Een jonghe dochter.
WIerdt, van een Landtvooght, die by haer Ouders huysveste, op een avondt, wyl sy hem te bed lichte, seer hardt tot onkuysheyt versocht; des sy sich veynsde in sijn versoeck te bewillighen, doch datse eerst sijn Leersen sou uyt-trecken: Mejoncker verheught zijnde, steeckt haer een been toe; sy treckt de Leers half uyt, en ghelaet sich wat te rusten: strackx gryptese het ander been, en haelt de Leers over de voet; met loopse de