730. Uitgeverij A.A.M. Stols (G.H. Priem) aan J. Greshoff, 26
februari 1948Ga naar eind1
[The Hague,] 26 Februari 1948
Zeer geachte Heer Greshoff,
De heer 's-Gravesande vraagt mij U het volgende te schrijven:
De kopij voor het Liber Amicorum van den Heer Stols is thans compleet op uw bijdrage na.
Daar wij deze kopij zoo spoedig mogelijk naar de drukkerij zouden willen zenden zou het erg
prettig zijn wanneer wij de tekst van Uw redevoering, uitgesproken t.g.v. de receptie van den
heer Stols per omgaande van U zouden mogen ontvangen. De heer 's-Gravesande doet dus nogmaals
een dringend beroep op Uw medewerking.Ga naar eind2
In afwachting van Uw bericht, gaarne,
met de meeste hoogachting
G.H. Priem
Met excuses, dat ik een brief voor Zuid-Afrika op Engelsch briefpapier schrijf, doch ik heb
geen luchtpostpapier met een Hollandsche kop.Ga naar eind3,Ga naar eind4
|
-
eind1
- Geschreven op briefpapier van A.A.M. Stols,
Publisher, The Hague (Netherlands). Head-Office: Bildersstraat 8. Administration-Office: Van
Blankenburgstraat 71.
-
eind2
- De bijdrage van Greshoff aan het
Liber amicorum voor Stols luidt: ‘Toen Stols in Februari 1947 zijn zilveren
bruiloft met de Typografie vierde, was het mij gegeven hem toe te spreken. De enkele woorden,
welke ik voor die gelegenheid op papier zette, gingen tijdelijk verloren. Wie een zwervend
leven leidt, kan niet altijd de gewenschte ordelijkheid betrachten. Toen ik ze, onlangs,
terugvond, voldeden ze mij niet. Wat met warmte en overtuiging gezegd wordt, verliest veel van
zijn waarde als men het nuchter gedrukt ziet. Wanneer ik deze text hier weergeef, dan acht ik
mij verplicht er aan te laten voorafgaan dat ik daarin wel recht deed wedervaren aan den
uitgever, doch niet aan de kameraad, wel aan de kunstenaar, niet aan den mensch. Ik heb
gelegenheid gekregen Stols, geheel buiten het vak om, te leeren kennen als een offervaardig
vriend. En in een aangelegenheid waarin ik hem pijn moest doen, heeft hij een
onbaatzuchtigheid en een ruimheid betoond, welke ik niet licht vergeten zal. De waren
vriendschap wordt door moeilijkheden en botsingen niet aangetast, doch gelouterd. En ik gevoel
mij aan Stols verbonden, niet alleen door onze gemeenschappelijke bewonderingen en onze
gedeelde geestdrift voor het boek en de boeken, doch ook door onze verschillen van meening en
opvatting. Twee menschen die elkander oprecht waardeeren behoeven geen tegenstellingen te
vreezen, wetende dat hun genegenheid ze alle overbrugt. Er bestaat nu eenmaal een
overbrekelijk verband tusschen de mensch en zijn werk. En Stols zou nooit in staat geweest
zijn om een zoo rijk en rijkgeschakeerd levenswerk op te bouwen, indien hij niet over groote
menschelijke hoedanigheden beschikte. Ongeveer aldus sprak ik op Stols' gedenkdag: Het zij mij
vergund enkele woorden tot Stols te richten en ik meen het recht daartoe te hebben omdat ik
getuige was van zijn geboorte als uitgever. Het is dus nu vijf en twintig jaar geleden, dat ik
toevallig een boekje in handen kreeg, een tekst van Vondel, eenvoudig en helder gedrukt, door
een mij en ons allen onbekende jongeling. Nu het algemeen typografisch peil, mede dank zij
Stols, in dit land een tijdlang zeer bevredigend was en het, in mindere mate, nog is, kan het
misschien eenigszins verbazen dat toen een zoo simpel drukwerkje de aandacht trok. Maar kort
na de vorige wereldoorlog zaten wij nog midden in de strijd om het schoone boek en in de jonge
man, die Vondel's “Aanleidinge ter Nederduitsche Dichtkunst” zoo kiesch en met zoo zuivere
smaak uitgaf, vermoedden wij een medestander. Wij konden echter niet vermoeden wélk een
medestander hij zou worden! Ik schreef Stols een briefje en ik geloof dat onze eerste
ontmoeting plaats had ten huize van Van Krimpen. De jonge boekkunstenaar bleek student in de
rechten te zijn, doch zonder een bijzondere voorliefde voor dat vak. Er zijn oogenblikken
geweest in zijn leven, waarin Stols het betreurd heeft, de studie der rechten opzij geschoven
te hebben om zich geheel aan drukkunst en uitgeverij te wijden. Vooral omdat hij over de gaven
beschikte om in meenig ambt uit te blinken. Doch deze oogenblikken waren zeldzaam. Hij heeft
altijd geweten, wat wij állen weten, dat zij, die een roeping in dit leven hebben, zich door
niets mogen laten afbrengen van wat hun wezenlijke levenstaak is. Stols nu is geboren met één
bestemming, met één doel: het maken van mooie boeken. Dát doel is hij nooit ontrouw geworden.
Hij heeft zich door niets laten weerhouden om, ook onder de ongunstigste omstandigheden en in
de moeilijkste tijdperken van een leven dat rijk was een moeilijkheden, mooie boeken te maken.
Zij die Stols van nabij kennen wéten, dat hij zeer donkere momenten gekend heeft. Hij heeft
gestaan voor zware beslissingen, heeft tegenstand en onbegrip moeten overwinnen en zware
vraagstukken hebben zich in de loop der jaren aan hem voorgedaan. Hij had te kampen met
tegenslag zoo bitter dat niemand er zich over verbaasd zou hebben, wanneer hij, ontmoedigd, er
het bijltje bij had neergegooid. Maar zijn innerlijke drang bleek sterk genoeg om alle
weerstanden te overwinnen en niets bleek in staat hem te beletten door te werken aan zijn
heerlijke taak. Van het eerste oogenblik af, dat ik mij in het letterkundig leven begeven heb,
leefde daar de legende van de schatrijke uitgever, die zich volzoog met het bloed van de arme
schrijvers. Ik zal niet ontkennen dat er, over het algemeen, meer rijke uitgevers dan rijke
schrijvers zijn, doch de ingewijden weten, dat in de jaren van Stols' strijd om het bestaan,
die nu gelukkig ver achter hem liggen, hij dikwijls de armoede van zijn armste auteurs deelde.
Geen onzer is boven kritiek verheven en Stols is, als wij allen, dikwijls terecht, dikwijls
ten onrechte bekritiseerd. Maar niemand zal ooit met recht van hem kunnen zeggen, dat hij
geldelijke overwegingen vóór ideeën en idealen deed gaan. We hebben hier niet voor ons liggen
een volledige fondsenlijst van Stols, een opgave van alle titels die hij in die vijf en
twintig jaar heeft uitgegeven, maar ook zonder die lijst weten wij allen, dat tachtig procent
daarvan werd uitgegeven, en zonder aarzeling, met oprecht plezier werd uitgegeven, in weerwil
van het feit, dat hij, zoo goed als iedere vakman wíst, dat er van winst geen sprake kón zijn.
Het aantal jonge schrijvers die aan Stols hun eerste kennismaking met het publiek te danken
hebben is dan ook legio. Hij heeft voor tientallen beginnelingen de weg gebaand, niet alleen
door hun eerste proeven te drukken, maar méér nog door het prestige dat hij daaraan verleende.
Stols heeft het fonds, waarmede hij een wereldnaam vestigde, alléén kunnen opbouwen doordat
hij naast een typograaf van beteekenis, een man is met een groote belezenheid en wat meer zegt
een scherp oordeel. Hij heeft zich gelukkig herhaaldelijk vergist, daarmee bewijzende dat hij
een levend mensch is. Niet al zijn boeken zijn typografisch geslaagd, niet al zijn teksten
zijn even gelukkig gekozen; doch ik tart een ieder naast dat van Stols een ánder fonds te
noemen, dat bij gelijke omvang zoo weinig vergissingen telt. Hij heeft allereerst vele
uitnemende Nederlandsche teksten gedrukt en herdrukt; maar ook Engelsche, Amerikaansche,
klassiek Duitsche, Spaansche, Italiaansche en natuurlijk bovenal Fransche. De Fransche
litteratuur van verleden en heden heeft zijn groote liefde, hij kent die tot in alle
onderdeelen als weinig anderen en als weinig anderen ook is hij thuis in de geheimen van het
letterkundig leven van Frankrijk. Alles wat Stols doet, doet hij grondig en met smaak. Ik
wensch er hier vooral op te wijzen, dat hij een uitnemend stylist is en dat zijn vertaling van
Monsieur Teste van Paul Valéry een stuk prachtig Nederlandsch proza is geworden. Hij
publiceerde op het gebied van zijn vak verschillende waardevolle beschouwingen, maar daarnaast
leverde hij niet minder belangrijke bijdragen op het gebied van zijn groote liefhebberij:
geschiedenis, in het bijzonder genealogie en heraldiek. Vijf en twintig jaar lang heeft Stols
de strijd volgehouden en hij heeft thans de voldoening te weten dat zijn verdiensten erkend,
zijn werk gewaardeerd en bewonderd wordt. Het fonds Stols met zijn kleine inzinkingen en hooge
stijgingen vormt een uniek en onvervangbaar geheel. Het vertegenwoordigt een belangrijk deel
Nederlandsche cultuur en het oefende een groote invloed uit, niet alléén binnen onze
landsgrenzen. Het is met invloeden zóó, dat zij die ze ondergaan er maar liefst over zwijgen.
Ik wensch dit zwijgen te verbreken. Het moet geweten en erkend worden, dat Stols' veelzijdige
kennis en zekere smaak de Nederlandsche typografie, neen de Europeesche, nawijsbaar duidelijk
beïnvloed heeft. En in dit verband noem ik dit grootsche monument van drukkunst, dat de wereld
aan Stols dankt: de Molière die hij voor de Compagnie Typographique maakte. Deze zes
monumentale deelen zullen tot in lengte van dagen door alle liefhebbers gezocht en met goud
betaald worden, als het edelste en schoonste wat de drukkunst in de twintigste eeuw heeft
voortgebracht. Velen hier bijeen moeten Stols dankbaar zijn. Om te beginnen zijn auteurs, voor
zooverre zij niet aan accuut geheugenverlies lijden, en de beginnelingen die aan hem te danken
hebben dat zij op waardige wijze in het letterkundig leven werden binnengeleid. Dan de jonge
drukkers, die in zijn voorbeeld aanleiding vonden zelf te zoeken en te streven naar nieuwe
typografische uitdrukkingsmogelijkheden. Dan de ware boekenliefhebbers in de geheel wereld,
die de beste, duurzaamste, belangrijkste stukken uit hun verzameling uit zijn handen
ontvingen. En tenslotte het geheel Nederlandsche volk. Er wordt in de laatste tijd meer dan
ooit te voren aandacht besteed aan de verspreiding van de Nederlandsche cultuur in het
buitenland. Lang voor de overheden dit vraagstuk ter hand namen had Stols, door eigen
bekwaamheid en arbeid, reeds de aandacht van het buitenland op zichzelf en dus ook op
Nederland gevestigd. In Frankrijk en België, in Engeland en in Amerika, overal waar ik geweest
ben, heb ik gemerkt dat er geen kenner is die niet, mede dank zij Stols, de Nederlandsche
typografie als een der edelste uitingen van het Nederlandsche ambacht kent. Stols heeft méér
dan iemand anders gewerkt voor de eer en de faam van zijn land en ik spreek namens u allen [,]
daar ben ik van overtuigd, wanneer ik de wensch uit dat zijn land, ons aller land, zijn
wezenlijk groote verdienste zal erkennen en eeren gelijk wij dit thans doen. Stols heeft, ik
zei dit reeds in den aanvang, het lot van vele kunstenaars gedeeld, ook hij heeft zware offers
moeten brengen terwille van zijn werk, ook hij is door donkere perioden heengegaan terwille
van zijn ideaal. Dit was hem niet mogelijk geweest indien hij daarbij niet had mogen rekenen
op de steun van zijn vrouw. Het vele, groote, schoone werk dat Stols volbracht heeft, had hij
niet kunnen volbrengen wanneer hij niet zeker was geweest dat zíj zijn idealen deelde en dat
ook zíj bereid was offers te brengen. Zij heeft onwankelbaar vertrouwd in hem, in zijn groote
gaven, zijn werkkracht, zijn levensliefde, zij heeft vertrouwd in de waarde van de zaak waar
Stols voor vocht en voor vecht. En uit dat vertrouwen putte Stols zijn kracht in het verleden
en zal hij in de toekomst zijn kracht putten. Ik eindig met de wensch, dat als ik het moede
hoofd heb neergelegd, een nieuwe groep van boekenminnaars en schrijvers zal gereed staan om
met dezelfde innigheid en hartelijkheid Stols geluk te wenschen met zijn vijftigjarig
jubileum! Met andere woorden en minder omslachtig: wij wenschen Stols nog op zijn minst vijf
en twintig jaar van vruchtbaren arbeid ten bate van alle aanwezige en toekomstige minnaars van
de schoone letteren en het schoone boek, ten bate van Nederland's faam in den vreemde. En voor
zijn eigen levensgeluk!’ (Stadsbibliotheek Haarlem, archief-Stols, omslag Liber Amicorum
1947.)
-
eind4
- Op de brief komt als kenmerk voor: ‘'s-Gr./Pm. typ’.
|