geval niets te maken met de geloofsbelijdenis of de politieke gezindheid van de maker. Multatuli mag honderdmaal een ‘mauvais esprit’, een ondeugdelijk ambtenaar, een moeilijk echtgenoot, een luchthartig financier geweest zijn, hij mag vreemd zijn gebleven aan alle christelijke en maatschappelijke deugden, hij was, is en blijft niettemin een van onze warmste, geestigste, onmiddellijkste prozaschrijvers, een vurig kunstenaar, een hartstochtelijke, boeiende, prikkelende persoonlijkheid.
Wat blijft er van onze toch al niet overrijk gestoffeerde literatuur over, wanneer men X. buitensluit omdat hij niet kerkvast, Y. omdat hij niet geldvast en Z. omdat hij niet stoelvast was?
Péguy is een dichter, Henriëtte Roland Holst is een dichteres.... is dat nu niet meer dan voldoende, moeten wij nu ook nog het feit, dat de een rooms en de andere marxist is in onze overwegingen gaan betrekken? Of moet ik Beets als dichter gaan bewonderen omdat hij rechtzinnig en eerbaar was? Geef mij maar Villon, die aan drie galgen had horen te hangen en dan krijgt gij van mij l'abbé Delille cadeau. Geef mij maar Multatuli, met al zijn menselijke en maatschappelijke gebreken, en ik schenk u, uit de volheid mijns harten, Da Costa, met De Genestet en De Bull op de koop toe.
Het christendom is ongetwijfeld een eerbiedwaardige en edele zaak; en het is mogelijk als christen prachtige letterkunde te vervaardigen; maar het is óók mogelijk om dat als mohamedaan, shintoïst of wodansdienaar te doen. Het is altijd het oude liedje: kunst is kunst, zelfstandig, met haar wetten, doel en bestaansreden in zich zelf, en niet, nooit, een leurmiddel.
Dit misverstand is de ongeneeslijke ziekte, waardoor onze Nederlandse letterkunde verkwijnt. U heeft gelijk, mijnheer, leve Multatuli!