heeft men het verheerlijkt en bestreden. Wij zijn rustige realisten, Dubech, dat hebt gij zelf tijdens uw verblijf ten onzent opgemerkt!
Maar, zult gij mij tegenwerpen, er is nog de Fransche kunst, de Fransche litteratuur!
Inderdaad die is er, en die mag er wezen. Ik moet u echter doen opmerken, dat ons nationaal karakter een intense litteraire belangstelling uitsluit. Wij zijn geen litterair volk. Niet slechts uw, maar ook de eigen letterkunde, blijft buiten contact met de overgroote massa van ons volk.
De oprechte vrienden van Frankrijk vindt gij in de artistieke, intellectueele milieu's. Maar zij zijn gering in aantal - enkele honderdtallen - en zij hebben geen invloed op de nationale hoofdartikelen, noch op de politiek. Maar gij zult in de kunstrubrieken onzer dagbladen, gij zult in onze weekbladen, in onze maandbladen, telkens weer blijken van groote liefde voor de Fransche litteratuur vinden.
Maar wij allen die ons wijden aan de propaganda van uw nationale schoonheid, bereiken te samen maar een bepaald en zeer beperkt publiek, dat al van nature voor u gewonnen is.
Er zijn twee elementen, welke de uitbreiding dezer gemeente belemmeren: 1e het fundamen-