voor de onontwikkelden, maar een genot voor de Gelukkige Enkelen.’
‘Maar juist het volk....’
‘wilt gij ongelukkig maken met buitensporige meningen, waar het de draagkracht niet van meten en de gevolgen niet van overzien kan.’
‘.... hunkert naar....’
‘alles wat zijn lage afgunst prikkelen kan tot verzet en weerbarstigheid.’
‘... nieuwe waarden....’
‘ja-zeker, verkregen door plundering van de goudsmidswinkel op de hoek....’
‘En het vrije franke spreken....’
‘Hoor eens, het vrije franke spreken is niet anders dan een al te fraaie, misleidende naam voor het onverantwoordelijk uitflappen van alle zotternijen welke de eerste de beste olibrius door het holhoofdje trekken.’
‘Gij hebt geen eerbied voor de hoogste goederen der mensheid.’
‘Gij weet niet wat gij zegt. Mijn eerbied voor wijsheid en schoonheid is zó groot, dat ik deze voor bandeloosheid en voor de bezoedeling door een botte menigte wil beschermen. En ik wil de penvoerders daarom leren om zo zorgvuldig en kunstig te schrijven, dat zij hun gedachten volkomen èn verborgen uitspreken kunnen, wanneer het niet past die gedachten in het openbaar te verkondigen.’
‘Gij zijt een vijand van de vooruitgang.’
‘Dàt ben ik en ik wil het blijven tot mijn laatste snik. Dan kan ik tenminste sterven in het gelukkig bewustzijn één van de vele verderfelijke wanen, welke de mensen van hun heil afhouden, bestreden te hebben.’
‘Ik deel geen van uw meningen, beste vriend.’
‘Deel dan tenminste het genoegen van een onversneden jajem, gelijk, naar het mij bekend is, in dit gastvrij huis, waar een vierkante fles uithangt, tegen een redelijke vergoeding wordt uitgereikt.’
‘Het zij zo, maar gij zijt toch een domper....’
‘Maar gij daarom nog lang geen licht!’