van rond vijftig, met gevestigde reputaties, zijn, walgend van zulk een zedelijke en intellectueele verwording in het strijdperk getreden. Er is geroepen, geschreeuwd, gefloten, gevochten. De agenten zijn er bij te pas gekomen. Er zijn manifestanten verwijderd: de politie beschermt natuurlijk de ‘officieele’ grootheden, die, in goede hoede, lasteren en liegen mogen, dat het een lust is. Dat is nu eenmaal een van de aantrekkelijkste voorrechten van het baantje van minister, diplomaat of academicien.
Wat mij in deze affaire van ganscher harte verheugt is: dat er gefloten en gevochten is. De belangstelling in geestelijke zaken is dus nog niet geheel en nog niet overal verloren gegaan. Er is dus nog drift, gloed, offervaardigheid...
Zoolang men knokt om kunst is alle hoop nog niet verloren. Wordt er in Nederland wel eens gebakkeleid om een schilderij of een gedicht?
Het zou misschien net iets voor Nederland-Frankrijk zijn om, gezien het éclatante succes te Brussel, den heer Mauclair voor een tourneetje uit te noodigen. Hij is op het niveau der leden en voor manifestaties behoeft men niet bang te zijn. Bij ons slikt men alles, zelfs Frédéric Lefèvre.