Briefwisseling J. Greshoff - A.A.M. Stols
(1990-1992)–Jan Greshoff, A.A.M. Stols– Auteursrechtelijk beschermd378. Uitgeverij A.A.M. Stols (R.W. Haentjens Dekker) aan J. Greshoff, 12 mei 1936Ga naar eind1[Maastricht,] 12-5-'36
Hooggeachte Heer Greshoff, Met veel genoegen heb ik Uw bundel ‘De Wieken van den Molen’ gelezen en als ik | |
[pagina 262]
| |
U nu schrijf dat ik met een eenigszins bezwaard gevoel tot de uitgave hiervan in de Kaleidoscoop overga, dan is dit niet omdat ik het niet met U eens ben of om andere redenen van persoonlijken aard, mijzelf betreffende, maar om Uzelf. U geeft in de ‘Wieken van den Molen’ een zeer bijzondere kant van den mensch Jan Greshoff. Indien U ons dit boekje aanbood om in kleine oplage, zooals de oorspronkelijke éditie, uit te geven dan zou ik U slechts dankbaar zijn en mijzelf vereerd voelen voor dit blijk van vertrouwen. Waar echter dit boekje in de Kaleidoscoop tegen lagen prijs voor het groote publiek is bestemd, komt wel eens twijfel bij mij op of de humor en de ironie, die er uit spreekt wel gewaardeerd zullen worden door allen, vooral een hoofdstukje als over den huwelijkschen staat. Het is niet mijn wensch om mij tegenover U voor te doen als bekrompen, hypocriet of wat U maar wilt, doch zie ik een groot verschil tusschen Uw ‘Rebuten’ en de bundel waar ik U thans over schrijf; terwijl het eerste handelt over toestanden en zaken in de wereld, geeft het laatste zuiver de heer Greshoff zooals hij is, of zooals hij zich voordoet. En al zijn deze opstellen ook voortgekomen uit eenzelfde geestesgesteldheid zoo blijft toch dit groote verschil, dat ik daar juist noemde, bestaan. Ik schrijf U dit alles uitvoerig omdat U mijn brief over ‘Rebuten’ blijkbaar op prijs steldet en U, volgens het zeggen van Sander, niet kon begrijpen wat ik dan tegen ‘De Wieken van den Molen’ kon hebben. U zult misschien tegenwerpen dat hetzelfde bezwaar gemaakt zou kunnen worden tegen het uitgeven van Uw ‘Gedichten’, doch daar is het de andere vorm waarin Uw gedachten gegoten zijn die dit bezwaar opheffen. Ik ben te allen tijde bereid om alles wat van Uw pen komt uit te geven, overtuigd als ik ben dat de uitgave verantwoord, belangrijk en nuttig is, en wanneer ik U nu vraag nogmaals zelf te overwegen of U wel tot de uitgave van ‘De Wieken van den Molen’ in een onbeperkte éditie wilt overgaan, dan is mijn reden hiervoor U een mogelijke teleurstelling te besparen. Uw voorwaarden toch zijn zoo généreus dat dit boekje voor ons nooit een ‘strop’ zal worden. Ik teeken, met de meeste hoogachting, Uw d.w. R.W. Haentjens Dekker |
|