Archives ou correspondance inédite de la maison d'Orange-Nassau (première série). Tome III 1567-1572
(1836)–G. Groen van Prinsterer– AuteursrechtvrijLettre CCCLXVIII.
| |
[pagina 446]
| |
Ga naar margenoot+sinderGa naar voetnoot1 onder Rameckens ghevloden met xc ofte xic soldaten, ende sy doer hulpe van die van Armuen tot Middelborch commen, maer de schepen syn ghenomen van die van Flessinge; die scheppers Byscayens syn de meeste paert by de gueux; meest alle die schepen van oerloge van den Conick met mer andere clyne, die niewe upgherust waren, syn te nitte brocht. Sy hebben nu onlanx wederom andere schepen ghenomen, commende wt AntolosienGa naar voetnoot2. Den xxiij es een publicatie ghedaen dat alle leenheeren moten binnen xiiij dagen al ghereet weesen op die confiscatie van haer incommende goeden. In het lant van Valckenborch passeren monstre twee dusent Ruteren; die hopt den Duck bi hem te hebben binnen vyf ofte sessce daghen. Men heeft die voetknechten een mantGa naar voetnoot3 gage ende die bende van ordinancie twe manden. Het es te beduchten dat sy nit mer krigen en zullen, want men moet het ghelt ontleenen van de Cloesters tot Middelborch. In Vlanderen syn omtrint vijc ofte vijc gheux ghecommen, hebben een castel inne ghenommen, ende commen tot by Bruge. Die heeren van Machelen syn nu by den Duck, ende verzekeren hem die stad te leveren als't hem belieft, beloven hem gheen gueux inne te laten, in alles hem assisterende, hoepende doer syn goedhyt dat hi haer atsistentie doen sal. Den Duck de Medina en wilt gheen governement aenverde. Die van Mechelen laten den Duck syn poeder ende gheschuet volghen dagelix. Jan de Forcer is een openbaer Jcsuwit; op ten avent van de Dryvoldichyt ghinck hi metten bloeten hooefde drimal den wech van de proscescie omme; dan hi van syn husvraue oerloef nam, soe sprack hy dat hi syn leven wilde ghaen aventuren; | |
[pagina 447]
| |
Ga naar margenoot+dit hebben wy syn husvraue selve hooren verhalen. Wy hebben den xvj briven ontfangen hou dat de Prinsce den xx tot ColonGa naar voetnoot1 soude wesen ende soude al verdich wesen nu den xxviijen. Die Heere gheinGa naar voetnoot2 hem gracie. Het es noet dat elck hem haeste, U biddende ons te laten weten hoeweGa naar voetnoot3 die sacken met U L. staen, want het soude ons eenen troest wesen te hooren dat U L. secoers ontfangen had ofte hauweGa naar voetnoot3 nae dat men immers reet es, want U vianden haesten haer zeere..... |
|