommige gebeurtenissen, waarin men, naar gelang zijner subjectieve meening, buitensporigheid gezien heeft: ik kies er vijf, waarin tevens de voorwaartsche beweging der Revolutie geresumeerd wordt: de vorming eener Algemeene en Souvereine Vergadering; de uitvaardiging der Constitutie van 1791; de stichting van een Gemeenebest; het vonnis des Konings; den val der Girondisten, welke tevens de aanvang van het Schrikbewind was. De vorming eener Algemeene en Souvereine Vergadering. - Eener Algemeene Vergadering. De gezamenlijke beraadslaging der Stenden was aan de vernietiging der oude Staatsregeling gelijk. Burke merkt te regt op dat juist in de afzondering der Stenden de waarborg van vastheid in het Staatsbestuur en van onderlinge beteugeling van onregt en alleenheersching bestond. Deze onwaardeerbare bestanddeelen van een welgeordend Rijk werden versmolten tot een geheel zonder organische eenheid of regelmatig verband.Ga naar voetnoot1 Niet zonder reden noemt hij bespottelijk dat men, op grond dat 24 millioen boven 200,000 de overmagt behooren te hebben, den Derden Stand bijkans uitsluitend als vertegenwoordiging der Natie erkent; als of de inrigting van den Staat een problema enkel der rekenkunst was.Ga naar voetnoot2 Voorzeker het is verkeerd, dwaas, | |
[pagina 316]
| |
onzinnig; maar het komt overeen met de leer volgens welke de eenige grondslag der vertegenwoordiging in het getal der vrije en gelijke burgeren ligt. - Doch er werd tevens eene Souvereine Vergadering gevormd. Dit wordt door sommigen aan de Afgevaardigden der Stenden ten kwade geduid. - Representanten, uit den aard der zaak en naar de wetten des Lands aan Instructiën gebonden, vermogten niet zich willekeurig van dien band en van alle ruggespraak met hunne committenten te ontslaan. ‘Selon la constitution du royaume, le roi reconnaissait à ses sujets réunis en assemblées de bailliages de droit de délibérer sur la réforme des abus, d'exprimer leurs voeux sur les changemens que le temps avait rendus indispensables, de demander les lois et les institutions qu'ils croyaient utiles à la société. Ce sont ces droits de tous les Français que les députés aux états-généraux usurpèrent en se déclarant assemblée constituante; ils se sont ainsi, de leur propre autorité, substitués à leurs commettans; ils ont agi sans droit et sans mandat; ils ont fait ce que ferait un avocat qui, chargé de défendre les clauses d'un contrat, disposerait à son gré des droits, de la volonté, de la propriété de son client.’Ga naar voetnoot1 Dit is allezins waar; doch deze ongeregtigheid, ‘cette usurpation de pouvoir, ce véritable abus de confiance,’ was in den geest en in het belang der Omwenteling volkomen regtmatig en gepast. Naar den algemeenen wil werd gezocht; er moest een provisionele zaakwaarnemer zijn voor den absent: wie beter dan de bijeenkomst dergenen in wier keus zich die wil aanvankelijk, naar het scheen, geopenbaard had! Daarenboven deze zelfverheffing kwam overeen met den veronderstelden wil van het Volk. Algemeen was de wensch naar eene nieuwe Staatsregeling; hoe zou er aan dien wensch, bij den strijd der meeningen en hartstogten, door een gestadig overleg met de committenten worden voldaan? er was concentratie noodig van beraadslaging en beslissing. Men ging, zooveel mogelijk, naar den eisch der theorie te werk; het was eene overwinning op hen die gaarne de Revolutie in haar wieg zouden hebben gesmoord. | |
[pagina 317]
| |
De Constitutie van 1791. - Zij werd doorgedreven tegen den zin dergenen die, zoo als Necker, Mounier en vele anderen, leerlingen van Montesquieu, de overneming van de Engelsche Staatsregeling, en vooral de invoering van een Hoogerhuis tegenover de Volksrepresentatie en van het veto des Konings tegenover de willekeur en voorbarigheid der Kamers begeerd hadden. De schriften van Necker en van zijne dochter zouden, indien ze, bij de levendigheid en geestrijkheid der voordragt, vervelen konden, vervelend worden om de gedurige herhaling der jammerklagten in dit opzigt. ‘Quelle différence, je l'ai dit, je le redirai, puisque j'y pense toujours; quelle différence, si, au lieu de laisser errer et divaguer sans fin tant de parleurs politiques, tant de commençans, tant de novices, on eût chargé un simple Greffier de monter à la Tribune, et d'y lire d'une voix de Stentor, la Constitution Britannique. On eût ouvert ensuite la discussion sur les diverses modifications que cette Constitution pouvoit exiger, et en elle même, et dans son application à la France.’Ga naar voetnoot1 Ik behoef niet te betoogen dat hun plan, in de dagen toen zij het ten uitvoer wilden leggen, niet kon worden ten uitvoer gelegd: Mignet schrijft niet ten onregte: ‘Les chefs de ce parti auraient voulu faire la révolution par accommodement, et introduire en France un gouvernement réprésentatif tout fait, celui d'Angleterre... Ce qu'ils ne voyaient pas c'était le peu d'à-propos de leurs idées dans un moment de passions exclusives. La lutte était commencée, la lutte qui devait faire triompher un système, et non amener un arrangement.’Ga naar voetnoot2 Evenzeer is thans de herinnering overbodig dat men met den vorm der instellingen haar wezen, met de schors de kern niet verkregen zou hebben. Maar hetgeen hier te pas komt is de aanwijzing der ongeschiktheid van dergelijken vorm om aan den revolutiegeest tot een ligchaam te verstrekken. Ik prijs de Staatsregeling van 1791 niet; ik beschouw haar als een ellendig broddelwerk, als een politiek onding; als eene Constitutie, welke in een aantal artikels even zoo vele afdoende waarborgen van haar onuitvoer- | |
[pagina 318]
| |
lijkheid heeft. Doch - en dit slechts behoef ik ten dienste van mijn betoog - zij is in elk geval een getrouwer afdruksel der theorie dan al hetgeen Necker en zijne vrienden uit Engeland zouden hebben ontleend. Haar eenvoudig zamenstel moest de voorkeur erlangen: ‘un peuple qui déclare sa volonté, un roi qui l'exécute, paraissait la seule forme légitime de Gouvernement.’Ga naar voetnoot1 Ongerijmd was het immers, in plaats van zoodanig Gouvernement, de belemmering van den volkswil en de verbreking der volkseenheid door eene kamer van Aristocraten, te verlangen! Ongerijmd den wil der Natie, door een veto, aan het goedvinden van een ambtenaar die Koning genoemd werd, te onderwerpen! ‘Il était ridicule, en effet, en reconnaissant la souveraineté nationale, de vouloir lui opposer la volonté unique du roi.’Ga naar voetnoot2 De stichting van het Gemeenebest. - De Staatsregeling van 1791 was voorzeker meer revolutionair dan het stelsel der bewonderaars van den Engelschen Staatsvorm; desniettemin is het blijkbaar dat zoodanige démocratie royale, door het Koninklijk gezag te vernietigen en den Koning te behouden, inconsequent was. - Mme de Stael schrijft: ‘Conserver le roi et le dépouiller de ses prérogatives nécessaires, était le parti le plus absurde et le plus condamnable de tous.’Ga naar voetnoot3 Er was geen Monarchie meer. ‘La nation veut, le roi fait: les esprits ne sortaient pas de ces élémens simples, et ils croyaient vouloir la monarchie, parce qu'ils laissaient un roi comme exécuteur des volontés nationales. La monarchie réelle, telle qu'elle existe même dans les états réputés libres, est la domination d'un seul, à laquelle on met des bornes au moyen du concours national... Mais dès l'instant que la nation peut ordonner tout ce qu'elle veut, sans que le roi puisse s'y opposer par le veto, le roi n'est plus qu'un magistrat. C'est alors la république avec un consul au lieu de plusieurs.’Ga naar voetnoot4 ‘Il y avait,’ zoo als Mme de Stael het uitdrukt, ‘une république plus un roi.’ - ‘La république était dans les opinions sans y être nommée; et on était républicain sans le croire.’Ga naar voetnoot5 Doch | |
[pagina 319]
| |
dan werd het toch ook eene zeer natuurlijke vraag: waartoe nog een Koning? welk nut is er te verwachten van zoodanigen kostbaren, naar de wenken der volksvergadering bewegelijken automaat? is er eene civiele lijst noodig ter bezoldiging van een Griffier? waartoe langer eene hulde die met betrekking tot den magteloozen Vorst, spotternij en, in verband met de lessen der zuivere theorie, eene ergernis wordt? Geen overblijfsel van vroegere tyrannij mag, al ware het slechts in naam, worden geduld. - Men ziet dat de daarstelling van het Gemeenebest, wel verre van een plotselinge ommekeer, slechts eene schrede verder op de revolutie-baan, of, om ook deze vergelijking te gebruiken, de bekendwording der ware firma, met ter zijdestelling van den prête-nom, was. De Republiek was er; zij was magtig ook in het vorstelijk paleis; maar de koninklijke vlag was nog niet naar beneden gehaald. Dit is op den 10n Aug. 1792 geschied. Het doodvonnis van den Koning. - Velen, wier geweten niet geheel door het brandijzer der revolutionaire sofismen toegeschroeid was, zouden gaarne Lodewijk XVI hebben gered. De strijd hierover in de Nationale Vergadering is een van de treffendste episoden der Revolutie, en bij den Koningsmoord is geen afgrijzen te sterk. Doch welke was op revolutionair grondgebied de quaestie? in de uitkomst van dit ontzagchelijk regtsgeding zou het blijken of de Omwenteling als een wettelooze opstand, als een willekeurig wijzigen van den Staatsvorm, of wel, als wettige vernietiging van onderdrukking en geweld, in naam der beleedigde menschheid, beschouwd wierd. De straf des Konings moest de bekrachtiging zijn der filozofische spreuk: ‘c'est un crime de règner.’ Zijne vrijspraak zou de veroordeeling der Omwenteling geweest zijn. Robespierre zeide te regt: ‘Louis ne peut être jugé; il est déjà condamné; il est condamné ou la république n'est point absoute.’ Dit begreep men; met de Kroon moest het hoofd dat de Kroon gedragen had, vallen. Voorzeker de 21o Januarij 1793 mogt onder de hooge feestdagen der Omwenteling worden geteld! De val der Girondisten. - Welligt heeft men de gaven en voorzeker de handelingen dezer partij te zeer geroemd; hare | |
[pagina 320]
| |
daden zijn grootendeels wandaden geweest: evenwel, vooral ook na hetgeen zij ter verdediging van den Koning beproefd hebben, wekt hun strijd tegen de Jacobijnen belangstelling en hun ondergang medelijden op. Maar deze belangstelling mag niet doen miskennen dat, naar den maatstaf welken zij, zoolang het hun goed dacht, zoolang het voor hen goed was, hadden gebruikt, het regt zich bij de tegenpartij bevond. Zij wilden het Gemeenebest, doch begeerden dat het democratisch beginsel niet lager zou afdalen dan tot den burgerstand. Van waar die beperking, welke zeer naar het overleg van eigenbaat geleek? Zij weigerden aan het Volk het deelgenootschap van regten waarop het Volk, evenzeer als de middelklasse, aanspraak en regt had. ‘Ce parti ne fut dans la Révolution qu'un parti de passage de la classe moyenne à la multitude.’Ga naar voetnoot1 Niet geheel onjuist is hetgeen Buonarotti van hen schrijft: ‘En général les Girondins ne voulaient pas de l'ancien régime dans toute sa laideur; mais ils ne voulaient pas non plus que le nouveau allât jusqu'à les confondre avec ce qu'ils appelaient le bas peuple, et les dépouillât de cette supériorité qui leur était si profitable. Que la France fût gouvernée monarchiquement ou républicainement, ils ne s'en inquiétaient guère, pourvû qu'eux et les leurs demeurassent les possesseurs et les dispensateurs des faveurs qui émanent de la puissance et que la souveraineté du peuple ne fût, en réalité, qu'un mot heureusement inventé, pour mieux assurer la soumission et l'obéissance du public aux lois par eux imaginées et exécutées.’Ga naar voetnoot2 Er is dus in den voortgang der stellingen welke achtereenvolgens de overhand gehad hebben, noch afwijking, noch overdrijving, noch zelfs eene bloote opvolging geweest, zonder eenheid van verwantschap en strekking; maar wel een geleidelijk naderen van het doel hetwelk de wijsbegeerte in het Staatsregt voorgesteld had; het deelgenootschap van allen aan een bestuur welks verordeningen de opteekening van den algemeenen wil behooren te zijn. | |
[pagina 321]
| |
Doch was er misschien, bij regelmatige ontwikkeling van de grondbeginselen der theorie, buitensporigheid ten aanzien van de middelen waarvan men zich, ter doordrijving van die ontwikkeling, bediend heeft? Laat ons ook dit onderzoeken, met betrekking, eerst tot hun aard, dan van de wijs waarop ze gebruikt zijn.
De Revolutie heeft zich van drie middelen bediend. Zij heeft eene nieuwe Staatsinrigting met een revolutionair alvermogen georganizeerd; zij heeft ze op de uitsluiting van andersdenkenden gebouwd; zij heeft, waar de ontwikkeling door l'ordre légal werd belemmerd, zich, in den naam en in het belang der revolutionaire begrippen, van elken band ontslagen geacht. De aard dezer middelen was volkomen revolutionair. Er was geen onttrekking, maar onderwerping aan het beginsel; geen anomalie, maar analogie. Ziet het in de vormen van het gebouw dat de vroegere inrigtingen verving. De Staat was ontbonden. De nieuwe Staat werd doorsneden in Departementen en Gemeenten, die allen in den zin en geest der omwenteling van boven af werden beheerd. Het geheele Land werd evenzoo met Volksvergaderingen of Clubs overdekt, die hun middenpunt, gelijk het Algemeen Bestuur zelf, te Parijs hadden; zoodat uit dit centrum het gansche Staatsligchaam bezield en, naar den wenk van hen die aldaar de overhand hadden, in beweging gezet werd. Er was dus in de hoogste mate Centralisatie, met haar eigenaardige bestanddeelen; ‘une assemblée souveraine..., un pouvoir exécutif dépendant de cette assemblée, une administration fortement organisée, un personnel innombrable nourri et entretenu par la France, et une capitale qui recèle dans son immense population des instrumens intelligens ou aveugles pour préparer par des journaux et accomplir par des journées tout ce qui est nécessaire au maintien de la domination commune.’Ga naar voetnoot1 Deze centralisatie, die in zoo menig opzigt afkeuring verdient, komt, in den aard en de onbeperkt- | |
[pagina 322]
| |
heid van haar gezag, met de revolutie-leer overeen;Ga naar voetnoot1 is er onafscheidelijk van; is het eenige middel waardoor in een uitgestrekt Land het constateren en het uitvoeren mogelijk wordt van hetgeen de algemeene wil is of heet. De vastheid van zoodanig ordre légal steunt op de uitsluiting van allen die zich niet vereenigen met de beginsels waarop het gebouwd is. ‘Les droits n'avaient de valeur que pour les méchans, ils n'étaient que des abstractions pour les bons, puisque la première condition attachée à la jouissance de ces droits était de ne s'en servir que pour le mal; aussi, bien qu'elle eût déclaré que la presse était libre, quiconque eût écrit pour la défense de l'ordre et de la vérité aurait subi la mort sans procès; bien qu'elle eût proclamé le respect des personnes et des propriétés, les propriétés et les personnes éprouvaient les atteintes de ses lois et les attentats de ses sicaires; bien qu'elle eût établi en maxime l'indépendance des tribunaux, elle avait dans les rues des tribunaux supérieurs, qui eussent condamné et exécuté eux-mêmes les magistrats qui auraient jugé selon la justice. Bien qu'elle eût institué des administrations municipales et départementales, qui devaient être nommées par la généralité des citoyens, les vrais citoyens n'approchèrent point de ces élections qui devinrent le partage des révolutionnaires, en sorte que toutes ces proclamations de droits, toutes ces institutions établies au nom de la liberté, ne servirent qu'à favoriser l'organisation d'une puissance monstrueuse, à multiplier partout les agens de sa tyrannie, à concentrer le pouvoir suprême dans les hommes dévoués à sa cause, et à consommer l'esclavage de la France. C'est que la liberté n'est pas une théorie, elle est un fait: la sécurité est indispensable à l'exercice des droits des | |
[pagina 323]
| |
citoyens; la première condition de cette sécurité est dans les principes, dans l'esprit d'ordre et de justice, dans le caractère moral du gouvernement, sous la surveillance duquel ces droits peuvent s'exercer. On ne descend pas dans l'arène contre des ennemis félons quand les juges du camp sont leurs complices.’Ga naar voetnoot1 Ik wil niets afdingen op deze krachtige beschrijving. Dit was voorzeker onbillijk en hard; deze beperking kon met de algemeenheid der plegtig afgekondigde regten bezwaarlijk overeen worden gebragt. Doch deze onregtvaardigheid was in het belang der Revolutie-begrippen onmisbaar: het zou ook hier geweest zijn ‘summum jus summa injuria.’ Zoo men waarlijk de revolutionaire vrijheid verlangt, dan moet men de wapens niet geven in de handen van hen door wie zij tegen de vrijheid zouden worden gebruikt. Het behoort tot de leerstellingen der Revolutie dat zij aanspraak heeft op de hulde der menschheid, waarvan zij het heil enkel onder voorwaarde van onverdraagzaamheid kan bewerken; zij hecht aldus haar zegel aan dit systema van uitzondering, aan dit uitnemend hulpmiddel, waardoor de vrijheid tot een Privilegie en de tegenpartij tot een weêrloos slagtoffer gemaakt wordt. Dit is veel; doch het is niet genoeg. Ondanks de centralisatie en haar magtige werking, ondanks het exceptionele, waardoor de Natie tot den kring der revolutie-gezinden gereduceerd werd, heeft de revolutie, waar zij vooruit wilde, in de organisatie zelve van l'ordre légal onoverkomelijke hinderpalen ontmoet. De Staatsmachine, die ter verwezenlijking van de revolutionaire instellingen behoorde te verstrekken, kon, uit den aard der zaak, telkens in haar gang worden belemmerd; kon worden verlamd of zelfs tot eene gewijzigde en verkeerde strekking worden misbruikt, zoo er bij het Centraal Bewind verflaauwing, schroomvalligheid was, zoo er aldaar ontrouw en verraad aan de groote zaak gepleegd wierd. En dit had telkens plaats, naar het inzien dergenen die niet wilden rusten eer de revolutionaire volmaaktheid bereikt was. Dan werd een ander middel, dan werd de aan- | |
[pagina 324]
| |
wending van Coups d'État, van buitengewone en extra-legale maatregelen vereischt. Was dit eene verzaking van beginsels? Integendeel: een beroep op het hoogste beginsel, namelijk op het welzijn van den Staat en het behoud der Omwenteling, was genoegzaam om elke schijnbare irregulariteit, ook en vooral de zoodanige waardoor het trouwelooze of weifelende Bewind omvergeworpen werd, als geoorloofd, pligtmatig, en roemwaardig te doen beschouwen.
Doch laat ons nu, ten anderen, letten op de wijs waarop men deze middelen aangewend heeft. Uit het oogpunt der Revolutie-leer is ook ten deze elk verwijt onbillijk en ongepast. Eigenlijk vervalt hier elk onderzoek, dewijl de uitgestrektheid der revolutionaire veêrkracht geen maatstaf kent dan de uitgestrektheid der revolutionaire behoefte; dewijl het dus om eene zaak van convenientie te doen is; om een subjectief gevoelen; om eene conscientie-vraag, waarbij het verstand en hart van den revolutiegezinden niets te beantwoorden heeft dan alleen dit: of, naar zijne innige overtuiging, welke niemand kent dan hij zelf, de daad die hij voor heeft, noodig of nuttig in het belang der Omwenteling is. Want, al zijn de revolutionairen doorgaans in openbare vijandschap tegen de Jesuïten, het is evenwel waar dat er geen erger en vollediger Jesuïtisme mogelijk is dan uit het revolutionair beginsel ontspruit. De verontschuldiging, de regtvaardiging, de heiliging van elk middel ligt in het welzijn van den Staat; zoodat, waar de behartiging hiervan tot drijveer en rigtsnoer verstrekt, het onregt tot regt gemaakt en aan den Moloch, met gerustheid en uit pligtbesef, waarheid en billijkheid en menschelijkheid ten offer gebragt wordt. Aldus wordt de koelbloedigheid verklaarbaar waarmeê de ergste gruwelen gepleegd zijn: de vastheid van overtuiging waarmeê de vooruitstrevende partij het vonnis der vernietiging over al wat haar in den weg stond, uitgesproken heeft. Alles werd verdienstelijk en lofwaardig in verband tot het Algemeene welzijn en tot het nut van den Staat. Zoo was het met den moord des Konings; Robespierre sprak: ‘il n'y a point ici de procès à faire; Louis n'est point un accusé, vous n'êtes | |
[pagina 325]
| |
point des juges, vous n'êtes et ne pouvez être que des hommes d'État. Vous n'avez point une sentence à rendre pour ou contre un homme, mais une mesure de salut public à prendre, un acte de providence nationale à exercer.’Ga naar voetnoot1 Zoo was het met de proscriptie der Girondisten; meerdere eenheid in het Bewind was onmisbaar: ‘avant le 31 mai le pouvoir était nulle part, ni dans le ministère, ni dans la commune, ni dans la convention. Il était naturel que le pouvoir se concentrât, dans une situation aussi extrême et au moment où l'on ressentait le besoin de l'unité et de la promptitude d'action.’Ga naar voetnoot2 - ‘Le peuple de Paris porta l'effroi dans l'âme des députés infidèles et les força à livrer à la justice nationale les chefs de leur complot. La liberté de la convention fut violée pour sauver celle du peuple; le pouvoir des mandataires fut comprimé pour faire respecter la souveraineté nationale dont la majorité d'entre eux se jouait impudemment.’Ga naar voetnoot3 Zoo was het met de vermoording van honderden in de gevangenissen in Sept. 1792. Indien zij ware Republikeinen geweest waren, schrijft Buonarotti van hen die hun verontwaardiging er over betuigd hebben, ‘eussent-ils tant déclamé contre ces exécutions terribles, mais irréparables des 2 et 3 septembre, évidemment résolues dans l'intention d'affermir la révolution, et suites déplorables des hostilités patentes et cachées des ennemis de la liberté, et des dangers graves et imminents dont le peuple français était alors menacé!’Ga naar voetnoot4 Zoo was het met de geheele reeks der maatregelen, waardoor men telkens het bewind aan de faktiën welke niet vooruit wilden, ontwrong. Kon en mogt dit, uit een revolutionair oogpunt, worden verzuimd? ‘Les factions, sous les trois premières assemblées nationales, s'efforcèrent d'arrêter l'élan du peuple français vers son affranchissement total, et de fixer la révolution aux systèmes politiques qu'ils jugeaient les plus favorables à leurs passions ou les plus conformes à leurs doctrines. Elles nuisirent à l'établissement de la liberté, beaucoup plus que l'opposition ouverte des classes pri- | |
[pagina 326]
| |
vilégiées, parcequ'elles trompèrent le peuple en empruntant le langage du patriotisme.’Ga naar voetnoot1
Maar, zegt iemand, de revolutionaire middelen waren immers ter beschikking meer nog van het Revolutionaire Bewind dan van hen door wie het aangevallen werd. Van waar dan dat telkens de aanval op het bewind gelukt is? De reden hiervan ligt juist in hetgeen de hoofdzaak van het betoog dezen avond uitgemaakt heeft. Omdat de aanvaller tegenover het Bewind regt had; omdat hij consequenter dan het Bewind was; omdat hij zich op de lijn der regtstreeksche en onvoorwaardelijke toepassing van algemeen erkende beginselen bevond: omdat in hen die aan het hoofd der beweging stonden, zoolang zij voorwaarts streefden, in zeker opzigt, de kracht van allen geconcentreerd was en hun op de overige Revolutionairen, op het Bewind en op de Natie zelve het overwigt gaf. De onweêrstaanbaarheid van weinigen tegenover velen, lag hierin dat de weinigen zich beriepen op hetgeen vroeger door hunne tegenstanders zelven gezegd en gedaan was; dat deze daarentegen zwak waren door verloochening van eigen leer en gedrag; dat, om de aaneenschakeling der begrippen, met den triumf van weinigen de triumf der gansche Revolutie op het spel stond. Mme de Stael spreekt van ‘les crimes dont la nation s'est souillée:’ ten onregte; de Natie is aan de meeste misdaden der omwenteling onschuldig geweest.Ga naar voetnoot2 Wat kon de Natie verrigten, nu zij tot individualiteiten verbrokkeld, in afdeelingen gerangschikt, door organisatie van het Staatsbeheer aan banden gelegd was! Het doodvonnis over Lodewijk XVI werd uitgesproken in eene Vergadering van 721 leden, waar het votum voor de regters zelven bijkans eene quaestie van eigen leven en dood was, met eene meerderheid van 26 stemmen, en de Natie, zoo het beroep op het Volk vergund was, zou er voorwaar geen nationaal arrest van gemaakt hebben. Afkeuring, afkeer van vele maatregelen der Conventie mogt in de laatste jaren Nationaal heeten en de tegenstand tegen het bloedgierig Bewind heeft somtijds eene hoogte bereikt | |
[pagina 327]
| |
waarop zegepraal gewis scheen. Van waar dat elke poging ter omverwerping van het revolutionair Gouvernement van de zijde der welgezinden, der gematigden, nutteloos bleef? Niet enkel om gebrek aan eenheid en zamenwerking; maar bovenal om gebrek aan overtuiging omtrent de deugdelijkheid der zaak waarvoor men in de bres sprong; er was eene heimelijke bewustheid dat men aldus aan eene theorie die men goedkeurde, ontrouw en schadelijk werd.
Doch één ding, zegt men, kan niet ontkend worden; namelijk dat men verder gegaan is dan men oorspronkelijk gewild en bedoeld heeft. ‘La Révolution de 1789 avait voulu l'abolition de la féodalité, la réforme de notre état social, la suppression des abus introduits sous un régime arbitraire, et la réduction du pouvoir absolu de la royauté, par l'intervention de la nation dans le Gouvernement. C'étaient là ses voeux véritables. Tout ce qui avait excédé cette limite, avait dépassé le but, et n'avait entrainé que des malheurs.’Ga naar voetnoot1 Niemand of bijna niemand heeft in den beginne de heerschappij van het Jacobinisme, de omkeering van den Troon, de verlaging van het Vorstelijk gezag gewenscht; niemand aan de mogelijkheid eener Staatsomkeering gedacht. - Dit erken ik. Men heeft steeds in illusiën geleefd. Vóór 1789 verzekerde het Parlement van Parijs aan den Koning dat hij van de bijeenroeping der Staten-Generaal niets had te vreezen dan de verkwistende buitensporigheid van hun ijver in het zorgen voor de ondersteuning van den Troon.Ga naar voetnoot2 - Bij de opening der Stenden dacht men dat er enkel eene wegneming van misbruiken, ten gevolge van onderling overleg, plaats hebben zou. De Constitutie van 1791 werd gerekend een werk voor de volgende eeuwen te zijn: bij het spreken daarover in de Vergadering werd gezegd: ‘trois années de travaux ont détruit quatorze siècles | |
[pagina 328]
| |
d'abus, et ont préparé des siècles de bonheur.’Ga naar voetnoot1 Zoo ging men telkens in een soort van zoete droomen vooruit. Zoo kwam men verder dan men in den beginne gewild, dan men gedacht, dan men mogelijk geacht heeft. - Dit erken ik. - Men is afgeweken van hetdoel dat men zich voorgesteld had. - Dit erken ik: wat zeg ik, erkennen! ik beweer het zelf, ik beroep er mij op, ik vind daarin juist het meest krachtige bewijs der waarheid van mijn betoog. Niet de wil der menschen, de kracht der beginselen heeft getriumfeerd. De mensch, al vleit hij zich naar goedvinden te kunnen blijven staan, wordt tegen wil en dank medegesleept; en het jaar 1793 is gekomen, niet omdat de Revolutionairen het voorzien of gewenscht hadden, maar omdat het in de voortgaande ontwikkeling lag der begrippen wier aanvankelijke zegepraal in 1789 beslist was.
Nog heb ik niets van het Schrikbewind gezegd. Ik bespaar dit voor eene afzonderlijke beschouwing. Het tafereel van een tijd toen, zoo als men te regt gezegd heeft, de dood het eenige middel van Gouvernement was, is, in verband ook met het doel dezer Voorlezingen, te gewigtig om ten dien opzigte met een enkel woord te kunnen volstaan. Hier vooral vindt men in de ijselijkheid der vruchten een leerrijk afbeeldsel der theorie. Hier vooral leveren zij ter veroordeeling van de Revolutie-begrippen een bewijs hetgeen, waar slechts de toedragt der zaak in haar zuivere en volledige waarheid voorgesteld wordt, alle redeneringen ten behoeve der valsche leer ontzenuwt en verplettert. Doch bij de bewustheid hiervan heeft het aan geen kunstgrepen ontbroken om deze verpletterende kracht te ontgaan. De vreeselijkheid der gebeurtenissen is een reden en een middel te meer om aan het voorgeven van buitensporigheid en overdrijving ingang te verleenen; tevens heeft men zich van deze alles te bovengaande afschuwelijkheid bediend om de gruwelen die voorafgegaan waren, vergelijkenderwijs in de schaduw te stellen. Ik | |
[pagina 329]
| |
zal trachten u te bewijzen dat al hetgeen ik van de vroegere ontwikkeling gezegd heb, ook ten deze toepasselijk is; dat ook het Schrikbewind eene geleidelijke voortzetting van het theoretische revolutie-werk was; en dat, wel verre van in het geheel der revolutionaire ontwikkeling een wanklank te zijn, het veeleer, in deze harmonie der hel, een zuiver accoord en de meest waardige finale gevormd heeft. |
|