Papieren huizen
(1952)–Ben van Grevenbroek– Auteursrecht onbekendEen Curaçaose episode uit een gewoon mensenleven
[pagina 155]
| |
De kous op de kopJan had die avond thuis geen rust. Hij had een nieuwe avonturenroman te pakken, maar 't kon hem niet boeien. Hij trok een net shirt aan en ging naar Conchita. Hij stelde zich heel wat voor van z'n verslag over de nieuwe plannen. Conchita lag in de patio in haar hangmat, haar favoriete plaats. Een boek hing achteloos in haar hand, de radio speelde. Ze was oprecht blij dat Jan kwam, ze had hem niet verwacht en verveelde zich. ‘Ik dacht dat je vanavond ook ter beschikking van Mr. Anderson moest zijn, Jan.’ Jan vertelde haar dat Mr. Anderson in z'n hotel was. Conchita wist dit niet. Pápa was de hele dag al onzichtbaar. Straks was hij even binnen gerend, had een douche genomen en schone kleren aangetrokken en was weer weg. Trouwens iedereen was weg. Ruth was zelfs erg geheimzinnig weg, zeker een ‘date’Ga naar voetnoot1). Myrna was bij Shirley, Inez was met tía Aura uit, José als altijd onvindbaar, alleen tía Clementina was thuis. Ja natuurlijk, daar kwam ze al aanschuifelen, mopperend en wel. ‘Vertel 't niet aan Pápa, Conchita, vertel 't maar aan niemand. Ik heb een gesprek gehad met Mr. Anderson en veel van hem geleerd. Hij zei me net als jij dat ik me niet zo druk moest maken met de reparaties, maar zelf moest | |
[pagina 156]
| |
verkopen. Ik ga nu de handel ook proberen, 't lijkt me leuk. Hij stelde 't me zo scherp voor.... Wat is er, lieverd?’ Conchita schudde in twijfel 't hoofd. ‘Als jij je met de verkoop gaat bemoeien, krijg je moeilijkheden met 't personeel, Jan. Zij zijn daarvoor en ze willen niet dat je ze de kans op een ijskast of een radio afneemt. Dat kun je niet doen en Pápa heeft je daarvoor ook niet aangewezen. En wat vind je daar nu voor leuks aan. Als iemand een ijskast wil kopen, doet ie 't, en als hij niet wil, nou dan niet.....’ Jan hief in wanhoop de handen op. ‘Lieverd, je snapt er niets van. Ik weet niet hoe ik 't je moet uitleggen. Luister, ik zal 't toch proberen. Het gaat er niet om dat ikzelf die ijskast of die radio demonstreer. Dat kan een van de bedienden wel doen. Die regelen ook altijd de betaling met 't kantoor. Maar als een klant met reparatie bij mij komt en ik keur zijn toestel af en raad hem aan een nieuw te kopen en.... Zeg eens, je luistert niet eens.’ Conchita glimlachte: ‘Wat kan mij dat nu schelen, Jan. Je moet je tijd in de zaak zijn. Dat is alles wat ik er van weet. En nu iets anders. Je zit nog altijd op die ene kamer, je verdient toch genoeg om eens te gaan verhuizen naar een betere buurt.’ Jan voelde er niet voor. Hij was tevreden met z'n pension en de verzorging was goed. Hij moest maar afwachten hoe hij 't ergens anders zou hebben. ‘Neem dan tenminste een tweede kamer er bij als slaapkamer. Dan heb je meer ruimte; je kunt toch niet in die ene kamer leven, eten en slapen.’ Daartoe was Jan dan bereid. Hij zag 't bezwaar wel niet zo, en Conchita mocht toch alleen onder zwaar geleide bij hem komen, maar hij beloofde er over te spreken met z'n hospita. Er was een kleine kamer achter | |
[pagina 157]
| |
de zijne en die kon ze misschien voor hem vrij maken. Het viel hem tegen dat Conchita zo gemakkelijk van z'n grote nieuwe plan was afgestapt. Wat had ze toch weinig belangstelling. Net of ze buiten z'n leven stond. En toch had hij 't gevoel dat ze 't goed met hem meende.
Er kwam een meneer in de zaak met een grote radio onder de arm. Overjarig model met klachten. Of Jan eens wilde luisteren. Het apparaat gaf krakende bijgeluiden. Het tetterde irriterend door alle stations heen. Jan overwoog of dit een gegadigde kon zijn om een nieuw toestel aan te smeren. Maar de meneer sneed hem finaal de pas af. Dit jaartype was beter dan 't nieuwste; alleen had hij niet veel vertrouwen in de service en vakkundigheid van de zaak. En dat trok Jan op z'n fatsoen. ‘Hoe weet U dat, meneer? Ik heb U nog nooit hier gezien.’ ‘Ik heb zelf ook wel een beetje verstand van radio's. Ik werk bij de K.L.M., technische afdeling. Ben nog niet lang hier en ik wou dat ik dit land nooit gezien had. Ik kom in de slechtste tijd. Een heleboel mecano's zijn met verlof en nu worden er bovendien nog een stelletje ziek. Het is dag en nacht werken, spoedwerk, overwerk, altijd maar doorstompen. Kan niet zeggen dat ik hier voor m'n lol ben.’ Jan had intussen 't toestel uit de kast genomen en was met z'n schroevedraaier aan de gang. Onfeilbaar pikte hij de kapotte transformator er uit. De klant leefde helemaal mee. ‘Maakt U 't meteen klaar? Dat zou mooi zijn. Heeft U onderdelen?’ Jan zocht in 't kaartsysteem, ging naar 't vakje. Hij was blij dat hij inderdaad al 't nodige had. Na een half uur speelde 't geval weer zuiver. ‘Valt nog al mee met de service, nietwaar?’ | |
[pagina 158]
| |
Ja, dat moest de man wel toegeven. Maar z'n buurman had hier al een paar weken een strijkijzer staan. Of dat soms klaar was, dan zou hij 't meenemen. Jan vroeg de naam en herinnerde zich de bout. Zo vuil van binnen of ze er een glas melk in hadden laten opdrogen. Het ding zat niet in elkaar, omdat hij de zool nog wilde polijsten. Hij vroeg de meneer even te wachten, het was geen groot werk. ‘Kijkt U intussen eens even rond. We hebben de nieuwste ijskasten en wasmachines juist uitgepakt.’ Hij ging naar boven, maar net had hij de onderdelen van de bout bij elkaar gezocht of de man kwam met z'n hoofd boven de trap uit en gaf onmiddellijk commentaar. ‘Man, moet jij werken in die couveuse? 't Is om te stikken. En is dat al je gereedschap? Zijn wij op Hato beter gewend. Je moet een goeie vakman zijn, als je met dit zwikkie zo goed kan werken. Kom toch bij ons. Heb je diploma's?’ Jan ging er niet op in. Had dit al eerder gehoord. Noemde alleen een paar van z'n diploma's. Het strijkijzer zat in elkaar en de K.L.M.-er vertrok. Jan was hem prompt vergeten voor nieuwe klanten. En werkelijk gelukte 't hem om die dag iemand een radio te verkopen onder voorwaarde dat hij de oude zou repareren voor de dochter des huizes. 's Middags deed hij een paar sceptische vragen aan een klant die een massa onderdelen wilde kopen voor een oude auto. Het werd een groot bedrag bij elkaar, en Jan raadde de man aan om een nieuwe auto te kopen; het werd toch niets met de oude. Hij nam de klant mee naar 't kantoor, maar de bullige juffrouw was zo mogelijk nog onhebbelijker dan anders. Ze blafte de man ongeveer weg. En toen kwam ze achter haar schrijftafel vandaan om Jan de mantel uit te vegen. Wat hem mankeerde en waar hij zich mee bemoeide. Een beruchte wanbetaler in haar kantoor brengen. Natuurlijk wilde die vent een auto | |
[pagina 159]
| |
kopen, maar betalen deed hij nooit. Nog geen patíaGa naar voetnoot1) op de markt kon de vent betalen. Hij stond nog in de schuld voor een ijskast en een radio. Meneer Diepe moest zich bij zijn eigen afdeling houden. Ze pompte zich op als een meikever, vond Jan. ‘Hij durft misschien niet te komen betalen, omdat hij op 't kantoor zo wordt uitgescholden. In ieder geval hebben we nu ook de strop niet van de onderdelen, want die zou hij ook niet betaald hebben. Ik zou me maar kalm houden.’ Kalm houden, kalm houden, ze zou met Sjon Manchi spreken. Wat dacht hij wel? Nou, Jan dacht alleen dat zij zich ook maar bij haar eigen afdeling moest houden. Briesend ging ze haar kantoor weer in. De telefoon ging en ze schoot er weer uit om Jan toe te schreeuwen: telefoon voor je. Het was een chef van de werkplaatsen van de K.L.M. Hij vertelde dat hij van de heer Hoytema had gehoord dat Jan een zeer goed vakman was en verzocht hem die namiddag in te springen voor spoedwerk. Het zou goed betaald worden. Ze hadden al een achterstand en nu nog veel zieken. Het was maar voor enige avonden. Of Jan bereid was. Er schoot een heleboel door zijn hoofd. Toestemming van Pápa, eigenlijk wel een mooie opdracht, een leuke verandering. Hij hakte de knoop meteen door. ‘Goed, ik kom om 7 uur en kan doorwerken tot morgenochtend 7 uur als 't moet.’ Dat was uitstekend; hij moest maar regelrecht naar de werkplaats gaan. De chef zou alles vooraf regelen. Hij hoefde geen tijd te verliezen met kantoorbezoek. Oef, dat was Amerikaans tempo. Nu zat hij vanavond vast aan een hele kluif werk. Hij stak z'n wijsvinger uit naar de draaischijf om Conchita op te bellen, maar be- | |
[pagina 160]
| |
dacht zich weer. Laat maar, hij had voor vanavond niets afgesproken. Het deed er eigenlijk niet toe. Misschien kwam Sjon Manchi vanmiddag nog wel in de zaak; dan kon hij 't hem zeggen.
's Nachts om twee uur rolde Jan vuil en wel op z'n bed. Wat een tempo, wat een bedrijf, wat een machines. Het was een lust geweest om daar eens even mee te doen. Hij had nog nooit zo prettig gewerkt. En de volgende avond weer. Er zouden een paar extra mecano's met spoed aankomen, maar voor nog een avond werd zijn hulp toch erg gewaardeerd. Toen hij de volgende morgen in de zaak stond, voelde hij z'n rug en z'n benen nog. Wat gaf dat. Anders had hij een avond bij Conchita verleuterd en nu had hij iets nuttigs gedaan. Het was een geweldige emotie geweest. Toen Conchita hem in de loop van de dag opbelde om te vragen waarom hij niet geweest was, zei hij alleen dat hij wat extra werk had gehad. Of hij vanavond kwam, want 't was zo stil in huis. Pápa was naar Aruba. Hij hield een slag om de arm en zei dat hij zou zien, want hij was zo druk. Ze sputterde wat tegen en Jan stond op 't punt iets meer los te laten, toen hij bemerkte dat de juffrouw erg geïnteresseerd toeluisterde. Hij wist niet hoeveel ze de vorige dag al van 't telefoontje had opgepikt en maakte zich er bij Conchita af met een vage belofte van misschien te komen. De werkkoorts had hem te pakken. In z'n eigen werkplaats liet hij de freesbank op volle toeren draaien zodat iedereen er koude rillingen van kreeg. Hij werkte achter elkaar een heel stel reparaties af en liet een bediende het klantenwerk doen. Hij bedacht met spijt dat hij Mr. Andersons raad niet erg opvolgde. Niets aan te doen. Hij kon ook maar op één plaats tegelijk zijn en vanavond zat hij weer op Hato. | |
[pagina 161]
| |
De mecano's zouden in de loop van de nacht uit Miami komen. Jan kreeg om twee uur 's nachts een mooie chèque in handen en 't verzoek om te solliciteren. Ze zouden hem zeker aannemen. Jan bedankte voor 't aanbod. Hij waardeerde 't zeer maar hij had een goede job. De volgende morgen belde hij Conchita op, maar ze was naar Hato om Pápa af te halen. Een uurtje later verscheen Sjon Manchi in de zaak en liep regelrecht naar kantoor. Hij groette niemand, ook Jan niet. De juffrouw gebaarde breed en er ontspon zich een heftig gesprek. Jan had een grondig plezier dat de onfeilbare bulhond er kennelijk van langs kreeg.
Toen jumpte Pápa het kantoor uit en recht op Jan af. Wat dat betekende: geen twee dagen kon hij weg zijn of er werd misbruik van gemaakt. Ja, kijk maar niet zo onschuldig. Dacht hij soms dat Sjon Manchi niet op de hoogte was? Alles wist hij, alles. Het was verraad, verraad in z'n eigen zaak. Zo iets had hij nog nooit meegemaakt. Jan wilde kalm blijven en een paar verstandige vragen stellen, maar toen zag hij 't gemeen grijnzende snuit van de vertrouwensjuffrouw vlak achter Sjon Manchi. Dat deed 't. Hij gooide neer wat hij in z'n handen had. ‘Zo, dus er is een flink potje gekletst, hè? Dan weet ik wel waar 't vandaan komt. Maar geloof nou niet alle leugens en luister eerst.’ Por Diós, no, Sjon Manchi hoefde niet naar zijn praatjes te luisteren. Wat had Jan te maken in Americano bij Mr. Anderson? Jan had geprobeerd onder Pápa's duiven te schieten. Sigur, hij kende die Hollandse termen wel. Voor bedrog had je woorden in iedere taal. Apartjes hebben met de reisagent. Wou Jan soms proberen agenturen te bemachtigen? ‘Over my dead body!’ brulde Sjon Manchi. | |
[pagina 162]
| |
Het personeel stond in een schuwe kring op een afstand toe te luisteren. Ze waren zeker niet op Jans hand. ‘Gaat 't daarover! Man doe niet zo belachelijk. Wat heeft Conchita U in godsnaam verteld?’ Conchita had niets verteld. Hij kreeg z'n inlichtingen uit de eerste hand. And how. ‘Ja, and how. Van Mr. Anderson heb ik een paar goede raadgevingen gekregen. Ik ben blij dat hij met m'n werk voor de zaak tevreden is. Meer dan U. U verdonkeremaant brieven waar dat in staat. Ik mag niet weten dat ik m'n geld waard ben, hè. Ik moet blijven denken dat 't een gunst is dat Sjon Manchi me een salaris uitbetaalt. Maar gelukkig weet ik nu zelf wat ik waard ben. En U moet niet zo veel naar dat ouwe loeder luisteren. Die barst van venijn.’ ‘Veneno, ze is mijn trouwe medewerkster. Zonder haar had je een auto verkocht aan een oplichter. Bemoei je met de onderdelen en de reparatie en laat de verkoop aan 't winkelpersoneel over.’ Jan hoorde een goedkeurend gemompel. Dat maakte hem wild. ‘Heeft niemand U nog verteld dat ik twee avonden voor de K.L.M. heb gewerkt op Rato? Dan weet U dat nu ook.’ Toen ontplofte Sjon Manchi bijna. Zo'n brutaliteit om dat zo maar te zeggen. Natuurlijk wist hij dat. Hij wist alles. Hij had er niets van willen zeggen; that can wait. Maar nu zou hij Jan even vertellen dat dit nooit meer mocht gebeuren. Hij moest fris zijn voor zijn werk in de zaak. Hij zou de K.L.M. opbellen en ze vertellen dat ze Jan nooit meer kregen voor werk. ‘Man, je bent een slavendrijver. Als ik in m'n vrije tijd naar de K.L.M. wil gaan, doe je daar niets tegen. Als U wil dat ik hier tevreden ben, zorg dan dat m'n werkplaats in orde is. Ga zelf eens bij de K.L.M. kijken. Daar kun je zien hoe een werkplaats moet zijn. U bent | |
[pagina 163]
| |
waarachtig nog meer pichiriGa naar voetnoot1) dan 't gouvernement. En daar word je tenminste niet uitgevloekt. Het is overal beter dan hier.’ Sjon Manchi slikte heftig. Hij had 't liefst gebruld dat Jan kon opdonderen, maar daar was hij te slim voor. Hij eindigde met een lange preek over zakenfatsoen en dat hij zich teleurgesteld voelde. Gelukkig kwam José binnenslenteren en Sjon Manchi hevelde zijn toorn over op diens escapades. ‘Iedereen laat me in de steek. Overal sta ik alleen voor. Alleen mijn secretaresse werkt voor de zaak. Jullie aan je werk. Bai!Ga naar voetnoot2)’ Dat was tegen het personeel. Jan kookte nog; die ouwe rotvent. Sjon Manchi liep de zaak uit door de zijdeur; die ging afkoelen in een kring van luisteraars op de Club. Jan schopte een kist onderdelen opzij, bezeerde zijn voet en vloekte vinnig. Hij liep er ook uit. Hij ging naar huis. José kon met de dierbare bulhond in de zaak blijven. Dat was de directie. Directie, mooi woord. De baas een tyran en de knecht een spion. Dat ouwe kreng had natuurlijk het telefoongesprek met de K.L.M. afgeluisterd. Hij lag op z'n bed en rookte. Tyran, spion en kruiperige konkelende ondergeschikten. Van Conchita viel 't hem tegen dat ze had gekletst over z'n gesprek met Mr. Anderson. Of had een ander gekletst? Ook mogelijk, papieren huizen immers. Hij had zin om Conchita op te bellen of ze meeging, er uit, domweg. Ze moest nu eindelijk maar eens durven. Wat gaf 't als 't werd aangebracht? In 't shoppie aan de overkant belde hij Conchita op. Ze was erg koel en afgemeten. Ze vond Jans houding niet correct. ‘Zo, dus je trekt één lijn met je vader. Geen goed woord voor mij over, hè.’ | |
[pagina 164]
| |
Hij vroeg haar niet eens of ze meeging. Hij was wel wijzer. ‘Zal je wel opbellen als je weer eens redelijk kan zijn. Ajó.’Ga naar voetnoot1) Ze waren allemaal hetzelfde. Wat was hij in een rotfamilie terechtgekomen. Hij at een hapje en pakte z'n zwembroek en handdoek. Hij ging alleen naar buiten. Die smoelen in de zaak kon hij nu niet zien. |
|