De ware begrensdheid van deze kriticus komt echter pas uit wanneer hij met voorbeelden gaat werken. Hij schrijft:
‘Ik heb er vroeger al eens op gewezen dat een gedicht, eindigend “De mens heeft zijn ellende en heeft de straat”, eens bekroond is geworden, zonder dat de bekroners blijkbaar voelden hoe laag bij de grond hier het sentiment is.’
Ten eerste kèn ik geen laag-bij-de-grondse sentimenten, omdat voor mij alleen de innigheid er van telt, ten tweede is dit sentiment niet wat de burgerij ‘laag bij de grond’ noemt, omdat het in omgekeerde rede, door de botterik niet verstaan, een hemelverlangen uitdrukt.
Maar goed: voor de Borellen zijn de ellende en de straat laag bij de grond, het euvel is gemakkelijk te verhelpen; ik zal Albert Besnard voorstellen om bij een herdruk te schrijven:
‘De mens heeft zijn Geloof en heeft zijn God.’
Hier ligt de verhevenheid en de goedheid en het bijbels fatsoen duimen dik op en nu is het dus een verrukkelijke versregel geworden, gereed voor een dubbele bekroning.
Ik lees verder bij deze edele huichelaar: ‘De wrange, ondevote, ontkennende levenshouding van een Slauerhoff, bijvoorbeeld, zelfs in zijn technisch beste verzen, het ontbreken der eerste en meest essentiële versharmonie (Ethische Wijsheid!), maken het mij moeilijk zo iemand voor een Dichter, in de hoogste betekenis te houden.’
Het kan ons volkomen koud laten of Borel of een van zijn rotgenoten Slauerhoff al of niet voor een dichter, in welke betekenis dan ook, houdt. Het verheugt mij echter dat de ‘vijand’ zich in zulke zinsneden zo heerlijk bloot geeft. Wanneer wij héél even de noodzakelijkheid van die ethische wijsheid (waar ‘een Dichter in de hoogste betekenis’ zijn zolen aan afveegt) aannemen, dan begrijpen wij óók, als wij geen totaal afgestompte kwezels zijn, dat die niets te maken