687. J. Greshoff aan A.A.M. Stols, 6 maart 1946
[Kaapstad] 6 Mrt. 46
Beste Sander,
Van een 3 weeksche reis terugkeerende vond ik eergisterenavond je vorstelijke boekenzending.
Ik kan je niet beschrijven hoe verrukt we waren. We hebben den
geheelen nacht niet kunnen slapen: aldoor zijn we opgestaan en weer gebladerd, gekeken,
bewonderd
Ik ontving ook van Huib de superdeluxe Larbaud!!!Ga naar eind1
Ik ben je veel méér dan dankbaar -
Allerlei details beschrijf ik in een volg. brief, want deze moet heden weg,
met het oog op het vliegtuig van deze week. Ik heb allerlei dingen te vragen. Ik was zes jaar
zonder inlichtingen, vergeet dat niet.
Op die Atlantis bandjes ben ik verliefd! Wie heeft die geteekend???Ga naar eind2
Bestaat er een geschrift Halcyon???Ga naar eind3 Ook bij
jou??? Alleen mis [+ik] nu nog: Helikon 1 tot en met 10. (met de zwaantjes) Kan ik die niet
antikwarisch koopen. Ik wou deze reeks zoo gráág kompleet hebben.
Ik vond ook een brief van Alice v. Eugen.Ga naar eind4 Ik antw.
daarop nog niet aan haar, doch met een vertrouwelijk
schrijven aan Landshoff, waarvan hier doorslag bijgaat.Ga naar eind5 Spreek er met
niemand over. Maak contact met L. en stuur het met wijs beleid daarheen dat
de Verz. Werken net als die v HennyGa naar eind6 uitkomen. bij 2 uitgevers, St.
en Q, En in elk geval: mijn poezie. Ook moet er overleg met
Bob v K. gepleegd worden.Ga naar eind7
Nogmaals 1000 danken!
Veel liefs van huis tot huis
Steeds geheel je
Jan
In vliegende haast!Ga naar eind8
|
-
eind1
-
Dévotions particulières.
-
eind2
- De omslagen voor de Atlantis-serie waren gemaakt door Helmut Salden. (Zie
ill. p. x.)
-
eind3
- Over Stols' voornemen Halcyon,
Driemaan-delijksch Tijdschrift voor Boek-, Druk- en Prentkunst uit te geven, had hij Greshoff
al op 2 januari 1939 ingelicht. Ook in latere brieven kwam het tijdschrift regelmatig ter
sprake, al was het alleen maar omdat Greshoff een bijdrage over de geschiedenis van De
Zilverdistel, Palladium en Ursa Minor in het vooruitzicht had gesteld. Deze bijdrage is nooit
verschenen.
Halcyon was van mei 1940 tot en met juli 1944 verschenen in twaalf
afleveringen, waarvan twee dubbelnummers. (Zie voorts br.603 n.2 en n.5.)
-
eind4
- Zie br.663 n.2 voor de
inhoud van Alice von Eugen-van Nahuys' brief van 15 februari aan Greshoff.
-
eind5
- In de
nalatenschap van Stols bevindt zich inderdaad een getypt afschrift van Greshoffs brief van 6
maart aan Fritz Landshoff: ‘Ik ontving een hartelijke brief van Mevrouw Van Eugen en wacht op
bericht van jou. Ik ben je zeer dankbaar inzake de uitgave van mijn verzamelde werk, doch in
onze gesprekken vroeger en mijn brieven daarna, heb ik altijd gezegd: ik wil met jou, Frits
Landshoff, in zee gaan. Wanneer jij niet directeur van Querido bent, of althans in de een of
andere leidende functie een controleerende invloed op Querido uitoefent, zie ik niet in waarom
ik dan Querido als uitgever zou kiezen. Je weet heel goed dat het mij om een onmiddellijke
samenwerking met jou te doen is en wanneer jij naar Amerika teruggaat of je uitsluitend met de
Duitsche uitgaven bemoeit, is er van zulk een samenwerking geen sprake. Wil je mij dus even
doen weten welke in de naaste toekomst jouw verhouding tot de Nederlandsche Querido zal zijn?
Voorts een tweede punt. Je weet uit mijn brieven dat ik je herhaaldelijk gevraagd heb om
persoonlijk overleg te plegen met Stols en eventueel Van Kampen. Van Stols vernam ik uit zijn
laatste brief dat hij nog niets van je vernomen had. Wij hebben allen op onzen tijd wel eens
onze bezwaren tegen Stols. Maar die bezwaren mogen ons nooit doen vergeten dat hij (van zij
eerste optreden als uitgever af) boeken heeft uitgegeven waar de andere uitgevers niet aan
durfden. Hij heeft tientallen jonge schrijvers hun intrede in de letterenwereld mogelijk
gemaakt en velen van hen hebben later net gedaan of zij hem niet meer kenden. Toen nog geen
uitgever bereid was mijn werk uit te geven, stond Stols steeds gereed om allerlei van mij af
te drukken. En in de eerste jaren wist hij, evengoed als ik, dat hij er niet veel aan kon
verdienen, dat hij al blij mocht zijn wanneer hij er niet aan verlóór. Toen Boucher na 600 ex
van de dure druk van mijn Verzamelde Gedichten in enkele maanden verkocht te hebben, mij met
een plons liet vallen en weigerde het werk te herdrukken, was het wéér Stols, die bereid was
het heel wat grooter risico van een goedkoope druk op zich te nemen. Stols heeft als ik hem
vroeg iets uit te geven nooit “neen” gezegd, ook al was wat ik hem aanbood
uit een zuiver handelsoogpunt alles behalve aanlokkelijk. Bovendien, geheel buiten de
uitgeverij om, sta ik sedert onheugelijke jaren in een vriendschappelijke verhouding tot Stols
en hij heeft mij, als vriend, altijd op meer dan royale wijze van zijn boekenrijkdom laten
meedelen. Daarom, Frits, vroeg ik je met Stols (en eventueel Van Kampen) een
vriendschappelijke regeling te treffen. Het verzameld werk van H. Marsman is tot stand gekomen
door een samenwerking tussen Querido en De Gemeenschap; waarom kan mijn verzameld werk niet
tot stand komen door een vriendschappelijke samenwerking tussen Querido en Stols? Het is, daar
ben ik zeker van, voor Stols niet in de eerste plaats een vraagstuk van geldelijke, doch
veeleer een van zedelijke aard. Hij wil niet gaarne, nadat hij mij (en anderen) zooveel
diensten bewezen heeft, zonder méér uitgeschakeld worden. Aangezien Stols herhaaldelijk en
duidelijk bewezen heeft mij genegen te zijn, aangezien het hem als lettervriend, genoegen doet
mijn verzameld werk te zien verschijnen, zal hij, zijnerzijds, daar ben ik zeker van, alles
doen om het tot stand komen ervan te bevorderen, mits daarbij zijn geestelijke en stoffelijke
aanspraken erkend worden. Ik weet zeker, dat als je een uurtje met Stols praat, je een
aangename regeling zult treffen. Een alléén daarmee ben ik “gered”. De Verzamelde werken
zònder de gedichten zouden mij weinig bevredigen. En ik voel dat ik, juist omdat er geen
schriftelijke overeenkomst tusschen Stols en mij bestaat, niet mijn
gedichten “zoo maar” aan zijn fonds kan onttrekken, ook al zijn ze uitverkocht.’
Op 3
april antwoordde Landshoff: ‘De kwestie van je verzamelde werken houdt mijn gedachten zeer
bezig. [...] Je reactie heeft mij in zeer groote verlegenheid gebracht. Natuurlijk verheugt
het mij zeer dat je graag bij een uitgeverij publiceert, waarmee ik verbonden ben. Aan de
andere kant is dat een argument, dat ik onmogelijk in het geding kan brengen. Trouwens, de
samenwerking met Alice [van Nahuys] is zoo nauw, dat het feit of ik al dan niet bij Em.
Querido hoor practisch geen rol speelt. Mijn advies, de verzamelde werken bij Em.Q. te laten
verschijnen is gebaseerd op indrukken, die ik tijdens mijn verblijf hier opgedaan heb. Ik ben
ervan overtuigd, dat je - als je hier was - tot hetzelfde resultaat zou komen. Ook Adriaan
[van der Veen] is deze meening toegedaan. [...] Na alles wat je aan anderen en aan mij over
Stols geschreven hebt, verbaast het mij niet weinig, dat je nu persé met Stols in zee wilt
gaan. Als het moet, zal ook Querido deze conditie aanvaarden, maar zeer zeker niet graag. Ik
heb een groot aantal brieven van jou, waarin je schrijft, hoe kwaad je met Stols was en wel om
zeer gegronde redenen. Een samenwerking met Stols is volgens de algemeene opinie niet
gemakkelijk. Bij alle waardeering voor vroegere prestaties van Stols en zijn momenteele
ondernemingsgeest, ben ik zeer bang, dat hij op het oogenblik veel te groote en moeilijke
projecten in handen neemt en binnen afzienbare tijd in moeilijkheden zal raken van allerlei
aard. [...] Je opmerking, dat zonder medewerking van Stols de gedichten niet in de verzamelde
werken kunnen worden opgenomen, is mij volkomen onbegrijpelijk. Je hebt anderen en mij altijd
gezegd, dat je je boeken uitsluitend voor een bepaalde tijd en voor bepaalde oplagen afstond.
De auteursrechten zijn aan jou en zoodra de oplaag verkocht is, heb je de vrije beschikking. -
Ik heb met Stols ge-correspondeerd [...] wij hebben een afspraak voor volgende week.’ Het
contract dat Greshoff afsloot voor de uitgave van zijn Verzameld werk maakt
geen melding van een eventuele betrokkenheid van Stols. (Zie br.663 n.2.)
-
eind6
- De Verzamelde
werken van H. Marsman verschenen in 1938 in drie delen bij Em. Querido's Uitgevers-Mij te
Amsterdam en De Gemeenschap te Bilthoven. In 1947 zou een aangevulde herdruk in vier delen van
Marsmans Verzameld werk bij Em. Querido's Uitgeversmij n.v. te Amsterdam verschijnen.
-
eind7
- Bij P.N. van Kampen & Zoon was najaar
1939 Steenen voor brood verschenen. Bob van Kampen ging er van uit dat
Greshoff hem voor zijn vertrek naar Zuid-Afrika had toegezegd dat híj in de toekomst Greshoffs
voornaamste uitgever zou zijn. Op 8 november 1945 had hij aan Greshoff geschreven: ‘Van
Krimpen sprak mij over je plannen, in 1947 je verzamelde werk uit te geven. Dat lijkt me een
goed idee. Daar is iets moois van te maken. Alleen verwondert het me, dat ik dat van v.Kr.
moest hooren. Ik ben toch je uitgever! Je hebt me voor je naar z.a. ging,
verzekerd dat alles van jouw hand bij mij het licht zal zien. Dus hoe zit dat?’ Het contract
dat Greshoff afsloot voor de uitgave van zijn Verzameld werk maakt geen
melding van een eventuele betrokkenheid van P.N. van Kampen & Zoon. (Zie br.663
n.2.)
-
eind8
- Op de brief is, waarschijnlijk door Stols,
bijgeschreven: ‘sigaretten’.
|