kan maar twee redenen hebben. Ten eerste: doodgewone lafheid, het vlegelachtige plezier van tegenschelden zonder dat het slachtoffer weet wie het doet en zonder dat er vrees voor de gevolgen behoeft te zijn. Maar het is natuurlijk ook mogelijk dat de naam van den auteur zich minder leent voor publicatie, omdat hij beter bekend is in de registers der criminalistiek dan in de annalen der schoone letteren. In het algemeen kan men zeggen, dat iemand, die een normaal begrip voor verantwoordelijkheden en die niets op zijn kerfstok heeft, persoonlijke aanvallen met zijn vollen naam onderteekent.
Het schijnt, dat meer en meer de zeden der litteraire wereld gaan afwijken van die der wereld tout court. Onlangs uitte ik mijn bezwaren tegen een zekeren Kooy, die een blaadje Deze Week had opgericht. Daarop ontving ik van dien man een persoonlijk schrijven, zoo ordinair joviaal, en meer dan ongepast, dat ik mij, in mijn eenzaamheid, geneerde toen ik het las.
Door die schuimers aan den zelfkant komt helaas de litteratuur en het litteraire leven in discrediet. Dat is volkomen te begrijpen, wanneer men die heeren aan den arbeid ziet. En men staat