‘Ge zijt er met de jaren waarlijk niet verstandiger op geworden.’
‘Goddank.’
‘Dus volgens u zou er geen onderscheid bestaan tussen waar en onwaar en kan men met twee tongen spreken zonder zijn eer te verliezen.’
‘Zo is het! Waar en onwaar zijn helften van een bol, zoiets als het noordelijk en het zuidelijk halfrond. Een kwart slag òm, en waar is onwaar, onwaar waar.’
En wat de tongen betreft: twee lijkt mij te weinig. Ik althans heb er niet genoeg aan om stem te geven aan de talloze personaadjes, die in mij gehuisvest zijn en niet altijd in vrede met elkander leven.
‘Maar wanneer moet ik u dan geloven?’
‘Altijd en nooit.’
‘Er moeten toch dingen bestaan, welke heilig voor U blijven, omdat gij ze met hart en ziel méént.’
‘Maar, mijn beste, u kunt u niet voorstellen hoe hartig en zielig ik alles méén.’
‘Ik ben bang voor u.’
‘Alles is een vraag van ogenblik.’
‘Men kan niet leven zonder vastheid.’
‘Zeg maar liever inééns: zonder leugen.’
‘Bestaat er dan niets, waar gij waarlijk aan hècht.’
‘Aan het besef, dat alles voorbij gaat en in dezelfde gestalte nimmer wederkeert. Een woord eenmaal gesproken, wordt nimmer met dezelfde nadruk en dezelfde bedoeling herhaald. De onzekerheid is onze énige zekerheid en mijn enig houvast de overtuiging dat alles vloeit.’
‘Man zonder vorm.’
‘Man zonder drift.’
‘Laten we elkander niet uitschelden.’
‘Waarom niet? Het is de énige manier om een beetje oprecht tegen elkaar te zijn.’
‘Ik geloof achteraf toch, dat het beter is uw geschriften ongelezen te laten. Voor een ernstig man is er steun noch ernst in te vinden en, eerlijk gezegd, ik houd er niet van in het ootje genomen te worden.’