Ongeloof en revolutie
(1847)–G. Groen van Prinsterer– AuteursrechtvrijEene reeks van historische voorlezingen
[pagina 201]
| |
IX. Ongeloof. (vervolg.)Wij hebben gezien hoe de verlevendiging van het geloof, tijdens de Hervorming, later in doode regtzinnigheid of huichelarij en zedenbederf te niet gegaan is; en hoe zij plaats gemaakt heeft voor de algemeenwording van het ongeloof, inzonderheid in de standen wier denkwijs op den voortgang der ideën den meesten invloed bezit. Dit ongeloof is de oorzaak der Revolutie geweest. De waarheid mijner stelling kan uit de Geschiedenis worden getoond. Vooraf echter heb ik een ander soort van betoog niet overtollig gekeurd. Ik heb gewenscht u de onvermijdelijke werking van het systematisch ongeloof, uit zijn eigenaardig karakter en innerlijk wezen, te bewijzen. Hiertoe moest ik eerst onderzoeken op hoedanige wijs de dwaling zich tot een systema, in Godsdienst en in Politiek, ontwikkelt; met andere woorden, tot welke gevolgtrekkingen men, door de aanneming van het valsche beginsel, geleid wordt. In de vorige Lezing heb ik getracht dit ten aanzien van de Godsdienst te verrigten; heb ik ten oogmerk gehad te doen zien dat de oppermagt der Rede uitloopt op ongodisterij en materialisme; dat er geen rustpunt voor haar is, zoolang zij niet de diepte van den afgrond bereikt heeft. Dezelfde taak blijft mij nog over ten aanzien van het Staatsregt. Ik wil dit avonduur besteden aan het betoog dat de revolutionaire Vrijheid of de Souvereiniteit van den wil zich in de diepten van het Radicalisme verliest. | |
[pagina 202]
| |
De reeds opgemerkte analogie der Godsdienstige en der politieke questie valt in het oog. De overgang is natuurlijk en ongezocht. ‘De l'idée chimérique de rendre la raison de chacun indépendante de toute autorité, ou de détruire toute foi quelconque, au projet non moins ridicule d'affranchir les hommes de tout supérieur temporel, il n'y a qu'un pas facile et inévitable. L'association naturelle des idées devait nécessairement faire tirer les conséquences: et par là s'explique aussi comment la lutte contre l'autel et le trône, contre l'Église et l'État, contre les prêtres et les rois, marcha toujours du même pas, conduite simultanément par les mêmes hommes et appuyée sur les mêmes principes.’Ga naar voetnoot1 Vrijheid van denken, maar ook van handelen. Oppermagt van het verstand, maar ook van den wil. Onbedorvenheid der rede, maar ook van het hart. De mensch uit zich zelven is goed; van waar dan het kwaad? De mensch uit zich zelven is tot weldoen en liefdebetoon geneigd; van waar dan dat de Maatschappij door het duizendvoudige zwaard der menschelijke driften verontrust en verteerd wordt? Het antwoord der wijsbegeerte is gereed. De oorsprong van het kwaad ligt in de vormen, waardoor de oorspronkelijke regtheid der menschelijke natuur verwrongen is geworden en de neigingen en hartstogten in een rigting, aan den natuurlijken aanleg tegenovergesteld, gewerkt hebben. Alzoo komt men reeds terstond tot het besluit dat enkel in de wijziging der vormen, in de omverwerping van al wat de vrijheid belemmert, in de opvolging der neigingen en driften, het middel van herstel en zelfvolmaking voor den Staat moet worden gezocht. Gelieft vooral ook hierop te letten. Gelijk in de waarheid die uit God is, alle waarheid een steun vindt, zoo ligt de algemeene grondslag van regten en pligten in de Souvereiniteit Gods. En wanneer nu die Souvereiniteit vervalt; wanneer de Godheid verloochend, of, wat nagenoeg op hetzelfde neêrkomt, omdat zijn Rijk niet van deze wereld is, in den Hemel wordt gebannen, waar blijft dan de oorsprong van het gezag, van het regt, van elke | |
[pagina 203]
| |
heilige en pligtmatige betrekking in den Staat, in de Maatschappij, in den huiselijken kring? op welken grond kan het onderscheid van rang en stand worden gewettigd? welke reden is er dat ik gehoorzaam en een ander mij gebiedt? Dit is gewoonte, sleur, misbruik, onregt, verdrukking. Er is tusschen de menschen, ondanks alle maatschappelijke verscheidenheden, geen wezenlijk verschil. Neemt God weg; en de stelling wordt onbetwistbaar dat de menschen in revolutionairen zin vrij en gelijk zijn. Staat en maatschappij vallen uit een; er is een beginsel van ontbinding, dat niet ophoudt, eer de verdeeling op geïsoleerde menschen afstuit, op eenlingen, op individus; een woord dat alleen onder den invloed der revolutie geboren kon worden, en waarin haar alverwoestend karakter naïf en krachtig uitgedrukt is. Wat meent gij dat men in vroeger dagen van eene politieke nomenclatuur zou gedacht hebben, waarin de mensch, geschapen naar den beelde Gods, bij voorkeur met den naam van eenling, en den titel van ondeelige aangeduid werd? En echter de juistheid der benaming kan niet worden betwist. De Staat lost zich op in eene hoeveelheid van ondeelbaarheden, van atomen, waaruit daarna de Staat, gelijk de wereld naar het u bekende stelsel van Epicurus, ‘ex concursu fortuito atomorum’ zal worden gevormd. Deze volledige vernietiging van het gezag is, uit het oogpunt des ongeloofs, de wegneming van een misbruik dat menschonteerend genoemd wordt. Dit is opmerkelijk; want aldus zien wij, in de gevolgen der ontkentenis van het Droit Divin, den oorsprong niet enkel van het Liberalisme, maar van de geestdrift die er door gewekt wordt. De liberale theorie is, in zeker opzigt, met de verhevenheid van onzen aanleg in verband. De mensch vernedert zich door onderwerping aan een bloot menschelijk gezag. De mensch is te groot om zich voor den medemensch te buigen, wanneer deze, in eigen naam en niet als mededienaar der Godheid, bevel voert. Deze waarheid, die ons een diepen blik in den aard van de revolutionaire woelingen doet werpen, is krachtig uitgedrukt bij de la Mennais: ‘L'ange, par sa nature, est au-dessus de l'homme; cependant l'homme ne doit rigoureusement rien à l'ange. Qu'un ange revête une forme sensible, et descende sur | |
[pagina 204]
| |
la terre, où sera la raison de lui obéir? Je n'aperçois aucun droit d'un côté, ni de l'autre aucun devoir. Tout être créé est dans une indépendance naturelle de tout autre être créé, et si le plus élevé des esprits célestes venoit, de son seul mouvement, et sans autre titre que sa volonté, dicter des lois à l'homme, et l'asservir à sa domination, je ne verrais en lui qu'un tyran et dans ses sujets que des esclaves. Qu'est-ce donc quand l'homme lui-même s'arroge l'empire sur l'homme, son égal en droit, et souvent son supérieur en raison, en lumières, en vertus? Estil une prétention plus inique, plus insolente, une servitude plus ignominieuse? Certes, je n'hésite point à le dire avec Rousseau: Il faut une longue altération de sentimens et d'idées, pour qu'on puisse se résoudre à prendre son semblable pour maître.’Ga naar voetnoot1
Maar er is toch een zamenleving en een Staat; en er behoort, zoo wij niet naar barbaarschheid verlangen, een zamenleving en een Staat te zijn. Gezag en regt en pligt en ongelijkheid zijn onmisbaar. Wij hebben gezien hoe de historische Staat wordt ontbonden; laat ons nu zien hoe de revolutionaire Staat gevormd wordt. Dit vormen en constitueren van den Staat is een denkbeeld dat, op zich zelf genomen, voorzeker niet ten onregte afgekeurd wordt. ‘Une des plus dangereuses folies de notre siècle, est de s'imaginer que l'on constitue un État, ou qu'on forme une société du jour au lendemain, comme on élève une manufacture. On ne fait point les sociétés; la nature et le temps les font de concert: et voilà pourquoi il est si difficile qu'elles renaissent lorsque l'homme les a détruites, la même action qui a détruit s'opposant à l'action réparatrice du temps et de la nature. On veut tout créer instantanément, tout créer d'imagination, et fondre, en quelque sorte, la société d'un seul jet, d'après un modèle idéal, comme on jette une statue en bronze. L'on substitue en tout les combinaisons arbitraires de l'esprit aux rapports nécessaires, aux lois simples et fécondes qui s'établissent | |
[pagina 205]
| |
d'elles-mêmes, quand on n'y met pas obstacle, comme les conditions indispensables de l'existence. Lorsqu'épris de théories chimériques, on a commencé à renverser, on ne doutoit de rien, parce qu'on ne savoit rien; ensuite on croit tout savoir, parce qu'on a beaucoup agi, beaucoup souffert, et qu'après avoir disséqué des peuples tout vivans, pour chercher dans leurs entrailles les mystères de l'organisation sociale, la science doit être complète et la société parfaitement connue. Dans cette confiance, rien n'arrête, rien n'embarrasse; on constitue et l'on constitue encore; on écrit sur un morceau de papier qu'on est une monarchie, une république, en attendant qu'en réalité on soit quelque chose, qu'on soit un peuple, une nation.’Ga naar voetnoot1 Voortreffelijke tentoonstelling der ongerijmdheid van zoodanige schepping; maar die ongerijmdheid is desniettemin de eenige wijsheid waardoor de revolutie, bij de voortwerking van haar beginsel, uit den aard der zaak wordt gekenmerkt. Of hoe zou er, wanneer men regt en historie ter zijde gesteld heeft, eenig ander rigtsnoer voor de bouwlieden dan eigenwijsheid en willekeur overig zijn? Laat ons dan, vermits het om de vorming van een nieuwen Staat te doen is, nagaan hoe dit, naar het revolutionair beginsel, op eene, zoo men zegt, voor de menschheid niet onteerende wijs plaats hebben kan. Hoe de Staat zal worden gevormd? hoe tusschen die vrije en gelijke menschen op eene wettige manier eene vereeniging zal plaats hebben? Door vrijwillige overeenkomst alleen. Legt het revolutionair begrip van vrijheid en gelijkheid ten grondslage van uw gebouw. Gezag en regt kan enkel conventioneel zijn; de Staat kan, waar niet van geweld spraak is, geen anderen oorsprong hebben dan het Maatschappelijk Verdrag. Wij vinden dus hier de dwaling terug waarin, gelijk we zagen, de verbastering der politieke wetenschap voornamelijk bestaan heeft. De dwaling dat associatie het criterium van den Staat is, zien wij hier, ten gevolge van het atheïstische beginsel, door het ongeloovige | |
[pagina 206]
| |
Staatsregt in den meest ruimen omvang en op de meest verderfelijke wijs gesanctionneerd. Grootendeels aan uwe eigene overweging moet ik, om de kortheid des tijds, het ontrollen overlaten van de gevolgtrekkingen dezer leer. Ik wil echter trachten u eene proeve van dien rijken voorraad te geven. Ik wil namelijk eenige stellingen aanvoeren uit het Contrat Social van Rousseau, min of meer in stelselmatige orde te zamen gebragt. Zijne schriften hebben meer nog, geloof ik, om het logische van den inhoud dan om het wegslepende der voordragt, een onweêrstaanbaren invloed gehad; en dit geschrift is bovenal leerrijk, omdat daarin met het geweld eener redeneerkunde, welke zich door niets terughouden laat, het geheele politiek gedeelte van de wijsbegeerte der 18e eeuw, als in een kort begrip, opgesloten ligt. Bedrieg ik mij niet, zoo zult gij, in die aanhalingen, slag op slag, de meest gevaarlijke wanbegrippen erkennen, maartevens ontwaren dat zij, krachtens het eenmaal aangenomene beginsel, het karakter van waarheid bezitten, en dat de hooge toon van den schrijver, niet enkel op grootspraak en opgeblazenheid, maar op het regtmatige besef van het onvermogen zijner tegenstanders en van de onwederlegbaarheid zijner leeringen berust.
Welke is, volgens Rousseau, de grondslag der zamenleving? Conventie. ‘L'ordre social ne vient point de la nature; il est donc fondé sur des conventions.’Ga naar voetnoot1 Hoedanig is dus elk Gouvernement? - republikeinsch. ‘Tout Gouvernement légitime est républicain.’Ga naar voetnoot2 - Gij ziet dat met ééne pennestreek, maar die het resultaat van onloochenbare gevolgtrekking is, de wettigheid van alle Europesche Rijken, zoo als ik u die vroeger in hun historischen oorsprong en wezen geschetst heb, weggenomen wordt. Wat is de wet? - de volkswil: ‘le peuple, soumis aux loix, en doit être l'auteur.’Ga naar voetnoot3 | |
[pagina 207]
| |
Op welke wijs is dit staatsgezag of deze volkswil beperkt? - op geenerlei wijs. ‘Il est contre la nature du corps politique que le Souverain s'impose une loi qu'il ne puisse enfreindre. Ne pouvant se considérer que sous un seul et même rapport, il est alors dans le cas d'un particulier contractant avec soi-même: par où l'on voit qu'il n'y a ni ne peut y avoir nulle espèce de loi fondamentale obligatoire pour le corps du peuple, pas même le Contrat Social.Ga naar voetnoot1 La volonté générale est toujours droite.’Ga naar voetnoot2 Welk deel zijner regten heeft de burger, bij het Maatschappelijk Verdrag behouden? - geen enkel; in de volledige overgave zijner regten ligt het wezen van dit verdrag. ‘Les clauses bien entendues du Contrat Social se réduisent toutes à une seule; savoir l'aliénation totale de chaque associé avec tous ses droits à toute la communauté.’Ga naar voetnoot3 Welke is de betrekking tusschen burger en Staat? - het nec plus ultra van onderworpenheid en lijdelijkheid. ‘Comme la nature donne à chaque homme un pouvoir absolu sur tous ses membres, le pacte social donne au corps politique un pouvoir absolu sur tous les siens, et c'est ce même pouvoir, qui, dirigé par la volonté générale, porte le nom de souveraineté.’Ga naar voetnoot4 Wanneer kan de Staat over het leven van den burger beschikken? - als de Staat oordeelt dat zijn dood eenig nut kan hebben voor den Staat. ‘Le Citoyen n'est plus juge du péril auquel la loi veut qu'il s'expose, et quand le Prince (le Souverain) lui a dit, il est expédient à l'État que tu meures, il doit mourir; puisque ce n'est qu'à cette condition qu'il a vécu en sureté jusqu'alors, et que sa vie n'est plus seulement un bienfait de la nature, mais un don conditionnel de l'État.’Ga naar voetnoot5 Vollediger Absolutisme is ondenkbaar; de vrijheid van den burger is een lijfeigenschap, neen! is eene overgifte beide van ligchaam en ziel, ten behoeve van den Staat. Maar in welk opzigt kan Rousseau van dwaling worden overtuigd, wanneer het om de oprigting van een conventionelen Staat te doen is? Zijne sluit- | |
[pagina 208]
| |
redenen zijn schrikverwekkend; zij zijn ook juist: want, door een minderen dwang of door eene betere soort van vrijheid, zou het stelsel te niet gaan. Wij vinden hier het gedrochtelijke systema van Hobbes terug; echter, wat de toepassing betreft, met een punt van wezenlijk verschil. ‘La différence essentielle entre Hobbes et Rousseau ne consiste que dans un seul point. Hobbes, après la conclusion du pacte social, veut que le peuple primitivement Souverain, délègue tout son pouvoir à un prince ou à un sénat; Rousseau prétend au contraire que le peuple en conserve la pleine et entière possession.’Ga naar voetnoot1 Doch laat ons verder gaan. Wat wordt, in dit stelsel, de Overheid, de Regering? Lijnregt daalt uit het beginsel der conventionele vereeniging de definitie van het Gouvernement af. - ‘Qu'est-ce que le Gouvernement? Un corps intermédiaire établi entre les sujets et le Souverain pour leur mutuelle correspondance, chargé de l'exécution des loix, et du maintien de la liberté tant civile que politique. - Les membres de ce corps s'appellent Magistrats ou Rois, c'est-à-dire Gouverneurs, et le corps entier porte le nom de Prince. Ainsi ceux qui prétendent que l'acte par lequel un peuple se soumet à des chefs n'est point un contract, ont grande raison. Ce n'est absolument qu'une commission, un emploi dans lequel, simples officiers du Souverain, ils exercent en son nom le pouvoir dont il les a faits dépositaires, et qu'il peut limiter, modifier et reprendre quand il lui plait, l'aliénation d'un tel droit étant incompatible avec la nature du corps social, et contraire au but de l'association.’Ga naar voetnoot2 Het Gouvernement heeft geen eigen bestaan. ‘L'État existe par lui-même et le Gouvernement n'existe que par le Souverain. Ainsi la volonté dominante du Prince n'est ou ne doit être que la volonté générale ou la loi; sa force n'est que la force publique concentrée en lui; sitôt qu'il veut tirer de lui-même quelque acte absolu et indépendant, la liaison du tout commence à se relâcher.’Ga naar voetnoot3 | |
[pagina 209]
| |
Waar het Volk te voorschijn treedt, verdwijnt het Gouvernement. ‘'A l'instant que le Peuple est légitimement assemblé en corps souverain, toute jurisdiction du Gouvernement cesse, la puissance exécutive est suspendue, et la personne du dernier Citoyen est aussi sacrée et inviolable que celle du premier Magistrat, parcequ'où se trouve le Représenté, il n'y a plus de Représentant.’Ga naar voetnoot1 Wat wordt er van de verscheidenheid der Staatsvormen? - De vraag omtrent Democratie, Aristocratie of Monarchie wordt geheel secundair; een verschil, in letterlijken zin, omtrent den vorm, geenszins in het wezen. ‘Cette personne publique qui se forme par l'union de toutes les autres prenoit autrefois le nom de Cité, et prend maintenant celui de République ou de corps politique, lequel est appelé par ses membres État quand il est passif, Souverain quand il est actif, Puissance en le comparant à ses semblables. 'A l'égard des associés ils prennent collectivement le nom de Peuple, et s'appellent en particulier Citoyens comme participant à l'autorité souveraine et Sujets comme soumis aux lois de l'État.Ga naar voetnoot2 Le Souverain peut commettre le dépôt du Gouvernement à tout le peuple, ou à la plus grande partie du peuple. On donne à cette forme de Gouvernement le nom de Démocratie. Ou bien il peut resserrer le Gouvernement entre les mains d'un petit nombre,... et cette forme porte le nom d'Aristocratie. Enfin il peut concentrer tout le Gouvernement dans les mains d'un Magistrat unique, dont tous les autres tiennent leur pouvoir. Cette troisième forme s'appelle Monarchie ou Gouvernement Royal... Il peut résulter de ces trois formes combinées une multitude de formes mixtes.’Ga naar voetnoot3 En hoedanig representatief stelsel kan er, volgens die beginselen, bestaan? In groote Staten wordt de vorming van een wetgevend ligchaam door Volks-Afgevaardigden vereischt. Eigenlijke representatie echter is een onding. Zij zou slechts een andere vorm van slavernij zijn. - ‘La Souveraineté ne peut être représentée par la même raison qu'elle ne peut être aliénée; elle con- | |
[pagina 210]
| |
siste essentiellement dans la volonté générale, et la volonté ne se représente point: elle est la même, ou elle est autre; il n'y a point de milieu. Les députés du peuple ne sont donc ni ne peuvent être ses représentans, ils ne sont que ses commissaires; ils ne peuvent rien conclure définitivement. Toute loi que le Peuple en personne n'a pas ratifié est nulle; ce n'est point une loi. Le peuple Anglais pense être libre, il se trompe fort, il ne l'est que durant l'élection des membres du Parlement; sitôt qu'ils sont élus, il est esclave, il n'est rien.’Ga naar voetnoot1 Maar gij verwondert u op nieuw, bij het overzien dezer leeringen, over het zonderlinge der Vrijheid die uit dezen revolutionairen bodem oprijst; immers blijkt het dat, bij elk verschil van gevoelen, de minderheid onder het meest onweêrstaanbare en meest afschuwelijke despotisme der meerderheid geraakt? Geenszins. Rousseau zal u bewijzen dat gij te vrijer zijt, naarmate gij in enger ketenen gekneld wordt. Voor ééne keer slechts, zegt hij, werd eenstemmigheid vereischt: deze heeft plaats gehad; want ieder burger wordt gerekend in het Contrat Social toegestemd te hebben. Ziet nu hoe met deze hypothese alles, eenvoudig en liefelijk en met volkomen eerbiediging der vrijheid van een iegelijk, afloopt. - ‘Il n'y a qu'une seule Loi qui par sa nature exige un consentement unanime. C'est le pacte social; car l'association civile est l'acte du monde le plus volontaire; tout homme étant libre et maître de lui-même, nul ne peut, sous quelque prétexte que ce puisse être, l'assujettir sans son aveu... Hors ce contract primitif, la voix du plus grand nombre oblige toujours tous les autres; c'est une suite du contract même. Mais on demande comment un homme peut être libre et forcé de se conformer à des volontés qui ne sont pas les siennes... La volonté constante de tous les membres de l'État, est la volonté générale; c'est par elle qu'ils sont citoyens et libres. Quand on propose une loi dans l'assemblée du Peuple, ce qu'on leur demande, n'est pas précisément s'ils approuvent la proposition ou s'ils la rejettent, mais si elle est conforme ou non à la | |
[pagina 211]
| |
volonté générale qui est la leur;... quand donc l'avis contraire au mien l'emporte, cela ne me prouve autre chose sinon que je m'étois trompé, et que ce que j'estimois être la volonté générale ne l'étoit pas. Si mon avis particulier l'eût emporté, j'aurois fait autre chose que ce que j'avois voulu, c'est alors que je n'aurois pas été libre.’Ga naar voetnoot1 Zijt gij onwillig en oefent men dwang tegen u uit, het is enkel opdat gij, door onderwerping aan den Algemeenen Wil, een ruim genot van uwe vrijheid zoudt kunnen hebben. ‘Afin que le pacte social ne soit pas un vain formulaire, il renferme tacitement cet engagement qui seul peut donner de la force aux autres, que quiconque refusera d'obéir à la volonté générale, y sera contraint par tout le corps: ce qui ne signifiera autre chose sinon qu'on le forcera d'être libre.’Ga naar voetnoot2 De vrijheid is de onderwerping aan de Wet. Wij zeggen het ook; zoo namelijk de wet op de erkentenis van den hoogsten Wetgever en op de onderwerping aan Zijne geboden berust. Maar wij zeggen het niet, wanneer de wet de wil, het goedvinden, le bon plaisir der meerderheid is: wij zouden, al hadden wij den Bijbel verworpen, door Heidensche wijsheid te schande worden gemaakt.Ga naar voetnoot3 Als de vrijheid het gehoorzamen aan menschelijk welbehagen is, dan is de vrijheid een hersenschim. - Dus schrijft | |
[pagina 212]
| |
Benjamin Constant niet zonder grond: ‘La liberté peut être perdue malgré le principe de la Souveraineté du peuple, ou même par ce principe.’Ga naar voetnoot1 En ‘M. de Montesquieu, dans sa définition de la liberté, a méconnu toutes les limites de l'autorité sociale. La liberté, dit-il, est le droit de faire tout ce que les loix permettent. Sans doute, il n'y a point de liberté, quand les citoyens ne peuvent pas faire tout ce que les lois ne défendent pas; mais les lois pourraient défendre tant de choses, qu'il n'y aurait encore point de liberté.’Ga naar voetnoot2 - Er is nog eene andere definitie. De vrijheid, zegt men, is de onderwerping aan den Staat. ‘servire Statui libertas,’ is de zinspreuk. Maar dit is slechts verschil der uitdrukking, zonder eenig onderscheid in de zaak, en redenering en ervaring hebben tot dus ver niet geleerd dat er hier, even als bij het ‘servire Deo,’ kan gedrukt worden op het ‘vera libertas.’ Benjamin Constant zou nog beter gedaan hebben, zoo hij tevens getoond had hoe in een Staat, waar alles op maatschappelijke overeenkomsten berust, de vernietiging der vrijheid vermijdelijk is. Het baat weinig de verderfelijkheid dezer leeringen te kennen, zoo niet vooral de onverbreekbaarheid van den zamenhang, en in de menigvuldigheid der takken de eenheid van den wortel openbaar wordt. Ziet de werking van het ongeloof, ook in hetgeen de zamenleving en de familie-banden betreft. Ook deze moeten geslaakt worden, waar Gods Oppermagt niet erkend wordt: natuurlijk; want de meest teedere is tevens de meest heilige betrekking. Als het ‘Eert uw' Vader en uwe Moeder’ niet meer geldt, wat zou er overblijven dan de voorbijgaande band van volstrekte hulpeloosheid en bijkans dierlijke gehechtheid! Al wat meer is, kan enkel conventioneel zijn. Ook lezen wij bij Rousseau: ‘les enfans ne restent liés au père qu'aussi longtemps qu'ils ont besoin de lui pour se conserver. Sitôt que ce besoin cesse, le lien naturel se dissout. Les enfans, exempts de l'obéissance qu'ils devoient au père, le père exempt des soins qu'il devait aux enfans, rentrent tous également dans l'indépendance. | |
[pagina 213]
| |
S'ils continuent de rester unis, ce n'est plus naturellement, c'est volontairement, et la famille elle-même ne se maintient que par convention.’Ga naar voetnoot1 Waar het behoud en het welzijn van den Staat de hoogste wet is, hoe zou daar niet, ten aanzien der opvoeding, met alle regt worden beweerd: ‘les enfants appartiennent à la république avant d'appartenir à leurs parents; maxime qui, traduite en langage clair, signifie qu'on ne reconnaît point d'autorité, de droit paternel; que la société domestique est une chimère, ou au moins un abus qu'on doit réformer; que l'unique objet du mariage est de fournir à l'État des petits de l'espèce humaine, qu'il fait élever comme il lui plaît, dont il dispose comme il lui plaît.’Ga naar voetnoot2 - HallerGa naar voetnoot3 verhaalt van een hoogleeraar te Wurzburg: ‘il voulut (nog in 1804) admettre les femmes et les filles comme citoyens actifs dans la corporation souveraine.’ Dit is zoo belagchelijk niet als het schijnt. Want, waar het willens onbekend is dat God de Heer de vrouw als eene hulpe tegenover den man gemaakt heeft, opdat een iegelijk zijne eigene vrouw alzoo lief hebbe als zich zelven en de vrouw den man vreeze; daar is de echtgenoote onze reisgenoote op den levensweg en op den weg des Levens niet meer; daar wordt de vrouw mederegentes of slavin; daar is men veroordeeld, bij het versmaden van de wijsheid en liefde Gods, in de dwaasheid en ruwheid der ongeloovige en weêrspannige menschen te vervallen. Nog één gewigtig punt is er, de Godsdienst. - Welke zal ten haren opzigte de regel van den revolutionairen Staat zijn? Alle Godsdiensten te dulden, zonder zelf eenige Godsdienst te hebben: met dien verstande evenwel dat de Staat eerbiediging voor zijne eigene voorschriften van politiek en zedelijkheid begeert, en elke Godsdienst die voor den afgod niet buigt, verbant; geenszins, o neen! ter zake des geloofs, maar omdat naar politieken maatstaf, haar leerstellingen antisociaal en immoreel zijn. Wij kunnen het nagenoeg totidem verbis lezen bij Rousseau: ‘Les sujets ne doivent compte au Souverain de leurs opinions qu'autant que ces opinions importent à la communauté. Or il importe | |
[pagina 214]
| |
bien à l'État que chaque citoyen ait une religion qui lui fasse aimer ses devoirs; mais les dogmes de cette Religion n'intéressent ni l'État ni ses membres qu'autant que ces dogmes se rapportent à la morale et aux devoirs que celui qui la professe est tenu de remplir envers autrui... Il y a donc une profession de foi purement civile, dont il appartient au Souverain de fixer les articles, non pas précisément comme dogmes de Religion, mais comme sentiments de sociabilité, sans lesquels il est impossible d'être bon Citoyen ni sujet fidèle. Sans pouvoir obliger personne à les croire, il peut bannir de l'État quiconque ne les croit pas; il peut le bannir, non comme impie, mais comme insociable, comme incapable d'aimer sincèrement les lois, la justice, et d'immoler au besoin sa vie à son devoir. Que si quelqu'un, après avoir reconnu publiquement ces mêmes dogmes, se conduit comme ne les croyant pas, qu'il soit puni de mort.’Ga naar voetnoot1 - Geenerlei stellige Godsdienst zal tegenover de eischen der revolutionaire sociabiliteit kunnen worden geduld. Wij zagen reedsGa naar voetnoot2 hoe Rousseau denkt over de Revelatiën, welke, volgens hem, aan de menschheid zooveel ellende en zooveel gruwelen hebben berokkend. En wilt gij weten hoe zijn denkbeeld door een zijner praktische volgelingen geformuleerd is: ‘On pensait que les dogmes de l'existence de l'Être suprême et de l'immortalité de l'âme sont les seuls dont la société régénérée soit véritablement intéressée à maintenir la croyance, parceque, disait-on, il lui importe que les citoyens reconnaissent un juge infaillible de leurs pensées et de leurs actions secrètes, que les lois ne peuvent atteindre, et qu'ils tiennent pour certain qu'un bonheur éternel sera la suite nécessaire de leur dévouement à l'humanité et à la patrie. Quant au culte, on voulait qu'il fut borné au respect pour le pacte social, à la défense de l'égalité, et à certaines fètes publiques. Toutes les prétendues révélations eussent été reléguées, par les lois, parmi les maladies dont il fallait extirper graduellement les semences. En attendant, libre à chacun d'extravaguer, pourvu que l'ordre public, la fraternité génerale et le pouvoir des lois ne | |
[pagina 215]
| |
fussent point troublés.’Ga naar voetnoot1 - En als wij nu den ganschen inhoud van het systema, in Godsdienst en Staatsregt, te zamen vatten; wanneer we bedenken dat van het welgelukken eene onafzienbare toekomst van heil voor de Menschheid te gemoet gezien wordt; wanneer wij hier tegenover stellen de onverbiddelijkheid van het Woord der Openbaring, waarvan de Revolutie zou kunnen zeggen, gelijk Demosthenes gewoon was van Phocion te betuigen: ‘Il est la cognée qui tranche tous mes discours;’ zouden wij dan betwijfelen of ook op dit terrein vijandschap tusschen het zaad der vrouwe en het zaad des duivels onvermijdelijk is? zouden wij in een echt-revolutionairen Staat verdraagzaamheid jegens het levend Evangelie als mogelijk beschouwen; zouden wij achten dat het aan de Arke Gods veroorloofd zal worden om in haar verbrijzelende kracht tegenover den Dagon te staan? - Op de gansche revolutionaire rigting mogen wij den diepen zin van het vers toepassen: ‘son impieté voudroit anéantir le Dieu qu'il a quitté.’ Alleen door zich tegen God te verzetten, alleen door God te verzaken, alleen door den wensch om, kon het zijn, God vernietigd te zien, blijft men, wanneer men eenmaal op revolutionairen bodem, op den bodem der stelselmatige Goddeloosheid geraakt is, aan zijn eigen beginsel en aan zich zelven gelijk.
Er is geen krachtiger middel om de revolutie te bestrijden dan wanneer men toont dat de valschelijk dusgenaamde Ultras consequent, zij daarentegen die zich op den titel van Gematigden verheffen, inconsequent zijn; dat door de leerstellingen der Gematigden, de Ultras niet enkel gevormd, maar onverwinnelijk worden gemaakt; dat er geen middenterm is; dat men op den rotssteen behoort te blijven, om niet op den revolutionairen zandgrond te bouwen, om tegen het wegzinken in den revolutionairen afgrond veilig te staan. Men zal, ter wederlegging van de valsche beginsels, reeds veel zijn gevorderd, wanneer het gelukt te doen opmerken dat al hetgeen afgrijzen en siddering verwekt, het gevolg is der theoriën waaraan nog in onze dagen hulde gebragt | |
[pagina 216]
| |
wordt. Niets kan meer gewigt hebben dan het bijeenzamelen van de voorbeelden en bewijzen dat in deze theoriën niet enkel de aanleiding, maar de kiem en oorzaak ligt van den revolutionairen onzin en jammer. Veroorlooft mij dan, eer ik deze Lezing besluite, u hiervan een drietal voorbeelden onder het oog te brengen; in de verhouding van Montesquieu tot Rousseau; in de opkomst der Illuminaten; en in eene bijzonderheid uit de Fransche Omwenteling, welke onder de minst opgemerkte en meest opmerkenswaardige van hare verschijnselen behoort.
Montesquieu is steeds de afgod, en Rousseau de schrik der inconsequenten geweest. Maar is hun oordeel billijk? Wat heeft Rousseau verrigt dan voort te zetten wat Montesquieu had begonnen; wat anders dan eenheid en volledigheid in het stelsel van Montesquieu te brengen? Beiden gaan uit van dezelfde premissen; ook Montesquieu verkondigt, of althans geeft te kennen, dat allen gelijk zijn; dat de wil des Volks de hoogste wet is; dat het Gouvernement het goedvinden van de meerderheid tot rigtsnoer behoort te hebben. En wanneer het de verwezenlijking dezer grondtrekken geldt, wat verlangt hij? Een Staat, zoo als hij dien, overeenkomstig eene geheel onware en antihistorische voorstelling der Engelsche Constitutie, uitgedacht heeft; de vorming eener Staatsmachine, waarin hij tusschen drie magten, de wetgevende, de uitvoerende en de regterlijke magt, volkomen onafhankelijkheid en harmonische zamenwerking belooft. Niet onaardig en niet onjuist is hetgeen Rousseau te dezen aanzien schrijft: ‘Nos politiques ne pouvant diviser la souveraineté dans son principe, la divisent dans son objet; ils la divisent en force et en volonté, en puissance législative et en puissance exécutive, en droits d'impôts, de justice, et de guerre, en administration intérieure et en pouvoir de traiter avec l'étranger; tantôt ils confondent toutes ces parties et tantôt ils les séparent; ils font du Souverain un être fantastique et formé de pièces rapportées; c'est comme s'ils composaient l'homme de plusieurs corps dont l'un aurait des yeux, l'autre des bras, l'autre des pieds, et rien de plus. Les charlatans du Japon dépécent, dit-on, un en- | |
[pagina 217]
| |
fant aux yeux des spectateurs, puis jettant en l'air tous ses membres l'un après l'autre, ils font retomber l'enfant vivant et tout rassemblé. Tels sont à peu près les tours de gobelets de nos politiques; après avoir démembré le corps social par un prestige digne de la foire, ils rassemblent les pièces on ne sait comment.’ Volkomen waar is de bijvoeging dat deze verdeeling het gevolg is van een misbegrip omtrent den aard der Volkssouvereiniteit; ‘Cette erreur vient de ne s'être pas fait des notions exactes de l'autorité souveraine, et d'avoir pris pour des parties de cette autorité ce qui n'en étoit que des émanations.’ Doch ook in 't algemeen geeft de theorie van Montesquieu geenerlei waarborg voor de handhaving der regten van het Volk; zij is een halve maatregel; ja minder nog; want in zijne geschriften werd het revolutionaire zaad niet slechts tot geen volledigheid van ontwikkeling gebragt, het werd door onjuiste toepassing, om het dus uit te drukken, versmoord: het was, in revolutionairen zin: ‘Desinit in piscem mulier formosa superne.’ Ik onderzoek niet of de inconsequentie het gevolg van kortzigtigheid of, zoo ik eer zou onderstellen, van omzigtigheid geweest is; of Montesquieu niet, door het ijs te breken, Rousseau in stoutmoedigheid geëvenaard heeft; of hij niet te regt door zijne vrienden ‘vir magnus quantum licebat’ genoemd is; of niet tijdelijke ontveinzing van het ware doel in het belang der nieuwe leer, om haar bij angstvalligen veld te doen winnen, vereischt wierd: ik beweer slechts dat Rousseau (die, met de zinspreuk ‘Vitam impendere vero,’ ten behoeve der revolutionaire waarheid alle vrees en schaamte afgelegd heeft, en die eigenlijk niet anders heeft gedaan dan hetgeen in de revolutionaire beginselen van Montesquieu opgesloten lag, tot revolutionaire ontwikkeling te brengen) tegenover de halfheid van Montesquieu, hetzij deze opregt of voorgewend, het gevolg van gebrek aan doorzigt of wel van sluwe berekening was, regt en gelijk had.
Mijn tweede voorbeeld heb ik aan de Illuminaten ontleend; aan eene Secte, wier voorstanders zich, naar de gewoonte dergenen die in de duisternis zijn, lichtvrienden (elk licht, ook het dwaal- | |
[pagina 218]
| |
licht, is voor hen licht), vrienden van hun eigen licht, verlichten bij uitnemendheid hebben genoemd. Ik behoef u haar oorsprong in het laatste vierde der 18e eeuw, haar ramificatiën en zamenzweringen en uiteinde niet te schetsen; ik wensch slechts, in haar oorsprong en werking, een natuurprodukt, een der eigenaardige gewassen op revolutionairen bodem, te wijzen. Wat was de hoofdtrek van hun gevoelen? Wij vinden dien met juistheid opgegeven bij Haller: ‘Ce qui leur appartient en propre, ce qui forme le trait caractéristique de leur système, c'est que, par une conséquence trèsjuste en elle même, ils regardaient toute création d'État artificielle ou factice, toute aliénation et délégation de la liberté individuelle, soit en faveur d'un seul ou de plusieurs individus, soit même en faveur de la majorité du peuple, comme autant de folies, dont le seul effet étoit de produire un despotisme sans remède et plus oppressif que l'ancien; c'est que, précisément parce qu'ils envisageaient les États existans, comme des institutions arbitraires, ils voulaient non-seulement les réformer, leur donner une nouvelle base, ou les organiser en forme de république, comme le commun des révolutionaires; mais les abolir entièrement, les détruire et ramener le prétendu état de nature, état que, malgré quelques dangers ou inconvéniens partiels, ils regardaient comme préférable à la servitude factice née du Contrat Social, et que d'ailleurs ils ne croyaient pas entièrement dénué de société, puisque, suivant leur opinion et suivant l'hypothèse généralement reçue, tout père de famille devait y avoir été prêtre et souverain indépendant.’Ga naar voetnoot1 Bij eene aandachtige beschouwing ontwaart men spoedig dat deze leer, zoo onzinnig in haar strekking, zoo afschuwelijk in haar uitwerkselen, op zich zelve bezien, in verband tot hetgeen voorafging, zoo ongerijmd en afschuwelijk niet was. Zij is eene reactie tegen den gruwelijken onzin van Hobbes en van Rousseau. Wij hebben gezien hoedanige Staat uit hun Contrat Social verrijst. Is het vreemd dat men, boven het zamenleven in zoodanigen kerker, het verbreken der zamenleving verkiest; dat men in het familie- | |
[pagina 219]
| |
leven een middel zoekt ter ontvlugting van dergelijken dwang?
Het revolutionaire verschijnsel, waarop ik ten laatste gedoeld heb, heeft plaats gehad in 1796; het is de zamenzwering van Babeuf. Als de mislukte poging van een hoop woelgeesten, wier onzinnig drijven, spoedig gestuit, op den gang der aangelegenheden geen invloed gehad heeft, is zij bijkans in vergetelheid geraakt. Ook de apologie, in 1828 door een hunner, Buonarotti, in het licht gegeven, bragt weinig, althans geen duurzamen indruk te weeg. En toch is dit boek, door voordragt zoowel als door inhoud, voor de karakteristiek der Omwenteling, naar mij voorkomt, van het allergrootste gewigt. Wij hooren daar een grijsaard, na dat 32 jaren zijn voorbijgegaan, aan den oever van het graf, met jeugdige geestdrift, met het vuur eener onverzwakte overtuiging, als verdediger en lofredenaar optreden zijner, zoo hij meent, tot onheil van de menschheid, verijdelde ontwerpen; en wat meer zegt, wij moeten, bij het schrikverwekkende zijner leerstellingen, erkennen dat hij ze voor de regtbank der revolutionaire logica gestaafd heeft. - Vernietiging van het eigendom is de leus. Lieden, die voor hun geloof met vreugde het leven veil gehad hebben, beweeren dat het onmogelijk is, zonder volkomen uitroeijing van dezen wortel der bitterheid, den boom der vrijheid te laten bloeijen. ‘Babeuf ne balançoit pas à signaler la propriété individuelle comme la source principale de tous les maux qui pèsent sur la société.’Ga naar voetnoot1 Hieromtrent was men het eens: ‘La cause toujours agissante de l'esclavage des nations, est tout entière dans l'inégalité, et tant qu'elle existera, l'exercice de leurs droits sera à peu près illusoire pour une foule d'hommes que notre civilisation ravale au-dessous de la nature humaine. - Détruire cette inégalité est donc la tâche d'un législateur vertueux.’Ga naar voetnoot2 Maar hoe? sommigen meenden het doel door verdrukking der rijken te zullen bereiken. ‘Un de nous, qui avoit vu la convention nationale pourvoir aux besoins urgens de la patrie, par la taxe des objets vénaux, par les contributions ré- | |
[pagina 220]
| |
volutionnaires et par les réquisitions sur les riches, vantait cette manière d'enlever, ce sont ses propres mots, le superflu qui encombre les canaux trop remplis, pour le rendre à ceux qui manquaient du nécessaire. D'autres proposaient tour-à-tour le partage des terres, les lois somptuaires et l'impôt progressif.’Ga naar voetnoot1 Dit was evenwel, volgens de eigenlijke tolken en hoofden der partij, ongenoegzaam. Het eenige middel lag in la communauté des biens et des travaux, in de verkondiging en toepassing van het groote beginsel dat het Volk of de Staat de algemeene eigenaar is. ‘La propriété de tous les biens de la France réside essentiellement dans le peuple Français, qui peut seul en déterminer et en changer la répartition.’Ga naar voetnoot2 Dit denkbeeld zou in de nieuwe Staatsinrigting op den voorgrond worden gesteld: ‘Dans un nouvel ordre social on reconnaissait implicitement que la propriété individuelle, loin d'émaner de la loi naturelle, est une invention de la loi civile, et peut être, comme elle, modifiée ou abolie; ensuite on y posait en principe, que la propriété de tous les biens renfermés dans le territoire national est une, et appartient inaliénablement au peuple, qui seul a le droit d'en répartir l'usage et l'usufruit.’Ga naar voetnoot3 Le citoyen n'acquerrait jamais sur aucune chose ce qu'on appelle droit de propriété; il n'aurait que le droit d'usage ou d'usufruit sur les objets dont il serait mis en possession par la tradition réelle du magistrat.’Ga naar voetnoot4 Er zou eene Communauté Nationale opgerigt worden, bij een Decreet, waarvan het 3e Artikel dus luidt: ‘Le droit de succession ab intestat ou par testament est aboli; tous les biens actuellement possédés par des particuliers écherront, à leur décès, à la communauté nationale.’Ga naar voetnoot5 - Het valt ligt deze leer met den hatelijken naam van Lex Agraria te brandmerken, haar belijders voor verachtelijke anarchisten te houden, en in hunne poging enkel een baatzuchtigen opstand der armen tegen de rijken te aanschouwen; maar dit is voorzeker de weg niet om eenig nut te hebben van de ernstige waarschuwingen welke deze zaak aan de hand geeft, en die, om de schrik verwek- | |
[pagina 221]
| |
kende vermeerdering van het Pauperisme, om de blijkbare ongenoegzaamheid der middelen waarmede men het bestrijdt, en om de, vroeg of laat, zoo gevaarlijke pogingen van Chartisten en Communisten, meer dan ooit een levendig en actueel belang voor ons hebben. Hier was geene voorbijgaande opgewondenheid, geen ijdel dweepen met droombeelden van eigene schepping; maar een welberedeneerde en standvastige toewijding aan beginselen, wier juistheid de tegenstanders, slechts met verzaking van eigen beginsels en blijkbaar ten behoeve van eigen belangen, vermogten te bestrijden. Zoo gezag en regt conventioneel is, waarom zou er, voor het gezag van den eigenaar en voor het regt van eigendom uitzondering zijn? waarop zou, bij ontstentenis van hoogeren oorsprong, die uitzondering rusten? Zoo het Volk, in den Staat geconcentreerd, over alle deelen van den Staat alvermogend Souverein is, waarom zou die Souvereiniteit ten aanzien van het eigendomsregt worden beperkt? Er kan geen eigendom zijn dan voor zoo ver de Staat het vergunt. Het toelaten of weigeren van eigendomsregt is ter beoordeeling enkel van den Staat. Rousseau heeft het reeds geleerd: ‘On convient que tout ce que chacun aliéne par le pacte social de sa puissance, de ses biens, de sa liberté, c'est seulement la partie de tout cela dont l'usage importe à la communauté, mais il faut convenir aussi que le Souverain seul est juge de cette importance.’Ga naar voetnoot1 Robespierre gaf van het eigendom deze definitie: ‘La propriété est le droit qu'a chaque citoyen de jouir et de disposer à son gré de la portion de bien qui lui est garantie par la loi.’Ga naar voetnoot2 Maar indien nu dit het regt van den Staat is, kan het dan vreemd zijn, en is het niet veeleer billijk, dat hiervan voor een wezenlijken en beslissenden triumf der revolutionaire beginselen gebruik worde gemaakt; is het niet waarschijnlijk, is het om de ergerlijke verhouding van overvloed en behoefte, niet van dringende noodzakelijkheid dat door het gansche Volk ieder lid van het Volk, naar de uitspraak van den nooit feilbaren algemeenen wil, om het zoo uit te drukken, à la portion congrue worde gesteld; en kan er | |
[pagina 222]
| |
eenig middel, beter dan het Communisme en hetgeen men l'organisation du travail noemt, uitgedacht worden om die financiële ongelijkheid te doen ophouden, waardoor de strekking der politieke vrijheid en gelijkheid in zoo menig opzigt tegengewerkt en verlamd wordt?
Ik zou deze voorbeelden ligt kunnen vermenigvuldigen; ik zou kunnen aanwijzen hoe het verlangen van Diderot ‘d'étrangler le dernier des rois avec les boyaux du dernier des prêtres,’ naar revolutionairen maatstaf beoordeeld, wel verre van buitensporig, een zuiver filantropische wensch was: ik zou u toonen hoe er, op dezelfde schaal, geen overmaat is in het artikel waarmede Robespierre zijne Déclaration des droits de l'homme et du citoyen, als met eene waardige finale, besluit: ‘Les rois, les aristocrates, les tyrans, quels qu'ils soient, sont des esclaves révoltés contre le souverain de la terre, qui est le genre humain, et contre le législateur de l'univers, qui est la nature.’Ga naar voetnoot1 Doch ik zou dan ligt uwe aandacht door uitvoerigheid misbruiken. Ik heb getracht te bewijzen dat het beginsel van ongeloof, hetwelk op den voorgrond de Souvereiniteit der Rede en de Volkssouvereiniteit stelt, onder den naam van Vrijheid, op Radicalisme en Despotisme uitloopen moet; op vernietiging van elk gezellig verkeer of op eene dwingelandij van den Staat, waarbij, zonder eenigerlei ontzag voor ware vrijheden en regten, alles gelijk gemaakt, genivelleerd wordt. Deze is de ontwikkeling der Revolutieleer, wanneer zij haar vrijen loop heeft. Maar hebben wij dan nu in die ontwikkeling den sleutel van hetgeen gebeurd is? Voorzeker, indien de theorie haar vrijen loop gehad heeft. Maar was dit het geval? Neen: zij ontmoet, uit haren aard, bezwaren die, voor zoo ver zij met den aanleg en de behoefte van den mensch, met de natuur der dingen en met de ordeningen Gods in verband staan, onoverkomelijk zijn. Die bezwaren maken met de leer zelve, indien ik het dus uitdrukken mag, de twee faktoren der geschiedenis uit. Derhalve, als ik beweer dat deze leer de oorzaak | |
[pagina 223]
| |
der Omwenteling geweest is, dan bedoel ik de Revolutie-begrippen; niet gelijk zij in het brein van den wijsgeer of sofist tot rijpheid gestoofd, maar gelijk zij met de historische wezenlijkheid in worsteling geraakt zijn. Om zich van den gang der Revolutionaire Geschiedenis een juist denkbeeld te vormen, behoort men die leer te plaatsen in het licht, ik zeg niet van toevallige omstandigheden, maar der noodwendige botsing tegen waarheid en regt. Dit wensch ik in de volgende Lezing te beproeven. Ik stel mij voor alsdan te doen opmerken hoe, bij het licht der ervaring, uit de dubbele en strijdige werking van den aanval der Revolutie en van den tegenstand der Natuur, het ontstaan der telkens gewijzigde rigting waarin de eenzelvigheid van het beginsel zich openbaart, met bijkans wiskunstige zekerheid a priori kan worden getoond. Zoo mij dit eenigermate mogt gelukken, zal ik mij voorzeker den weg gebaand hebben om, bij een opzettelijk overzigt der tijdvakken, waarin de Eeuw der Omwenteling tot op onze dagen, naar gelang der afwisselende omstandigheden, verdeeld wordt, u proefondervindelijk en door toetsing der gebeurtenissen denzelfden revolutionairen levensdraad te doen aanschouwen, waarvan ik u het aanzijn en den invloed, voor als nog enkel met beroep op de uitspraak der redenering, door de kracht van syllogismen en de onbetwistbaarheid van gevolgtrekkingen, betoogd heb. |
|