De droeve, ende blyde wereldt

Behelsende vele treurighe gheschiedenissen, belacchelycke kluchten, heerlycke leeringen, ende andere ongemeene aerdigheden

[p. 178]

Loosheydt van eenen Nederlander om gelt te kryghen.

IN de Stadt van Parys alwaer verscheiden soorten van volckeren, verkeeren, quam in't heetste van de Somer een seker Nederlander van de lichste slagh de welcke socht middel te hebben om sijnen tijt te mogen deur-brengen, het welcke men seer qualijck sonder gelt kan doen, op wat plaetse dat oock soude moghen sijn, maer voornamelijck in die groote volck-rycke Stadt, nam voor de Quacksalver te spelen, ende hebbende een deel stof van een vermolsemt hout by een vergadert, gingh sijn koopmanschap voortstellen op de nieuwe Brugge, voor-gevende dat sijn poeyer seer goedt was om de vloyen te doen sterven, het was in't heetste van de Somer, in eenen tijdt dat alle menschen daer mede seer geplaeght waren, waer door hy seer veel

[p. 179]

koop-lieden kreegh, voor-namelijck door sijn swetsen in een vremde tael, scheen hy een bequaem man te wesen: Want in die Landen sijn die gene veel meer gheacht die uijt verre Landen komen, als de gene die daer gheboren sijn. Hy dede dan door heel Parys de kracht ende deucht van sijn poeyer verkondighen, ende riep selfs met luyder stemmen op de nieuwe brugh, wie wilt hier koopen van dat krachtigh poeyer 'twelck alle vloyen en onghedierte doet sterven, in voeghen dat hem gheen Koop-lieden en ontbraecken. Hebbende alles verkocht, soo dat hem niet meer overigh en was, vraeghde elck een dieder van gekocht hadden hoe sy het selfde souden moeten ghebruycken. Waer op hy antwoorde, ghy moet de vloyen vangen ende als ghyse hebt soo doetse de mondt open en stroyter wat van dit poeyer in, dadelijck sullense sterven; het volck sulckx hoorende, was soo

[p. 180]

verstoort datse hem by aldien hy sich metter haest niet en hadde deur-ghepackt, naer sijn verdienste wacker afgherost souden hebben.

Dierghelijcke ghebeurde aen eenen anderen, de welcke gheen geldt hebbende over al dede uijt-roepen dat al de ghene die een peert wilden sien welckers steert stondt daer het hooft behoorde te staen, niet meer als elck mensch eenen stuyver soude betalen, het was in de merckt van S. Germain, alwaer hy groot gelt verkreegh sonder iet anders te laeten sien als een peert 'twelck met sijn steert aen de Kribbe stont, ende de ghene die het ghesien hadden lachten daerom, hoewelse een stuyver ghegheven hadden, segghende teghen andere dattet waer was, dies hy door dat bedrogh veel gelts vergaderde.