Briefwisseling J. Greshoff - A.A.M. Stols

[p. 44]

892. Uitgeverij A.A.M. Stols (J.-P. Barth) aan J. Greshoff, 18 april 1952¹

[The Hague,] 18 April 1952.

Zeergeachte Heer Greshoff,

Hartelijk dank voor Uw brieven van 4 en 12 dezer benevens Uw bespreking over het boek van Prof. Delen² en Uw essay over de werken van Marnix Gijsen.³ Uit Uw bespreking van Delen zullen wij wel enkele zinnen kunnen halen die goed op de flap zullen staan. Ik bericht U zo spoedig mogelijk wanneer het boek uitkomt, opdat de bespreking in Het Vaderland er niet te vroeg in staat. Uit Uw bespreking over Gijsen die in het Zuid-Afrikaanse tijdschrift stond, zal ik wat gegevens halen over de levensloop van Gijsen en die naar de n.w.d.r. sturen (als het inmiddels al niet te laat is)⁴ en zelf zal ik er verschillende stukken uithalen om die voor mijn bespreking in de Corriere te gaan gebruiken,⁵ want ik veronderstel, dat het Uw bedoeling is, dat ik Uw Gijsen-beschouwing daarvoor kan gebruiken.

Ik schreef Peters dat hij ervoor moet zorgen, dat U zijn andere uitgaven in Uw bezit krijgt. Inderdaad is de Spion een beetje smakeloos boekje geworden. Het moest goedkoop blijven, maar het heeft zijn weerslag gehad bij de verkoop die uiterst traag gaat, alhoewel iedereen die het leest en beoordeelt er goed over te spreken is.

Het doet mij genoegen, dat U ook over Roelofs geschreven hebt.⁶ Een van mijn vrienden in Italië houdt een tentoonstelling van bibliophiele uitgaven (in Milaan) en ik heb hem opgedragen ervoor te zorgen, dat het boek over Roelofs een ereplaats krijgt.⁷ Ook ik zal nu wel wat over Roelofs schrijven.⁸

Ik zal aan de twee adressen die U mij opgaf t.z.t. een Gijsen-reeks laten zenden. Als er van verschillende kanten iets over Gijsen wordt geschreven in Italiaanse kranten, dan hebben wij allicht kans dat hieruit een vertaling voortvloeit en ik ben het geheel met U eens, dat niet alleen de verkoop, doch ook het prestige belangrijk is.

Ik zal mij nu ook met de Heer Prampolijntjes in verbindig stellen. Prof. Goris schreef mij, dat hij wat over zijn werken had geschreven, allicht kan ik dat gebruiken.⁹

Wanneer ik in Italië ben, zak ik dit keer de Adriatico af en weet dus niet of ik in de buurt van Perugia zal komen. Nu U toch niet op Capri bent, houd ik mij alleen aan de Oostkant.

Als proeve van mijn brief aan Prof. Goris over het Wolven-verhaal, zend ik U hierbij een doorslag die U behouden kunt.¹⁰ Ik heb Uw aanwijzingen een beetje getransponeerd in mijn eigen stijl, zodat het niet te zeer opvalt. Ik ben zeer benieuwd wat hieruit komt, want ik ben het geheel met U eens, dat Gijsen

1 Geschreven op briefpapier van A.A.M. Stols, Publisher, Pieter Langendijkstraat 46, The Hague.

2 Zie 884 n.5 voor Greshoffs bespreking van Het donkere huis.

3 Het verhalend proza van Marnix Gijsen.

4 Zie br.887 n.8 en n.9.

5 Zie br.885 n.3.

6 Zie br.885 n.5.

7 Blijkens recente mededelingen van Barth is deze tentoonstelling niet door de met hem bevriende bibliofiele uitgever Luigi Bolaffio ingericht, maar zou ze door een medewerker van de Italiaanse ambassade in Den Haag, een zekere Ponzanelli, in Milaan zijn georganiseerd; de Stols-uitgave over Albert Roelofs zou bij die gelegenheid overigens niet worden tentoongesteld.

8 Een artikel door Barth over Albert Roelofs. Herinneringen is niet achterhaald.

9 Het is niet duidelijk op welke publikatie van Giacomo Prampolini Barth doelde. In het in 1961 verschenen vijfde deel van de derde druk van Prampolini's Storia universale della letteratura (p. 585-586) zou hij aan Marnix Gijsen aandacht besteden.

10 Op 18 april schreef Barth onder meer aan Gijsen: ‘Van 2 kanten kreeg ik een berichtje dat mij zeer interesseerde. Een van mijn vrienden uit België n.l. schreef mij een paar dagen geleden, dat hij een verhaal van U gelezen zou hebben in een of ander Padvindersblaadje waar zijn zoontje mee thuis kwam. Hij was er nog al enthousiast over en vond het zelfs een afzonderlijke uitgave wel waardig, mits die uitgave van leuke tekeningen zou worden voorzien. Waar het nu precies over gaat kan ik niet opmaken uit zijn brief, maar hij scheen het in ieder geval erg goed te vinden. Als het inderdaad juist is wat hij mij schreef, dan hoop ik, dat wanneer U inderdaad tot uitgave van dit verhaal zoudt willen overgaan, dit voor de fa. Stols te willen reserveren. Heeft U iemand die het kan illustreren? Over de wijze van uitgave en de voorwaarden kunnen wij nog wel definitief afspreken als ik de omvang ken en ik de Heer Stols volledig heb ingelicht. Voorlopig gaat het mij alleen maar om de verzekering dat wij, als Uw vaste uitgever, het eerste beslissingsrecht over Uw boekje zouden mogen behouden en ik weet, dat de Heer Stols er net zo over denkt als ik. Gisteren hoorde ik nog van iemand uit Amsterdam die zelf ook een of ander hoofd bij de Padvinders is, dat ook hij het verhaal had gelezen. Het schijnt dus al enige bekendheid verworven te hebben en ik hoop maar, dat ik zelf nu ook spoedig een exemplaar van het blad kan bemachtigen waar het in staat. (En als de omvang wat klein is, zoudt U er misschien nog een paar verhalen aan toe kunnen voegen!) Ik zou het erg prettig vinden, als ik hierover Uw mening zou mogen horen.’ Deze brief heeft hij, blijkens een in het archief van Greshoff aangetroffen doorslag, in kopie aan Greshoff gestuurd.

[p. 45]

zich tot ons moet bepalen, want hier zouden complicaties uit voort kunnen vloeien. Nu hoop ik maar, dat de Heer Stols aan wie ik ook een duplicaat zend mij niet desavoueert, maar ik ben er wel van overtuigd, dat Uw raad onmiddellijk opgevolgd moest worden.

Het is hier heerlijk Paasweer, veel zonneschijn en weinig wind waardoor een mens gewoon bijkomt. Mijn torso begint al bepaaldelijk een zomerse kleur te krijgen. Hoe schoon zou het zijn, indien het weer in Nederland altijd zo lekker zou wezen, gelooft U mij, ik zou er niet aan denken om ooit Nederland te verlaten.

Inmiddels hoop ik, dat U nog gelegenheid vindt om mij te schrijven. Wanneer er zich nog belangrijke dingen voordoen voor U naar Afrika vertrekt, zal ik U nog een berichtje doen toekomen.

Inmiddels met hartelijke groeten en de meeste hoogachting,

Uw

Jan-Peter

p.s. Wilt U mij a.u.b. even bij dhr Prampolini introduceren? Dan weet hij wie ik ben als ik hem schrijf! Hartelijk dank!! Ik schrijf U Zondag of Maandag nog wel even!!