Ongeloof en revolutie
(1847)–G. Groen van Prinsterer– AuteursrechtvrijEene reeks van historische voorlezingen
[pagina 259]
| |
XI. Eerste Tijdperk. Voorbereiding.Vergunt mij, ten behoeve van hen die wij voor de eerste maal in ons midden zien, met een enkel woord over het standpunt, het doel en den loop dezer Lezingen te beginnen.
Het standpunt is dat van een Christen, die nergens in begeert te roemen dan in Christus en dien gekruist; door wien op het gebied van Godsdienst, zedelijkheid, en regt, in huisgezin of Staat, geen wijsheid of waarheid erkend wordt dan die in de onderwerping van hart en verstand aan de Openbaring haar begin heeft. Van iemand die ook in de historie niet enkel met den Deïst eene leiding der Voorzienigheid opspoort en opmerkt, maar die, aan de belijdenis van het Evangelie met vastheid van overtuiging getrouw, in de komst en in de terugkomst van den beloofden Heiland de oplossing der raadsels van de geschiedenis der menschheid aanschouwt; die de verschijning van den Zaligmaker lief heeft, omdat hij daarin gezien heeft, zoo als de historieschrijver von Muller het uitdrukt: ‘l'accomplissement de toutes les espérances, le point de perfection de toute la philosophie, l'explication de toutes les révolutions, la clé de toutes les contradictions apparentes du monde physique et moral, la vie et l'immortalité.’ Het doel. - Aan een ieder van ons wordt gezegd: ‘Een iege- | |
[pagina 260]
| |
lijk, gelijk hij gave ontvangen heeft, bediene hij ze aan anderen, als goede uitdeelers der menigerlei genade van God.’Ga naar voetnoot1 Ik acht mij, na den arbeid dien ik aan de geschiedenis besteed heb, geroepen om op dit terrein van de waarheid die in Christus is, te getuigen. Dit wensch ik ook in deze bijeenkomsten te doen. Ik heb mij voorgesteld, in de hoofdomtrekken, te betoogen dat de geschiedenis der laatste zestig jaren, in de uitgietingen der boosheid, de eigenaardige ontwikkeling is van begrippen, die zelve een eigen vrucht van de terzijdestelling der Christelijke waarheid, een vrucht en openbaarwording van systematisch ongeloof zijn. De loop onzer beschouwing. - Wij zijn met de toetsing van het vroegere positieve Staatsregt begonnen; om er uit te zien dat de Revolutie niet enkel uit reactie tegen beginsels, of Staatsvormen, of misbruiken kan worden verklaard. Daarna bleek het ons dat de verbastering der wetenschap op zich zelf de bron der omwenteling niet geweest is. Alzoo hebben we ons den weg gebaand om de eigenlijke oorzaak te ontdekken. Wij vonden haar in de verzaking van het Evangelie: wij zagen hoe verval in de Godsdienst reeds met ontbinding der Staten begon te dreigen, toen het gevaar door den zegen der Reformatie gekeerd werd; maar ook hoe de waarheid, die in de 16e eeuw op den kandelaar was gesteld, in de 17e allengskens, door verflaauwing en zedebederf, weder onder de koornmate gebragt is; zoodat het aan de wijsbegeerte der 18e eeuw, in de nacht van het ongeloof, kon gelukken haar dwaallicht voor het zonnelicht te doen houden. In de drie laatste Lezingen heb ik getracht te bewijzen dat het ongeloof, als kiem van dwaling en verderf, in theorie en praktijk tot de uitersten van ongodisterij en radicalisme moet brengen, waarin men doorgaans ten onregte overdrijving der ongeloovige vrijheidsleer gezien heeft. - Thans neem ik de historie zelve bij de hand; ter bevestiging van hetgeen ik tot dus ver, enkel uit de redenering, afgeleid heb. | |
[pagina 261]
| |
Wij maken dus heden met de historische beschouwing van het Revolutie-Tijdperk een begin. Ik zal mij gelukkig achten, wanneer ik u het doorloopende van den revolutionairen levensdraad in het weefsel der gebeurtenissen toon; niet door een langer of korter verhaal, maar door u, in de toedragt en het karakter der voornaamste wijzigingen van de Revolutie, te doen opmerken hoe men de voortdurende werking der wanbegrippen, overal aanwezig, gedurig miskend heeft, terwijl de sleutel der Historie, met voorbijzage van haar wezenlijk beginsel, ten onregte gezocht werd in hetgeen deels onwaar, deels overdreven, grootendeels het gevolg der revolutionaire voorstellingen geweest is.
Ik wil eerst, u sommige denkbeelden onderwerpen waarin ik hoofdlijnen van den geheelen Revolutionairen tijd zie; daarna u de wijs openleggen waarop ik het overzigt der bijzonderheden verdeeld heb; en eindelijk, in het laatste en meest uitvoerige deel dezer Lezing, de Omwenteling in haar eerste tijdvak, namelijk in dat der Voorbereiding, beschouwen.
Ik wensch, zeide ik, algemeene denkbeelden op den voorgrond te stellen. Dit is van belang. Het is alleen door vasthouding aan deze uitkomsten dat wij, indien ze juist zijn, helderheid van inzigt en vastheid van gang kunnen verkrijgen. Doch ik vergenoeg mij, om de beperktheid van den tijd, met de zeer vlugtige behandeling of opgave van deze weinige trekken. - De Revolutie-leer is eenig in hare soort. Zij heeft, regtstreeks of zijdelings, op de gansche Christenheid invloed gehad. Zij vernietigt de grondslagen van het regt. Zij is nooit volledig ten uitvoer gelegd. Zij heeft, in schijnbare tegenstrijdigheid der vormen, steeds haar eigenaardigheid behouden. Zij heeft geen tegenkanting dan in haar eigen boezem ontmoet. Zij verliest, enkel maar ook zeker, tegenover het Evangelie haar kracht.
a. De Revolutie is eenig in haar soort. - Hetgeen ik desaangaande meermalen gezegd heb, zal, naarmate wij in het wezen | |
[pagina 262]
| |
van haar geschiedenis dringen, worden bevestigd. Hetgeen wij de Revolutie noemen, kan met geene gebeurtenissen van vroegeren tijd in vergelijking worden gebragt. Wisseling van Regenten, verplaatsing van gezag, verandering van Staatsvorm, politieke twist, verschil over geloofsovertuiging heeft, in omvang en beginsel, niets gemeen met eene sociale omwenteling, wier natuur tegen elk soort van Gouvernement, tegen elk soort van Godsdienst gerigt is; met eene sociale of liever nog anti-sociale omwenteling, welke zedelijkheid en zamenleving ondermijnt en verwoest; met eene anti-Christelijke omwenteling, welke, in den grond der zaak, opstand tegen den God der Openbaring, en de praktijk der ongodisterij is. - De omwenteling der Vereenigde-Nederlanden is er mede vergeleken; ook de omwenteling van Noord-Amerika. Ik beroep mij kortheidshalve, ten aanzien van het Vaderland, op hetgeen ook door mij omtrent de eerste meermalen gezegd isGa naar voetnoot1; ten aanzien van Amerika, op hetgeen men bijv. in het onlangs uitgekomen werk van Baird, over de vorming van het Gemeenebest der Vereenigde Staten opgeteekend vindt.Ga naar voetnoot2 - Evenmin mag ik in de Engelsche omwentelingen eene wedergâ der Revolutie erkennen. Ik moet u verwijzen naar Schrijvers bij wie de gronden mijner ontkentenis, beter dan ik zelf het zou kunnen verrigten, uiteengezet zijn. Meent men dat er tusschen de Revolutiën van 1688 en 1789 overeenkomst bestaan heeft, dan beroep ik mij op Burke, die dikwerf de verwantschap in uiterlijken schijn, het contrast in het wezen, opzettelijk betoogd heeft.Ga naar voetnoot3 Of, | |
[pagina 263]
| |
zoo men welligt de gelijkheid met de democratische rigting en met de tyrannij van Cromwell beoogt, dan wijs ik naar een schrijver, met beide Revolutiën bekend, naar Alison, wiens eerste Hoofdstuk de aanwijzing bevat dat er gelijkvormigheid, geen gelijkheid geweest is.Ga naar voetnoot1
b. De Revolutie is eene Europésche Revolutie, eene omwenteling der Christenheid. De aandachtige beschouwing der Historie bevestigt ook hier wat uit den aard der zaak blijkt. Doch er is, in de eenzelvigheid van beginsel en rigting, menigvuldig verschil. Sommigen uwer hebben mij gevraagd in hoe ver ik de opvolging der perioden, zoo als ik die a priori geschetst heb, bijv. in Engeland terugvind. De soort van eisch, welke in deze vraag ligt, is allezins billijk. Indien toch mijne schets juist is, dan geldt zij overal waar het revolutie-beginsel de overmagt gehad heeft. Maar het is, in dit al of niet, in dit meer of min verkrijgen der overmagt, dat de grond van het onderscheid ligt. Sommige Landen, Frankrijk en ook Nederland, zijn gerevolutioneerd; en daar is eene volledige afteekening van het model. Anderen zijn, in sommige opzigten, onder den invloed der Revolutie-begrippen ge- | |
[pagina 264]
| |
bragt; daar is de toestand meer gecompliceerd. Er zijn Landen, waar men, bij geleidelijken voortgangin de theorie, in de praktijk daarentegen, ook om het aanschouwen van hetgeen elders gebeurd is, een tijdvak geheel of gedeeltelijk, als ware 't, overgesprongen heeft. Aldus is de revolutionaire reactie de grondslag der politiek geworden in Rijken, waar de ontwikkeling niet of naauwelijks was begonnen. Het algemeene der Omwenteling brengt niet overal gelijktijdigheid der perioden te weeg. Engeland, wanneer men op de wijzigingen der revolutionaire begrippen in het gemoed van vele Staatslieden let; heeft eene periode van ontmoediging en afgeleefdheid bereikt; maar in Engeland is de Staat en de Maatschappij niet het onderste boven gekeerd; het tijdperk der voorbereiding, door de worsteling tegen Frankrijk afgebroken, hernam eerst in lateren tijd zijnen loop; Engeland bevat, bij de handhaving van het traditionele Staatsregt, tallooze voorregten en ongelijkheden door wier aanzijn de revolutionaire geest opgehouden en getergd wordt; Engeland kan, in dit opzigt, gezegd worden aan het voorportaal der Omwenteling te staan.
c. De Revolutie-leer ondermijnt en vernietigt de grondslagen van het regt. Overal, bij het letten op hetgeen zij gewerkt heeft, ziet men dat zij het regt als conventie beschouwt; als voortbrengsel van den menschelijken wil; kortom dat zij in willekeur den steeds wisselbaren oorsprong van het regt stelt. Aldus wordt wettigheid door wettelijkheid vervangen; de Legitimiteit door hetgeen men l'ordre légal noemt. Gij weet, sommigen vermoeden dat ik tot eene coterie van Parijsche legitimisten behoor, of althans met haar sympathiseerGa naar voetnoot1; dit zal mij niet beletten aan het beginsel der Legitimiteit, in de volgende regels, waarin ook mijne meening uitgedrukt is, hulde te brengen: ‘Il est des choses sacrées, inviolables, légitimes, qui, placées sous l'égide de la justice universelle, ne doivent jamais changer et ne peuvent être sacrifiées par aucun pouvoir humain. C'est le principe de | |
[pagina 265]
| |
la légitimité dans sa plus haute universalité. - Il n'y a point de justice universelle; il n'y a rien de sacré, d'inviolable, de légitime; toutes les lois peuvent être changées au gré de la volonté du souverain, et le souverain, c'est le plus fort; tous les droits peuvent être sacrifiés à l'intérêt public, et l'interêt public, c'est ce qu'il nous plait d'appeler ainsi. Voilà le principe de l'illégimité ou de la révolution dans toute sa grandeur gigantesque.’Ga naar voetnoot1
d. De revolutionaire theorie is nooit gerealizeerd. - Deze stelling wordt, zonder eenige uitzondering, door den ganschen inhoud van het Revolutie-tijdperk gestaafd. Haller schrijft in 1816 over hetgeen in Frankrijk en elders beproefd was: ‘Dans la réalité il n'y avait ni contrat social, ni souveraineté du peuple, ni division des pouvoirs, mais seulement une lutte des partis pour s'emparer de l'autorité suprême.’Ga naar voetnoot2 En wat in 1816 kon worden gezegd, is even onloochenbaar in 1846: ‘Toute tentative faite pour réaliser le système philosophique a complètement échoué.’Ga naar voetnoot3 Door de geschiedenis wordt dus, voor zoo ver in haar vermogen is, ook de volgende thesis onophoudelijk geadstrueerd; - de theorie is niet verwezenlijkt, omdat haar verwezenlijking eene onmogelijkheid was. ‘Elle a échoué parce quelle devait échouer; parceque le système lui-même est faux, impraticable, contraire à la raison, et parce que la force toute-puissante de la nature s'opposait à sa mise à exécution.’Ga naar voetnoot4 - De geschiedenis, welke deze onuitvoerbaarheid in het licht stelt, bevestigt tevens de geringe waarde en de onaannemelijkheid van menigerlei uitvlugt: als of het mislukken uit afwijking of overdrijving, uit het niet rijp zijn der volken, of uit een zamenloop van ongunstige omstandigheden en persoonlijke dwalingen en misstappen, moest worden verklaard. Er is geen afwijking of overdrijving, maar toepassing geweest; ja zelfs, die toepassing, ofschoon voortgezet met terzijdestelling | |
[pagina 266]
| |
van elk menschelijk gevoel, heeft, in stede van tot overdrijving overgeslagen te zijn, op verre na het toppunt, of laat mij liever zeggen, den afgrond eener zuivere en volledige ontwikkeling niet bereikt. ‘On ne peut pas dire que des principes aient été étendus trop loin, exagérés ou mal appliqués, dès que les conséquences se déduisent rigoureusement des prémisses; et si les règles sont bonnes, elles doivent, comme les lois de la nature, se confirmer et se justifier toujours davantage par leurs résultats et par leurs effets. Non, il n'est pas vrai que ces principes aient été exagérés; mais tout a échoué, parce qu'ils sont faux. Il serait au contraire facile de prouver que, précisément les conséquences les plus désastreuses, celles qui faisaient frémir plus d'un partisan du système, ne découlaient que trop rigoureusement des principes et qu'il serait encore résulté bien plus de maux et d'horreurs, si le coeur et un sentiment naturel à l'homme, moins mauvais que les systèmes dominans, ne se fussent de temps à autre révoltés contre les erreurs de l'esprit pour en arrêter l'application.’Ga naar voetnoot1 De volken, zegt men, waren niet rijp. - Zonderling voorgeven inderdaad: in verband met het beweren, hetzij van de voortreffelijkheid der eeuw, hetzij van de krachtige werking der theorie. Onder het bazuingeklank tot eer van voortgang en verlichting, zouden wij veeleer aan de spreuk gedacht hebben: ‘aut nunc aut nunquam.’ Zoo dit hoogverlichte geslacht, dat aan de menschheid de les geeft, niet rijp is, wanneer zullen de volkeren rijp zijn! - Maar dit voorgeven strookt bovendien in geenen deele met hetgeen wij van de waarheid van het beginsel en van de fraaiheid der daaraan ontleende vormen gehoord hebben. Gij schildert mij eene theorie welke, naar uw inzien, de volmaking van den mensch in de zamenleving en in den Staat bewerkt, en wanneer ik mij over uwe aankondiging verblijd, wanneer ik de verwezenlijking uwer belofte verlang, wijst ge mij op een verre toekomst en, zonderling voorwaar! eischt ge dat de vrucht rijp zij, om van de koesterende stralen invloed te kunnen hebben. Ik | |
[pagina 267]
| |
dacht dat ze, door uw nieuwerwetschen zonneschijn, tot rijpheid moest worden gestoofd. Rousseau schrijft: ‘S'il y avait un peuple de Dieux, il se gouvernerait démocratiquement: un gouvernement si parfait ne convient pas à des hommes.’Ga naar voetnoot1 Ik zou eer zeggen, un Gouvernement si imparfait. De voortreffelijkheid eener leer is in evenredigheid met de zwarigheden die zij overwint. Ziet het in de leer die wij als Christenen belijden. In de waarheid van dit ééne woord: ‘toen wij dood waren door de misdaden, heeft Hij ons levend gemaakt met Christus,’ ligt het bewijs van Goddelijke kracht. Doch wanneer de aardsche wijsheid spreekt: ‘laten de natiën goed zijn en dan zal ik aan haar verbetering werken; wees levendig en dan eerst zal ik u levendig maken,’ lezen wij, in de vereeniging van teleurstelling en belofte, de belijdenis van onvermogen, en zeggen met te meer vrijmoedigheid: nimmer zullen de volkeren rijp zijn om heil te vinden in deze leer, vermits haar natuur zelve verderfelijk is. Even weinigbeteekenend is het, wanneer men die verderfelijkheid achter omstandigheden en personen verbergt. Met gelijk regt kan men aan de dorheid van den bodem, aan de onbestendigheid van het weder, aan de vermenigvuldiging van het schadelijk gedierte, aan de onbekwaamheid van den wijngaardenier wijten dat men van doornen geen druiven en van distelen geen vijgen ontvangt. Met gelijk regt kan men den boom roemen, waarop men enkel doodelijke vruchten geplukt heeft. Men beklaagt zich over omstandigheden, ook wanneer alle omstandigheden gunstig zijn geweest. Men beklaagt zich over de afdwalingen der menschen, ofschoon onder de leiding der revolutie-begrippen, de vrije keus binnen de verscheidenheid enkel van dwaalwegen beperkt is.
e. Wij vinden, ook bij uiterlijk contrast, de identiteit van het Revolutie-beginsel overal te rug. - De drie rigtingen waarin het zich geopenbaard heeft, ingenomenheid, óf met anarchieke vrijheid, óf met een krachtvol en luisterrijk Algemeen Bewind, óf met vrijzinnige begrippen onder representative vormen; deze rigtingen die | |
[pagina 268]
| |
met de namen van Jacobinisme, Bonapartisme en Constitutionalisme aangeduid worden, zijn drie takken van denzelfden boom, of liever, het is één en dezelfde uit een nieuw en jeugdig lot vooruitschietende tak; het is de voortzetting derzelfde revovolutionaire lijn, waarop het beginsel der omwenteling, om het woord van Göthe te gebruiken, zich en ligne spirale een spoor van eigen perfectibiliteit gevormd heeft. Geene drie rigtingen zijn het, maar het is ééne en dezelfde drieledige rigting.Ga naar voetnoot1 Mij dunkt dat de opmerking dezer eenheid veel licht, niet enkel over den aard der gebeurtenissen, maar ook over het gedrag der personen verspreidt. - Wij ergeren ons bij het zien van mannen die eerst Jacobijnen, daarna Bonapartisten, eindelijk opposanten tegen elk wettig Bewind zijn geweest. En wij ergeren ons, ten aanzien van sommigen, te regt: ‘Aux époques de révolution il apparait toujours une race d'êtres pervers, à qui le mal plaît, et qui l'aiment pour lui-même; ils ne respirent à l'aise que sur les ruines, et, quand la puissance leur est laissée, le crime sort de leur âme, comme la lave déborde du cratère. D'autres occupés seulement de ce qui leur est personnel, et indifférens à tout le reste, fomentent le désordre pour y chercher des chances favorables à leurs intérets. Vendus à quiconque les veut payer, aujourd'hui ils demanderont dans un club la tête des rois, et demain on les verra, à genoux aux pieds du plus vil tyran, adorer ses caprices et légitimer ses forfaits.’Ga naar voetnoot2 Maar deze karakterteekening is niet toepasselijk op allen. Daar zijn er wier overtuiging met de wijzigingen der revolutie-praktijk gelijken tred heeft gehouden, en die inderdaad meenen dat zij, naar gelang der veranderde omstandigheden, steeds met | |
[pagina 269]
| |
denzelfden ijver voor hetzelfde doel, de verwezenlijking, zooveel mogelijk, der revolutionaire theorie, werkzaam geweest zijn. Wij ergeren ons bij het zien van menigen Staatsman die, zoolang hij buiten het bewind was, door vrijzinnigheid, zoodra hij in het bewind geraakte, door willekeur uitblonk; en we ergeren ons somwijlen niet ten onregte; want somwijlen is gebrek aan regtschapenheid en goede trouw onmiskenbaar; doch wij zouden zeer ligt in onze verdenking te ver kunnen gaan, en achting weigeren aan hen die ze verdienen; vermits zij bij het schijnbaar onverantwoordelijke en dubbelhartige hunner houding, eigenlijk, zelfs tegen wil en dank, het levendig afdruksel zijn eener theorie die, in de belofte nooit, in de vervulling altijd, te kort schiet. - Wij ergeren ons bij het zien van hen die met dezelfde bereidvaardigheid aan alle Gouvernementen ten dienste hebben gestaan, en, bij iedere wisseling van bewind, evenmin in het afleggen van een eed als in het aanvaarden van een aanzienlijk en winstgevend ambt, zwarigheid gemaakt hebben. En ook hier weder zeg ik: in menig geval, waar baatzucht en eergierigheid de drijfveeren waren, is onze verontwaardiging billijk; doch ik voeg er bij: laat ons den invloed in het oog houden der gewijzigde begrippen omtrent de natuur van Staat en Bewind. Altijd was er een voortleven van den Revolutionairen Staat. De velerlei Revolutiën waren niet anders dan verplaatsing van het revolutionair gezag, in dier voege dat het Bestuur telkens als uitvloeisel van den regtens oppermagtigen wil der meerderheid aangemerkt werd. Het Gouvernement was dus niet, gelijk te voren, een Vorst of eene Souvereine Corporatie, met wier zelfstandig aanzijn de Staat behouden werd of te niet ging. Het was eene voorbijgaande openbaring van den Staat, van het Souvereine Volk; bestemd enkel om dienaar der Natie, om zaakwaarnemer van het Vaderland te zijn. Het strijden voor of tegen een Gouvernement werd eene quaestie over personen, die afgedaan scheen, zoodra de overmagt, in naam van het Algemeen, beslist had. Gehechtheid aan een verdreven Bewind, wel verre van prijzenswaardige-trouw en volharding, werd als vooroordeel, eigenlijk als verraad tegen het algemeene Vaderland, beschouwd. Aldus | |
[pagina 270]
| |
plag Talleyrand te betoogen, na deelgenoot van alle veranderingen geweest te zijn, dat hij, in getrouwe pligtbetrachting, zich zelven altijd gelijk gebleven was. ‘Comme la grande génération à laquelle il appartenait, il aimait sincèrement sa patrie et avait toujours conservé de l'attachement pour les idées de sa jeunesse et les principes de 1789, qui ont survécu chez lui à toutes les vicissitudes des évènements et de la fortune. Il s'entretenait sans aucune gêne des gouvernements qu'il avait servis et quittés. Il disait que ce n'étaient pas les gouvernements qu'il servait, mais le pays, sous la forme politique qui, dans le moment, lui semblait convenir le mieux et qu'il n'avait jamais voulu sacrifier l'intérêt de la France à l'intérêt d'un pouvoir.’Ga naar voetnoot1 Ik laat daar of de verontschuldiging op den sluwen egoïst die haar aldus gesystematizeerd had, toepasselijk was; maar dat zoodanige voorstelling omtrent het Gouvernement op veler handelingen grooten invloed gehad heeft, is ontwijfelbaar.
f. De Geschiedenis zal de waarheid toonen ook van de volgende opmerking, waaraan ik bijzonder gewigt hecht; namelijk dat er, in het gansche Revolutie-tijdperk, onder menigvuldigen strijd, nooit strijd tegen het wezen der Revolutie geweest is. Ook ten dezen opzigte kan ik thans mijne meening slechts uitdrukken, niet uiteenzetten. Vele pogingen werden anti-revolutionair genoemd, doch waren het niet. Er was geen krijg dan een burgerkrijg, eene gestadige worsteling der Revolutionairen onder elkaâr. Men heeft de valsche theorie aangetast in haar ontwikkeling, nooit in haar oorsprong en wortel. Ten aanzien der wetenschap zegt v. Haller te regt: ‘Il faut le dire par respect pour la vérité, les attaques des savants n'étaient ni assez solides, ni assez complètes, et manquaient surtout d'un corps de doctrine solide et méthodique, qu'il fallait opposer à la fausse. Le même défaut me semble commun aux nombreux écrivains qui, pendant la révolution française, combattaient ou cette révolution même, ou ses principes et ses conséquences. N'employant con- | |
[pagina 271]
| |
tre le systême philosophique que les armes de l'histoire, ils ont bien montré que le contrat social n'avait jamais existé, mais sans prouver qu'il ne pouvait, ni ne devait exister. Ou bien ils n'ont attaqué que les conséquences dangereuses, non les principes eux-mêmes; les funestes fruits, non la racine même de l'erreur. Enfin ils ne surent pas non plus établir un autre système satisfaisant à tous égards, propre à expliquer l'origine, la nature et l'exercice du pouvoir souverain d'une manière légitime et complète, et à présenter les choses telles qu'elles sont, sous leur vrai point de vue. Ils avertissaient de se garder du poison, mais sans offrir un antidote efficace.’Ga naar voetnoot1 Men deed als de onbekwame geneesheer, die de verschijnselen der ziekte bestrijdt, en het beginsel der ziekte niet kent.
Ik noemde deze opmerking gewigtig, ook dewijl zij omtrent de vermeende onverwinbaarheid der dwaling gerust stelt. Er is immers geen reden om ontmoedigd te worden, zoolang het eenig proefhoudend geneesmiddel niet beproefd is en bij de hand ligt. Wat heeft de ervaring van den Revolutie-tijd geleerd? dat de mensch, zonder God, ook met begunstiging der omstandigheden, niets dan de bewerking zijner eigen rampzaligheid vermag. Wat is er dan te verrigten? men verbreke den revolutionairen cirkel, waarin men onophoudelijk rondgevoerd werd; men bekeere zich tot God, wiens waarheid alleen tegen de kracht van den leugen bestand is. En zoo iemand, in deze gewigtigste les der Historie, meer eene gemoedelijke verzuchting dan een voorschrift der Staatkunde erkent, hij herinnere zich dat het vermogen der anti-revolutionaire begrippen om, vergelijkenderwijs althans, orde en vrijheid en welvaart te bewerken, door de ervaring van alle vroegere tijden geconstateerd is. Hij bedenke dat al wat den mensch nuttig en heilrijk is, door de vreeze Gods bevorderd, door de verloochening Gods tegengewerkt wordt. Hij bedenke vooral dat, zoo de gansche revolutionaire theorie de ontvouwing der ongeloofskiem was, zij opkomst en bloei in geloofsverzaking, | |
[pagina 272]
| |
doch evenzeer in terugkeering tot het geloof verkwijning en ondergang vindt.
Laat mij bij deze historische grondlijnen mogen voegen wat ik, aan het einde der vorige Lezing, omtrent de willekeur van het revolutionair Staatsgezag opgemerkt heb. De noodlottige dwaling waarvan wij den oorsprong in de verbastering der wetenschap en in de schriften der Machiavellisten en der Monarchomachisten gezien hebbenGa naar voetnoot1; die ons later gebleken is van de revolutionaire theorie onafscheidelijk te zijnGa naar voetnoot2; de dwaling van de oorspronkelijke Vrijheid en Gelijkheid, met den aankleve van dien, is het grondbeginsel van den revolutionairen Staat, waarin de Algemeene Wil en het Bewind geconcentreerd wordt; de spil der Staatsmachine, die door verschillende Gouvernementen, ter bereiking van verschillende oogmerken, met minder of meerder energie, naar gelang der veranderende omstandigheden of der onderscheidene inzigten en gezindheden, bestuurd wordt; maar die steeds, na 1813 zoowel als na 1789, niet slechts na 1830, maar ook na 1840, dezelfde is in aard en in werking; zoodat, onder tyrannen of welgezinde Vorsten, met eene Vertegenwoordiging die zich verzet of die zich buigt, onder een Democratisch of Autocratisch bewind, al wat tot de gewigtigste vrijheden, tot de dierbaarste herinneringen, tot de heiligste panden der Natie behoort, slechts in zoo verre geëerbiedigd, beschermd, geduld, gespaard wordt als het zich naar den eisch van den Staat, dat is van hen die regtstreeks of zijdelings op het bewind invloed hebben, voegt en onderwerpt. - Dit is het wat ik Despotisme van den Revolutionairen Staat genoemd heb.Ga naar voetnoot3
Thans moet ik overgaan om de bijzondere tijdvakken met u te beschouwen en ik behoor dus nu te doen kennen hoe ik, ter aanwijzing van den gang der Revolutie-begrippen, het historisch overzigt verdeel. Mij dunkt de meest eenvoudige splitsing ligt in | |
[pagina 273]
| |
het vijftal perioden, wier natuurlijke opvolging ik, in de vorige Lezing, afgeteekend hebGa naar voetnoot1: voorbereiding (tot 1789); ontwikkeling (1789-1794); reactie (1794-1813); hernieuwde proefneming (1813-1830); moedelooze berusting (1830-1845). Met de korte en vlugtige behandeling dezer tijdvakken, zal de taak die ik mij voorstelde, ten minste in haar omtrekken, afgewerkt zijn.
Veeltijds zal ik uwe aandacht bijkans uitsluitend op Frankrijk moeten rigten. De ziekte had daar, meer dan elders, een onbelemmerden loop. Des te meer moet ik waarschuwen tegen de beschouwing der Revolutie als Nationale krankheid, enkel of vooral met het ligtzinnige Fransche volkskarakter in verband. Het tegendeel zal ons blijken. De ziekte is nog meer epidemisch dan besmettelijk geweest. Overal was, sedert lang, woeling en gisting. Omdat het vuur zich in Frankrijk een uitgang heeft geopend, mogen wij niet vergeten dat de geheele bodem volkaniek was. De langdurige overmagt der Fransche wapenen is verklaarbaar, enkel uit de algemeenheid van het revolutionair bederf. Zelfverdediging tegen het Fransch-revolutionaire geweld was ongenoegzaam, omdat haat tegen Frankrijk met liefde en ontzag voor de Omwenteling gepaard ging, en de Europésche Revolutie in de Fransche, als ware 't, gerepresenteerd en geconcentreerd werd. De Omwenteling is geenszins aan de Fransche Natie te wijten:Ga naar voetnoot2 zij was het werk van eene factie, van eene secte, van eene filozofische school welke, met de onwederstaanbare kracht van een Centraal Bewind, de Natie onder het juk der opvolgende personificatiën van haar beginsel gebragt heeft. Gaarne zou ik, daar de Fransche Revolutie, uit den aard der zaak, een zeer voornaam gedeelte der volgende Lezingen uitmaakt, met u naar de waarde van de voornaamste geschriften daarover eenig onderzoek doen. Voorzeker is het standpunt der meeste schrijvers aan de revolutionaire theoriën zelve ontleend; zoodat wij, ten aanzien hunner oordeelvellingen, ons met zorgvul- | |
[pagina 274]
| |
digheid behooren te wachten voor dwalingen welke met beginsels die wij afkeuren, in verband staan. Voor een kritisch overzigt, al had ik de bevoegdheid, ontbreekt mij de tijd. Een enkel woord over enkelen, met verwijzing tevens naar hetgeen ik van verscheidene anti-revolutionaire boeken reeds gezegd heb,Ga naar voetnoot1 zal echter niet ongepast zijn. De werken van Thiers en Mignet, voortreffelijk in vorm, het eene als doorloopend verhaal, het ander als ineengedrongen schets, zijn beide een pleidooi ten behoeve der revolutie, ook in de gruwelen die vereischt werden tot haar triumf; met verzwijging of misvorming van de redeneringen en bewijsstukken der tegenpartij.Ga naar voetnoot2 Aan Necker en Mme de Stael werd door Heeren onder de tallooze Fransche revolutie-beschouwers een eerste rang toegekendGa naar voetnoot3: en deze voorrang geldt misschien eenigermate nog; mits men niet vergete dat zelfs het genie door politieke vooringenomenheid beperkt wordt, en dat de geschriften van vader en dochter zich kenmerken door eene zeer sterke tint van Anglomanie. De Geschiedenis van Frankrijk in het Revolutie-tijdperk van WachsmuthGa naar voetnoot4, met den stempel van een flaauw liberalisme, is echter, om juistheid en levendigheid der voorstelling, althans tot aan het Consulaat, hoogstbelangrijk; de Restauratie daarentegen is behandeld met een eenzijdigheid die naar een hekelschrift, met eene oppervlakkigheid die, ik zou bijkans mogen zeggen, naar de vlugtige uitwerking van een register gelijkt, zoo | |
[pagina 275]
| |
als men veeltijds achter den Almanak vindt. Veel waarde hecht ik aan de Geschiedenis van Europa van 1789 tot 1815, door Alison; werk van studie, van onpartijdigen zin; van hooger beschouwing uit het oogpunt van Godsdienst, zedelijkheid en regt; waartegen ik, wat de zienswijze in het algemeen betreft, evenwel eene bedenking heb die mij van gewigt schijnt; namelijk dat hij, in den geheelen gang der Omwenteling, de voorbeeldelooze werking der revolutie met de meer gewone uitwerkselen van democratische woelingen verwart. De Geschiedenis der 18e Eeuw van SchlosserGa naar voetnoot1 moet, reeds om hetgeen daarvan in het licht kwam, onder de gewigtige bijdragen ter kennis van de Omwenteling worden gesteld; ofschoon onbekendheid met de geest en kracht van het Evangelie zich dikwerf in de scheefheid van inzigten en in de scherpheid van uitspraken verraadt. Ik zou nog menig ander boek ter tafel kunnen brengen; maar het is meer dan tijd dat ik het overschot der beschikbare oogenblikken bestede om u, in het tijdperk dat aan 1789 voorafging, de Voorbereiding der revolutie te doen aanschouwen.
De Voorbereiding is tweeërlei; naarmate in 't algemeen op Europa, of bepaaldelijk op Frankrijk gelet wordt. Laat mij, met beknoptheid, mogen aantoonen, eerst, dat geheel Europa door den geest der omwenteling bezield en bewerkt werd; daarna, dat in Frankrijk, lang vóór 1789, de Staatsomkeering onvermijdelijk werd.
Omtrent Europa vooral zal ik zeer kort zijn. Mij ontbreekt de gaaf om eene geschiedenis der 18e Eeuw te leveren in één kwartier. Daarenboven is de geheele inhoud dezer Voorlezingen regtstreeks of zijdelings tot dit onderwerp betrekkelijk geweest; en ik mag mij beroepen op hetgeen ik over den aard én van het historische én van het revolutionaire Staatsregt in het | |
[pagina 276]
| |
breede gezegd heb, om er het besluit uit te trekken dat de opkomst en overmagt van het laatste met de ondermijning en vernietiging van het eerste, en dus met de voorbereiding der revolutionaire praktijk, gelijk staat. Er blijft alleen over te bewijzen dat waarlijk de filozofie, van zoovele onheilen zwanger, opkwam, veld won, meesteres werd. Doch ik vraag u, aan wien onzer is dit onbekend? Het is zigtbaar overal en in alles. Met het versterven van den levensboom, door de Hervorming weder in den Européschen akker geplant, was de grond ter opneming van het doodelijke zaad bereid. Aan de nieuwe leer werd spoedig én Godgeleerdheid én Staatsregt én letterkunde én opvoeding dienstbaar gemaakt. Deze zuurdeesem was magtig het gansche deeg te doortrekken. Europa was, bij het uitbreken der Fransche Revolutie, voor eene algemeene Omwenteling rijp. Menig voorspel daarvan werd in kleinere Staten openbaar. Bijkans overal was het meerendeel van hen die uitmuntten door bekwaamheid en karakter, revolutiegezind.Ga naar voetnoot1 Algemeen toepasselijk is wat Mme de Stael van de Fransche Omwenteling schrijft: ‘Il faut attribuer la révolution à tout et à rien: chaque année du siècle y conduisoit par toutes les routes.’Ga naar voetnoot2 Wilt ge dat ik echter, als ware 't, uit de Europésche fyzionomie één trek ter opgave van enkelebij zonderheden kieze, dan wijs ik u op de denk- en handelwijs der Vorsten. - Zij hadden bijkans allen in de nieuwe wijsbegeerte een geloof, welks opregtheid en levendigheid in de getrouwe opvolging van haar voorschriften openbaar werd. Dit moge vreemd schijnen; het is zeer wel te verklaren, én uit de geestdrift, welke bij sommigen op eigenbelang de overhand had, én uit het lokaas dat, ook voor hen, om den angel der valsche begrippen gelegd werd. Belangrijk zijn hierover | |
[pagina 277]
| |
de aanmerkingen van von Haller: ‘On sait qu'en Espagne les dues d'Aranda, d'Alba, et de Villa Hermosa, ministres du Roi; en Portugal, le trop fameux Pombal; et en Italie, plusieurs autres grands seigneurs, figuraient parmi les adeptes et les protecteurs des sophistes français. En Danemarck, le roi Christian VII; en Suède, Gustave III, tombé depuis sous un fer assassin, et avant lui sa mère Ulrique; en Pologne, le roi Stanislas Poniatowski; et en Russie, l'impératrice Cathérine II, étaient en correspondance intime avec les philosophes français et donnaient l'assentiment le plus entier, sinon à leurs doctrines politiques, du moins à leurs doctrines anti-religieuses.’Ga naar voetnoot1 Zij werden, door eene zeer verleidelijke voorstelling, weldra ook voor het Staatsregt gewonnen. ‘On sut présenter aux Souverains les nouveaux principes philosophiques, comme propres à étendre leur pouvoir et à les affranchir de toutes les bornes que la justice naturelle et les conventions positives y avaient mises jusqu'ici. Quoique d'un côté il soit beau et agréable d'être seigneur et maître, et de commander, en son propre nom, en vertu de son propre droit; de l'autre il est aussi quelquefois avantageux de paraître en qualité de fonctionnaire ou d'employé suprême, de réunir le pouvoir personnel et le pouvoir délégué; et d'agir, en cas de besoin, en vertu d'un prétendu mandat que personne toutefois ne peut ni commenter ni révoquer. L'employé est payé; la volonté supposée et le service de son maître sont une excuse toujours prête pour ses actions quelconques; l'intérêt personnel et les injustices de tout genre se couvrent du manteau de ce qu'on appelle le bonheur du peuple. Du moment où les princes se donnent pour les premiers employés de la nation, leurs guerres aussi deviennent des guerres nationales, leurs dettes se changent en dettes nationales, leurs besoins en besoins de l'État; la conscription, les impôts arbitraires, et tout autre genre de service forcé, se justifient trèscommodément par l'idée d'un établissement public et de la souveraineté du peuple; les droits privés et les conventions fai- | |
[pagina 278]
| |
tes avec des individus ou des corps, n'ont plus aucune valeur dès que tout doit se rapporter aux prétendues fins de l'État, à l'intérêt de la majorité, ou à la volonté présumée du peuple, que l'on donne même pour la source de toute justice. Voilà le langage de la sirène, avec lequel on a séduit et fait tomber dans l'abîme des princes crédules. Mais les flatteurs se gardaient bien de leur montrer le côté opposé de ces principes, suivant lesquels on peut aussi destituer un employé, le renvoyer ou réduire son traitement; bien moins encore, leur disait-on, que le peuple, ce souverain imaginaire, en viendrait naturellement à vouloir donner des ordres à ses serviteurs, à décider de la guerre et de la paix, à diriger en un mot par lui-même ou autrement les intérêts qu'on disait être les siens.... C'est ce qui explique comment on a vu de nos jours des princes puissans, égarés par les principes du droit public philosophique, saper eux-mêmes la base de leur autorité et creuser l'abîme qui devait les engloutir.’Ga naar voetnoot1 Later zal ik welligt gelegenheid hebben de veranderde gezindheid der Vorsten, ook in het Volkerenregt, te bewijzen: thans bedoel ik hun inwendig beheer. De revolutionaire phraseologie werd algemeen. ‘Le système politique du philosophisme, l'idée contre nature d'une autorité dérivant du peuple, se répandit partout dans les vingt dernières années du 18e siècle; elle s'enracina plus ou moins dans presque toutes les têtes; elle dominait presqu'exclusivement dans la haute comme dans la petite littérature. De loin en loin on entendait encore çà et là quelques paroles de vérité prononcées avec faiblesse et timidité, comme une voix expirante dans le désert. Le langage du système s'introduisit peu à peu jusque dans le style des chancelleries, où cependant les anciennes locutions, les anciennes dénominations, empruntées de la nature, auraient dû se conserver avec le respect le plus sacré. Au lieu de ce langage antique et paternel, plein d'énergie et de cordialité, pénétré du sentiment de son droit et du droit des autres, on n'entendit plus parler dans les lois et les ordonnances des princes, publiées pen- | |
[pagina 279]
| |
dant les trente dernières années du 18e siècle, que d'associations civiles, d'autorité déléguée par le peuple, de pouvoirs législatif et exécutif, de serviteurs de l'État ou de fonctionnaires publics, de finances de l'État, de biens de l'État, de but des gouvernemens, de destinées du genre humain, de citoyens de l'État, de constitutions et d'organisations, de devoirs des souverains, de droits des peuples, etc., expressions et locutions qui, sorties des écoles de la philosophie moderne, devaient nécessairement augmenter la confusion générale des idées, et détruire insensiblement jusqu'au souvenir des anciens et véritables rapports.’Ga naar voetnoot1 Woorden brengen daden te weeg. De Vorsten, door geene heiligheid van verkregene regten en historische vrijheden teruggehouden, hoofden van een Staat, welks kenmerk het absolutisme der Volkssouvereiniteit was, gingen nu, als gekroonde plaatsvervangers van het Souvereine volk, met revolutionair alvermogen aan het werk. Algemeene regularisatie en centralisatie en codificatie was aan de orde van den dag. Het despotisme, ongeoorloofd en hatelijk uit eigen hoofde, werd, in naam van vrijheid en verlichting, en ten algemeenen nutte, als pligtmatig en liefelijk beschouwd. Ik zou personadiën welke in dezen wedstrijd een hoofdrol gespeeld hebben, kunnen schetsen; bij de Portugezen een Pombal, hooggeroemd, omdat hij een vijand der Geestelijkheid was, en van wien ook Schlosser getuigt dat hij met zijne filozofische Reformatie geen minderen afschuw verdient dan een Danton of MaratGa naar voetnoot2; in Rusland, de overspelige moordenares, welke door de Parijsche vrienden als de Semiramis van het Noorden begroet werd; welligt ook omdat zij den, zal ik zeggen snedigen of koddigen? inval gehad heeft in 1767 te Moscou, uit alle standen, uit alle talen, en uit alle Godsdiensten van het Rijk, eene talrijke vergadering zamen te roepen, ter vorming van een Algemeen Wetboek; eene Vergadering welke inderdaad bijeen kwam; van wege de Keizerin eene Instructie, erbarmelijk opkooksel der wijs- | |
[pagina 280]
| |
heid van Montesquieu en RousseauGa naar voetnoot1 ontving, en geen ander levensteeken achterliet dan de benoeming van 15 Commissiën voor constitutie, financiën, krijgszaken, wetgeving, enz., die, na zevenjarigen arbeid, mede onverrigter zake uiteengegaan zijn. In Pruissen, zoo al niet Frederik II, die, hoe ook met filozofie ingenomen en met filozofen bevriend, desniettemin, waar het Vorstelijke regten betrof, met anti-filozofische veêrkracht overvloedig bedeeld was, dan toch voorzeker zijn opvolger, den onder den invloed van Illuminaten en Jacobijnen gebragten Frederik Willem II, die, naauwelijks op den Troon, zijn volk op eens gelukkig dacht te maken, door de uitgifte van een algemeen wetboek in vier deelen, geheel in filozofischen zin bewerkt. In Oostenrijk Jozef II, den echten kweekeling der wijsbegeerte, die het zoo goed meende, die van zijn eigen denkbeelden zoo goeden dunk had; die van de weldadige strekking der ongeloovige filozofie zoo overtuigd was; en, uit dien hoofde, in de liefderijkheid zijner bedoeling, bij zijne pogingen om anderen gelukkig te maken, hun inzigten of vrijheden niet ontzag; die hun voorschreef en gewapenderhand opdrong wat voor hen zelven en dus ook, niet waar? voor allen, Christelijk en Godsdienstig genoeg was; die in de vernietiging der Stenden en in de slooping van vroegere inrigtingen de eerste voorwaarde tot opbouw der Maatschappij zag; die de volkseigenaardigheden en wetten, en gewoonten, in den revolutionairen smeltkroes meende te kunnen brengen; en die, na weinige jaren, de landen, bij de aanvaarding van het gezag, in hooge mate welvarend en bloeijend, achterliet in een toestand van verwarring, burgerkrijg, en afval, waarin de dood van den despotieken projectmaker het eenige en naauwelijks tijdige redmiddel was. Doch ik onthoud mij van verdere bijzonderheden. Genoeg om | |
[pagina 281]
| |
te herinneren dat de Vorsten en Overheden in bijna ieder land, ter doordrijving van hetgeen in hun oog algemeen nut was, aan de spitse der beweging, à la tête du mouvement, hebben gestaan. Napoleon heeft de opmerking gemaakt, die trouwens aan elken opmerkzamen beschouwer in het oog valt; ‘eene omwenteling in Frankrijk, wordt altijd, vroeger of later, door eene omwenteling in Europa gevolgd;’Ga naar voetnoot1 doch waarom is dit gezegde inzonderheid omtrent de velerlei revolutiën van den revolutionairen StaatGa naar voetnoot2 zóó juist? Omdat over geheel Europa, reeds in de dagen der Voorbereiding, eenheid en theoretische zamenwerking bestond, en de Europesche omwenteling inderdaad een aanvang had genomen eer de Fransche revolutie begon.
Mij blijft nog over, bepaaldelijk ten aanzien der Fransche Revolutie, te bewijzen dat ze, toen zij losbarstte, sedert lang voorbereid was. Maar is dit betoog niet, in zeker opzigt, afgedaan werk? voorwaar, na hetgeen ik van Europa gezegd heb, is er geen grond om te onderstellen dat er voor Frankrijk eene uitzondering bestaan heeft. Ik zou mij, ter bekorting, bijkans met eenige regels uit Mme de Stael, waar zij van het naderen der omwenteling gewag maakt, kunnen vergenoegen: ‘toutes les paroles et toutes les actions, toutes les vertus et toutes les passions, tous les sentimens et toutes les vanités, l'esprit public et la mode, tendaient également au même but.’Ga naar voetnoot2 Evenwel ik mag en wil mij niet geheel aan de uiteenzetting van mijn gevoelen onttrekken. Wel is waar, eenigermate is de bekrompenheid van inzigt geweken, welke aanleiding en oorzaak der Revolutie verward heeft. Men beweert niet meer dat de Fransche Monarchie ten gevolge van geldelijke verlegenheid ineengestort is. Menigeen erkent de waarheid der opmerking waarmede Mme de Stael haar werk begint: ‘La Révolution de France est une des grandes époques de l'ordre social. Ceux qui la considèrent comme un événement | |
[pagina 282]
| |
accidentel, n'ont porté leurs regards ni dans le passé, ni dans l'avenir. Ils ont pris les acteurs pour la pièce; et, afin de satisfaire leurs passions, ils ont attribué aux hommes du moment ce que les siècles avaient préparé.’Ga naar voetnoot1 Doch vraagt men wat deze Auteur, en menigeen ook thans nog, door dit voorbereidend werk der eeuwen bedoelt, het is de voorbereiding tot eene zeer goede en zegenrijke en heerlijke taak; te weten om instellingen, verouderd en verbasterd, naar den eisch van het gezond verstand en tot heil der Natiën, te hervormen. Aldus, met voorbijzage van den eigenlijken aard der valsche theoriën, beweert men dat er, tot 1789, eene goede rigting naar een wenschelijk doel was, waarvan eerst toen, door misverstand, eene bejammerenswaardige afwijking ontstond. - Het verkeerde van dit standpunt wordt door u niet in twijfel getrokken, zoo ik u van de verderfelijkheid der leer, waarin men de volmaking van Staten en Volkeren zoekt, overtuigd heb. Ik kom hierop niet terug; doch ik reken het niet overtollig te doen opmerken hoe men, door aan dit dwaalbegrip vast te houden, misschien zonder het te weten of te willen, tot het verwringen der Historie verleid is; zoodat men, of de ware toedragt, of het eigenlijke karakter, of het betrekkelijk gewigt der gebeurtenissen heeft miskend. Met enkele bijzonderheden omtrent dit een en ander wensch ik deze Lezing te besluiten.
Tot voorbeeld der misvatting van de toedragt der zaken neem ik het beklag over Lodewijk XVI, als of hij zich tegen de wenschen en behoeften der bevolking met halsstarrigheid verzet, of althans met te weinig bereidvaardigheid daarin gevoegd had. Het is niet mogelijk den weg der Revolutie te banen met meerderen ijver dan de jeugdige Vorst betoond heeft. De helft zijner Regering is een gestadig vooruitloopen op de wenschen der revolutionairen geweest. Mignet schrijft: ‘Il succomba par ses tentatives de réforme ... Son règne jusqu'aux États-Généraux, ne fut qu'une longue entreprise d'améliorations.’Ga naar voetnoot2 Begeert gij | |
[pagina 283]
| |
dit met naauwkeurigheid in het licht gesteld te zien, leest het eerste deel van het door mij aangeprezene Duitsche werkGa naar voetnoot1; doch wij ontwaren het reeds bij eene meer vlugtige beschouwing. Hoe danig waren zijne raadslieden? Ik vermeet mij niet de talenten of verdiensten van Malesherbes, Turgot en Necker in de weegschaal te leggen; dit alleen zeg ik; zij waren allen van ganscher harte revolutiegezind. Malesherbes was een achtenswaardig, maar een driftig voorstander der nieuwe filozofie. Om Turgot te kenschetsen, zij het genoeg dat, volgens hem, geenerlei regt van eenige corporatie geldt, zoo het aan het algemeen nut nadeelig zou kunnen worden; dit toch is de hoogste wet; het is bijgeloof eenig ontzag voor zulke regten te hebben.Ga naar voetnoot2 Evenzoo schrijft Necker dat het algemeen welzijn, dat is het voordeel der meerderheid, het rigtsnoer der Staatkunde behoort te zijnGa naar voetnoot3; terwijl de een zoowel als de ander, met vrijheidlievende bedoeling, de meest verregaande willekeur prijst: Necker beweert dat er slechts in zoo ver heilzame vrijheid bestaat als zij met het algemeene welzijn vereenigbaar isGa naar voetnoot4, en Turgot dat maatregelen ten beste der Natie, zelfs tegen de meening der vertegenwoordigers van haar vrije keus, moeten ten uitvoer worden gelegd.Ga naar voetnoot5 Ik kan hier de reeks der Koninklijke Edicten niet inlasschen, waarmede men de verwezenlijking der theoriën beproefd heeft. Meest opmerkenswaardig zijn de pogingen ter afschaffing van tallooze verordeningen, welke sedert eeuwen met de wettige eigendomsregten van gewesten, steden, standen, in onafscheidelijk verband hadden gestaanGa naar voetnoot6, als ook ter zoodanige splitsing van het Rijk als waardoor de zelfregering van het volk mogelijk scheen. De algemeene karaktertrek is deze: alles nieuw te willen maken; alles in te rigten à la Rousseau, en de hervorming der Monarchie te doen strekken ter opleiding tot een revolutionair Gemeenebest. Zoo werd, onder voorgang zijner Ministers, Lodewijk XVI, bedaard en bescheiden, tot soortgelijke handelingen als de woelzieke en eigenwijze Jozef II gebragt. Hij heeft niet in het onregt volhard; doch de Revolutiegezinden mogen | |
[pagina 284]
| |
niet vergeten dat hij, zich met voortvarende medewerking, aan hunne zijde geschaard had, totdat hem, bij het ervaren der nutteloosheid en schadelijkheid van zijn Reformatorisch geweld, de betuiging ontviel: het despotisme deugt niet; ook niet om een Volk gelukkig te maken door dwang.Ga naar voetnoot1
Ik zeide, ten tweede, dat met de toedragt ook het eigenlijk karakter der gebeurtenissen miskend wordt. Dit kan door hetzelfde voorbeeld worden gestaafd. Lodewijk XVI ondervond dat in verscheidene plaatsen oproerige beweging en over het gansche Rijk weêrzin en weêrstand de vrucht zijner welgemeende bemoeijingen was; en toen hij nu, aan Jozef II ongelijk, zich op de baan der willekeur niet verder begaf, in welk licht meent gij dat doorgaans dit gedrag, uit billijkheid en regtsgevoel gesproten, gesteld wordt? Hij had de kracht niet, zoo drukt bijv. Mignet het uit, ‘de soumettre les privilégiés aux réformes;’Ga naar voetnoot2 en dan wordt over dit gebrek aan veêrkracht gesproken, als of het, in de onderwerping der zoodanigen, om een verachtelijken hoop van volkverdrukkende Edelen en Geestelijken te doen was. Men vergeet dat de zoogenaamde tegenstand der Geprivilegieerden billijk misnoegen was dergenen die in hunne regten werden gekrenkt; dat, in de taal der revolutionairen, alles Privilegie heet wat niet past in het stelsel der nieuwerwetsche gelijkheid; en dat schennis der Privilegiën regtstreeks of zijdelings het geheele Volk trof. Ik beroep mij ten overvloede op een man, die geenszins anti-revolutionair is, op Schlosser: ‘Overal was het Volk aan het oude gehecht en despotieke Vorsten en Ministers wierpen het om ver. De zin voor regt en herkomst aan het Volk eigen, verhief zich tegen filozofisch, gelijk tegen ieder soort van geweld. De strijd was niet tegen de Geprivilegieerden alleen, maar tegen het Volk.’Ga naar voetnoot3 | |
[pagina 285]
| |
Vergunt mij nog een ander voorbeeld, te meer dewijl dit voor de beschouwing der latere gebeurtenissen van gewigt is. Ik bedoel de opvatting van hetgeen in 1789, vóór de zamenkomst der Nationale Vergadering, plaats gehad heeft. Tot dien tijd toe was, zegt men, de houding dergenen die reikhalzend uitzagen naar wijziging van den Staat, onberispelijk en voorbeeldig. Het was le mouvement sublime de 1789. Hervorming, geen omwenteling werd begeerd. ‘La révolution de 1789 n'a eu pour but que de régulariser les limites qui, de tout temps, ont existé en France.’Ga naar voetnoot1 En vraagt gij waarop dit beweeren zeer bepaaldelijk steunt? op de Instructiën welke door de kies-collegiën van Adel, Geestelijkheid en Derden Stand voor de Afgevaardigden opgesteld zijn. Deze, zegt men, getuigen allerwege van een echt-monarchalen geest. Ik heb voor mij eene brochure Appel contre la division des opinions, in 1831 stuksgewijs geplaatst in de Gazette de France; een soort van overzigt der Revolutie, geschreven, naar mij voorkomt, met een zoo helder inzigt van de aaneenschakeling der schijnbaar meest verschillende gebeurtenissen, dat ik het gewigt van dit onaanzienlijke boekske met dat van menig zwaarlijvig en daarbij welgeschreven boekdeel ten minste gelijk stel. Hoort nu de uitbundige lofspraak: ‘Quand on jette les yeux sur les cahiers de ces assemblées qui se tinrent simultanément dans toute l'étendue de ce royaume, on est pénétré d'admiration pour la sagesse profonde, pour l'esprit d'ordre et d'équité qui présida à leurs délibérations: unité de voeux, harmonie presque merveilleuse dans l'indication des mêmes abus et des mêmes réformes, unanimité de sentimens et de conduite; voilà ce qu'on trouve dans les cahiers de ces assemblées locales; partout même amour, même reconnaissance pour le père com- | |
[pagina 286]
| |
mun des Français, même respect pour les droits acquis, pour les principes fondamentaux de la société. On a peine à comprendre qu'un tel accord dans les voeux et les expressions ait pu se manifester au sein d'assemblées si diverses, de populations si distantes; là, toutes les classes sociales s'entendirent pour le bien de la patrie, tous les intérêts se confondirent dans l'intérêt général, abnégation absolue des uns, déférence, cordialité des autres, confiance de tous dans les vertus et dans l'équité du monarque; voilà ce qui se lit à chaque ligne dans ces monumens de la sagesse et du bon esprit du peuple. On ne trouve rien, dans les cahiers des assemblées de bailliages, qui ne soit français, qui ne soit national, qui ne soit inspiré par le patriotisme le plus vrai et le plus pur, qui n'eût réalisé pour la France un grand perfectionnement social, qui n'eût ouvert pour elle une ère de liberté, de repos et de bonheur.’Ga naar voetnoot1 En wanneer wij de cahiers zelve in de hand nemen, hoedanig is die hooggeroemde Monarchale zin? de ware strekking kan ons niet ontgaan, zoo we aan het verschil denken tusschen eigenlijke Monarchie en den monarchalen vorm van een revolutionair Gemeenebest. Men wil de Monarchie, het is zoo; maar welke? de historische of de revolutionaire? waar de Koning Souverein zijner onderdanen, of waar hij dienaar van het Souvereine Volk is? Om niet lang met het antwoord verlegen te zijn, zie men wat eenstemmig in de cahiers van den Adel gezegd wordt: de Koning is de eerste beambte en in het bezit eener hem toebetrouwde magt. Wilt gij nog eenige staaltjes hoe naauwgezet de aanhankelijkheid aan het historische Staatsregt geweest is? De Natie moet worden geraadpleegd over al wat voor haar van gewigt is: alle algemeene wetten moeten door de Stenden worden gemaakt en bekrachtigd: de wetgevende magt behoort aan de Natie, de uitvoerende aan den Vorst: de Derde Stand verlangt dubbele vertegenwoordiging en hoofdelijke stemming. Genoeg ter overtuiging dat, daargelaten de vraag of er in menig opzigt, ter goeder trouw, verwarring van historische inrigtingen met theoretische begrippen geweest is, in elk | |
[pagina 287]
| |
geval het oordeel niet te streng luidt: ‘de Cahiers waren eene oorlogsverklaring van de drie Stenden aan den Vorst, van den Derden Stand aan Adel en Geestelijkheid.’Ga naar voetnoot1
Eindelijk sprak ik van menigvuldige misvattingen, ten gevolge van het overdreven gewigt dat men, door het voorbijzien van de hoofdzaak, aan bijzaken hecht. Ik heb een aantal voorbeelden hiervan op ééne bladzijde van Ancillon. ‘Bien loin que la révolution doive être jugée nécessaire, on peut alléguer une foule de choses qui, par leur présence ou par leur absence, l'auraient prévenue ou lui auraient donné une autre direction. De ce genre sont: a, l'appel fait en quelque sorte à tous les Français de débattre les formes de la représentation; b, le long intervalle placé entre la convocation des États-Généraux et leur réunion; c, le doublement du tiers; d, la réunion ordonnée à Versailles, près du volcan de Paris, au lieu de la faire à Blois, à Tours, à Compiègne, ou dans telle autre ville; e, la timidité de la Cour, qui l'empêcha de décider les grandes questions, avant que les députés eussent eu le temps de s'entendre et de se concerter. La déclaration du 20 juin, donnée le 5 mai, changeait tout l'état de la France.’Ga naar voetnoot2 Ancillon behoort voorzeker tot de schrijvers die aanspraak hebben, wanneer men van hen verschilt, dat hunne meening, zoowel in haar oorsprong als in haar uitkomsten, ter toetse worde gebragt. De oorsprong is openbaar. Hij wil niet dat, zelfs in 1789, de | |
[pagina 288]
| |
Revolutie onvermijdelijk geweest zij. ‘Dire que la Révolution était nécessaire, c'est dire que la faiblesse du Gouvernement et l'audace criminelle de l'Assemblée étaient nécessaires et inévitables. Saisisse qui pourra et voudra ce point de vue, aussi contraire à la liberté qu'à la dignité de l'homme, et qui l'avilit, en l'absolvant de tout ce qu'il fait, et de tout ce qu'il supporte.’Ga naar voetnoot1 Deze zinsnede verschrikt mij niet; ik houd vol dat de Omwenteling én toen én vroeger onvermijdelijk was; doch ik protesteer tegen de gevolgtrekking. Mijn gevoelen heeft niets met het fatalismeGa naar voetnoot2, niets met het verontschuldigen van misdaad of misdadigers gemeen. Of is er niet geschreven: ‘het is noodzakelijk dat de ergernissen komen; doch wee dien mensch door welken de ergernis komt.’ Omdat eene verleidelijke dwaling, bij het verderf van het menschelijke hart, op dien al te vruchtbaren akker zich steeds in een rijken oogst van wanbegrippen en wanbedrijven openbaart, wordt de schuld en toerekenbaarheid voor bijzondere personen geenszins vernietigd, en, al is het dat ik onvermogend ben om het kwaad te beletten, nooit ben ik verpligt aan hen wier beginselen ik afkeur, of hulp of hulde te brengen. Van de onweêrstaanbare overmagt der beginselen niet overtuigd, zoekt hij de oplossing enkel in de daden van hen die, in naam althans, aan het bestuur zijn geweest. Hij vergeet den toestand waarin de Overheid zich bevond. De opmerking is, in gewone tijden, allezins waar: weifeling van het Gouvernement is aanmoediging van rebellie, en gedeeltelijke concessie uit zwakheid het zekere middel om, met zelfvernedering, tot volledig toegeven genoodzaakt te worden. Maar het was geen gewone tijd. Zij van wie men dergelijke standvastigheid verlangt, hoe konden zij, toch ook kinderen hunner eeuw, die bezitten; en, al ware zij hun, door naauwelijks verklaarbare uitzondering, ten deel gevallen, hoe zouden zij in de mogelijkheid geweest zijn hun wil, waar die met den wil bijkans van allen in tegenspraak was, te doen gelden? Men verge van niemand een onwrikbaren gang, wanneer een oorzaak van algemeene bedwel- | |
[pagina 289]
| |
ming in de lucht is; en, zoo één enkele dezen atmosferieken invloed mogt kunnen wederstaan, men vleije zich niet dat, onder het driftig geschreeuw en onzinnig voortwoelen van allen, die ééne, omdat hij, tot verontwaardiging van elkeen, bezadigd en nuchteren bleef, den boventoon en de overmagt zal kunnen hebben. De opmerking van Mme de Stael omtrent iemand, voor wiens talenten en karakter zij, naar mijn inzien, zeer ten onregte eerbied gevoelt, omtrent Lafayette, is, in haar algemeenheid, zeer juist. ‘Quelle que fût son opinion politique, s'il avait voulu s'opposer à l'esprit du temps, son pouvoir eût été brisé. Les idées régnaient à cette époque, et non les individus. La terrible volonté de Bonaparte lui-même n'aurait pu rien contre la direction des esprits.’Ga naar voetnoot1 - Uit dit oogpunt dient men de meening van Ancillon in haar détails te beschouwen, en zich af te vragen of een geslacht dat de begrippen van Montesquieu en Rousseau, als een politiek Evangelie, had ingezogen, zich door eenigerlei daad of beslissing, door wijze overleggingen of fijne kunstgrepen van het Hof, zou hebben laten terughouden in het streven naar hetgeen in den loop der Omwentelingstheorie lag. Men had de Staten-Generaal moeten bijeenroepen, als in 1614. - Voorzeker, had het kunnen geschieden, de raadgeving zou uitmuntend geweest zijn; want, volgens de voormalige orde, was de Koning alleenheerscher, de onderdanen werden enkel gehoord, hun toestemming werd enkel voor subsidiën vereischt. Maar meent men in goeden ernst dat de openbare meening, door zoodanige bespotting van haar eischen, op het oogenblik dat zij van haar overmagt bewust was, had kunnen worden te vrede gesteld? - Men had zich althans voor het verdubbelen van het getal Afgevaardigden uit den Derden Stand, voor le doublement du tiers behooren te wachten, waarvan de hoofdelijke stemming en dus de overmagt van het democratisch beginsel, onafscheidelijk was. Voorzeker; want niets kon, ter voorkoming van de Omwenteling, wenschelijker zijn dan de beraadslaging door iederen Stand afzonderlijk te doen geschieden, of wel, zoo er eene | |
[pagina 290]
| |
vereenigde Vergadering was, te zorgen dat de Derde Stand door Adel en Geestelijkheid overstemd wierd. Maar dit schrander overleg had één gebrek; de rekening dat één minder is dan twee, was te duidelijk, te eenvoudig, en ook de Derde Stand had rekenen geleerd. En gelooft men dat, nu Geestelijkheid zoowel als Adel, een voorwerp van minachting was; nu iedereen wist dat, volgens de Staatkunde, zoo men achtte, van het gezond verstand, het getal der Representanten evenredig aan het getal der Gerepresenteerden behoort te zijn, de Derde Stand, bij de bewustheid van zijn dagelijks toenemend vermogen, zich in zoodanig regelmatig overstemd worden, zich in de overmagt eener minderheid, die bij het geheel der Natie naauwelijks in aanmerking kwam, lijdelijk zou gevoegd hebben? Mme de Stael zegt het tegendeel: ‘Si l'on n'avait pas accordé légalement une double représentation au tiers, on savait, à n'en pas douter, qu'irrité de n'avoir pas obtenu ce qu'il demandait, il aurait envoyé aux états-généraux un nombre de députés beaucoup plus considérable encore;Ga naar voetnoot1 la mode était dans ce sens; c'était le résultat de tout le 18e siècle:’Ga naar voetnoot2 en, volgens Thiers was, ook in dit opzigt, de overlevering met regt en reden in strijd: ‘d'une part on faisait valoir les anciennes traditions, de l'autre les droits naturels et la raison.’Ga naar voetnoot3 Doch er was een ander behoedmiddel, aan dat van Ancillon tegenovergesteld. Niet door onverzettelijkheid, maar door overvloed van toegeeflijkheid had Frankrijk kunnen gered worden. Dit is het oordeel, bijv. van Mme de Stael en van Thiers. De eerste zegt: ‘Les États-Généraux s'annonçaient sous les plus heureux auspices... Sans doute, il restait encore de grands sujets de discorde entre la nation et les privilégiés, mais le roi était placé de manière à pouvoir être leur arbitre, en se réduisant de lui-même à une monarchie sagement limitée.Ga naar voetnoot4 Derhalve ‘une Monarchie sagement limitée’ zou tegen omwenteling behoed hebben. Ik geloof te kunnen volstaan met de opmerking dat het woord | |
[pagina 291]
| |
sagement vatbaar is voor verscheidenheid van uitlegging, en dat het om geen beperkt gezag van den Vorst, maar, om het onbeperkte gezag van het Souvereine Volk te doen was. Thiers meent dat de concessiën vruchteloos waren, omdat zij te laat en ten halve geschied zijn. ‘On avait promis à la Nation les états-généraux, elle demanda que le terme de la convocation fut rapproché; le terme rapproché, elle y voulut la prépondérance: on la lui refusa, mais en doublant sa représentation, on lui donna le moyen de la conquérir. Ainsi donc on ne cédait jamais que partiellement, et lorsqu'on ne pouvait plus lui résister; mais alors ses forces étaient accrues et senties, et elle voulait tout ce qu'elle croyait pouvoir. Une résistance continuelle, irritant son ambition, devait bientôt la rendre insatiable. Mais alors même, si un grand ministre, communiquant un peu de force au roi, se conciliant la reine, domptant les privilégiés, eût devancé et rassasié tout à coup les prétentions nationales, en donnant lui-même une constitution libre; s'il eût satisfait ce besoin d'agir qu'éprouvait la nation en l'appelant tout de suite, non à réformer l'état, mais à discuter ses intérêts annuels dans un état tout constitué, peut-être la lutte ne se fût pas engagée.’Ga naar voetnoot1 Inderdaad waar reden tot misnoegen is, behoort men uit vrije beweging en zonder uitstel bevrediging te geven aan billijken wensch, om met des te meer kracht tegenstand te bieden aan onbillijken eisch. Men bevredigt de driften door eene tijdige en volledige gift; men tergt ze door halve toegeeflijkheden uit blijkbaren dwang. Ik heb dus geenerlei aanmerking tegen deze wijsheid dan alleen dat ik ze hier niet toepasselijk acht: vermits men in 1789 te strijden had tegen een leer, volgens welke al wat de Natie verlangde, haar regt, al wat zij verkreeg, un à compte, eene gedeeltelijke afdoening eener onbetaalbare schuld was. Oververzadiging is niet denkbaar, omdat de Revolutie-geest eene alverslindende kracht heeft; overvloed van water is ongenoegzaam, waar het bodemlooze vat moet worden gevuld. Mij dunkt dat de opmerking van Mme de Stael volkomen juist | |
[pagina 292]
| |
is: ‘En examinant la conduite de Louis XVI, on y trouvera sùrement des fautes, soit que les uns lui reprochent de n'avoir pas assez habilement défendu son pouvoir illimité, soit que les autres l'accusent de n'avoir pas cédé sincèrement aux lumières du siècle; mais ses fautes ont été tellement dans la nature des circonstances, qu'elles se renouvelleraient presqu'autant de fois que les mêmes combinaisons extérieures se représenteraient.’Ga naar voetnoot1 De Revolutie moest, ondanks wijziging van verzuim of bedrijf, na de gemoederen overheerd te hebben, elke omstandigheid aan zich onderwerpen; door wederstand en toegeeflijkheid beide worden versterkt. De heerschappij over de gemoederen was onloochenbaar, ende Geschiedenis zou nu uiterlijk te voorschijn brengen wat innerlijk reeds tot stand gebragt was. Uit dit oogpunt moeten de gebeurtenissen, om ze in haar oorsprong, aard en gewigt te leeren schatten, telkens worden gewaardeerd. Zoo ontken ik niet dat de brochure van Sieyes over le Tiers État, met de vragen: ‘Qu'a-t-il été? rien. Qu'est-il? tout. Que demande-t-il à être? quelque chose;’ verbazenden invloed gehad heeft; doch waarom? dewijl zij het weluitgedrukte résumé van de sedert lang toegejuichte redeneringen over den wenschelijken invloed van het Volk was. Zoo is, omtrent de zamensmelting der Stenden tot eene Nationale Vergadering, de uitdrukking van Mme de Stael niet te sterk: ‘Ce décret étoit la révolution même.’Ga naar voetnoot2 - Maar deze afkondiging der Revolutie, dit verdwijnen der bevoorregte Stenden in de vertegenwoordiging van het gansche Volk, was de eerste voorwaarde van de toepassing eener leer die gezegevierd had. Zoo ontneem ik niets aan de uitgestrektheid der gevolgen van hetgeen in één beruchte nacht, van 4 Aug. 1789, bij het stormloopen op de Privilegiën verrigt is; doch deze algemeene vernietiging was niet anders dan de voltrekking van een vonnis dat sedert lang reeds uitgesproken was. | |
[pagina 293]
| |
Doch ik zou, aldus voortgaande, te ver geraken op het gebied der ontwikkeling, waarvoor ik de volgende Lezing bestemd heb. Ik heb genoeg gezegd, zoo ik getoond heb dat, in 1789, de voorbereiding, nu zij voltooid was, door ontwikkeling moest worden gevolgd. Ook Ancillon, zich zelven eenigzins ongelijk, erkent: ‘La révolution fut consommée sous le rapport des principes, le jour où le tiers-état se déclara Assemblée nationale; la révolution fut consommée sous le rapport des moyens, le jour où le peuple prit la Bastille Le premier, la souveraineté du peuple fut décrétée, le second, la force de la populace fut employée. Or toute la révolution n'est que le développement de ce principe, et de ce moyen, qui devait amener la souveraineté de la populace.’Ga naar voetnoot1 - De Revolutie was daar: niet, gelijk sommigen beweeren, algemeene hervorming welke, ondanks de jammeren waarmede zij gepaard ging, echter, in doel en uitkomst, tot de heilzame wereldgebeurtenissen behoort; ook niet enkel of vooral, zoo als men uit de bewoordingen van Ancillon zou opmaken, democratische omkeering van den Staat; maar de Revolutie, gelijk zij, ondanks de weldaden waarmede hooger leiding haar verderfelijken invloed heeft getemperd, de werking van waarlijk heilzame beginselen ook nog in onze dagen bijkans onmogelijk maakt; de Revolutie met haar stelselmatige toepassing van de wijsbegeerte des ongeloofs; met haar misdrijven en moordtooneelen en verwoesting, met haar zelfvergoding en aanbidding van de Rede op de puinhoopen van den Staat. - Zoodanige loop der dingen kon bij de overmagt der valsche Filozofie worden voorspeld. Reeds in 1770, werd te regt van wege de Geestelijkheid aan den Koning gezegd: ‘L'impieté en veut tout à la fois à Dieu et aux hommes. Elle ne sera satisfaite que lorsqu'elle aura anéanti toute puissance divine et humaine. Elle précipitera la France dans toutes les horreurs de l'anarchie et y fera naître les plus étranges révolutions.’Ga naar voetnoot2 Vergunt mij nog ééne bijzonderheid, die welligt niet aan allen | |
[pagina 294]
| |
bekend is. In eene predikatie voor het Hof, in de eerste maanden van 1789, sprak de redenaar deze opmerkelijke woorden uit: ‘Uwe tempelen, o Heer! zullen verwoest worden; Uw dienst vernietigd, Uw Naam gelasterd. De lofliederen U ter eer, zullen voor de schandelijke zangen der losbandigheid moeten wijken; en op de heilige aan U gewijde plaats zal eene vloekwaardige godes op den troon worden gezet om de hulde der aanbidding te ontvangen.’Ga naar voetnoot1
Zoo was het; zoo moest gebeuren wat gebeurd is; zoo was de Omwenteling daar, in den zin waarin ik het woord Revolutie versta; en gij zult, geloof ik, ook aldus uw zegel kunnen hechten aan het gezegde van een schrijver wien de gaaf te beurt is gevallen om dikwerf met een enkelen trek den wezenlijken aard der meest belangrijke gebeurtenissen te schetsen, van Mignet: ‘De Staten-Generaal hebben eene Omwenteling afgekondigd, die reeds gemaakt was.’Ga naar voetnoot2 |
|