Verzameld werk. Deel 2. Legkaart
(1948)–Jan Greshoff– Auteursrecht onbekend
[pagina 240]
| |
1Tussen dier en mens ligt de natuur. | |
2Als men de natuur verheerlijkt, moet men ten minste zo eerlijk zijn te erkennen dat men wreedheid, eigenbaat, blinde drift en het recht van de sterkste verheerlijkt. Natuurvrienden zijn mijn vrienden niet. | |
3Ik wantrouw het verstand of de goede trouw der natuurmensen. Wie de natuur onbevangen beschouwt, wordt een natuurvijand. | |
4Natuurmensen zijn nog geen mensen en natuurliefde is nog geen liefde. | |
5Ik verfoei zowel natuur als onnatuur, omdat zij beide stijl missen. | |
6Stijl is offer. | |
7Mijn hoofdbezwaar tegen de natuur: dat hij zo weinig natuurlijk is. | |
8Ik verbaas mij, als liefhebber van schilderijen, elke keer opnieuw over de armelijkheid van het landschap. | |
9Het schilderij denkt er niet aan de natuur te weerspiegelen. Het schenkt zin en daardoor bestaansrecht aan de natuur. | |
[pagina 241]
| |
10Kunst is geen natuur en geen weergave van natuur, doch bovennatuurlijke onnatuur. | |
11De natuur is zo arm dat wij zouden sterven van verveling, indien wij niet in staat waren door middel van onze verbeelding voor de nodige afwisseling te zorgen. | |
12De werkelijkheid wordt pas in het kunstwerk waar. | |
13Wie in het landschap een harmonie meent te ontdekken is al te bescheiden. De harmonie is in hem. Wat hij bewondert is zichzélf. | |
14Belangstelling voor anderen ontstaat bij hen die tot de overtuiging gekomen zijn, dat enige belangstelling voor zichzelf niet gemotiveerd is. | |
15IJdelheid komt altijd uit een minderwaardigheidscomplex voort. Zij die zichzelf zéér hoog stellen, zijn zéér bescheiden. | |
16Alleen hij die zichzelf een dienst bewijst, is zeker van erkentelijkheid. | |
17Het grote nadeel van het pessimisme is dat het ons niet voor teleurstellingen behoedt: de werkelijkheid blijft altijd nog ver beneden de voorstelling der pessimisten. | |
18De pessimist zegt: het leven is een onafgebroken ster | |
[pagina 242]
| |
ven; de optimist: het is een eindeloze reeks geboorten en zij zeggen beide hetzelfde. | |
19Optimisme is een aggressieve vorm van oppervlakkigheid. | |
20Van alle bedriegers staan de optimisten mij het meeste tegen. | |
21Ik ken niets vluchtigers en luchtigers dan ernstige mannen. Alleen onder de speelse heb ik ernst aangetroffen. | |
22Een beslissing, ook al noemt men hem wijs en goed, brengt toch altijd slechts een gedeeltelijke oplossing van het betreffende vraagstuk. Het oneindig aantal mogelijkheden, door de keuze uitgesloten, is onherroepelijk verloren. Er is niets dat ons zó verarmt als de doortastendheid. | |
23Mijn genegenheid voor de jaren om 1900 berust op het feit, dat men toen het vluchtige en onbelangrijke als vluchtig en onbelangrijk genoot. Nu heeft men er ernst van gemaakt en eist er eerbied voor. | |
24Wat men de Gulden Tijd noemt, dat onbereikbaar ideaal, is wanneer de ‘fin de siècle’ een eeuw duurt. | |
25De ware wonderen voltrekken zich altijd op klaarlichte dag en op de allernatuurlijkste wijze. | |
26De wetten en de drijfkrachten der natuur zijn nooit | |
[pagina 243]
| |
openbaar. Wie dus de natuur naschildert raakt nooit het wezen. | |
27De natuurlijkheid is een staat, welke alleen maar waarde krijgt naarmate wij hem in ons overwinnen. Met dien verstande echter, dat wij een algehééle overwinning moeten vermijden. Daardoor immers zou ons levensdoel, de strijd tegen de natuur, opgeheven en ons leven zinloos worden. | |
23Eerst strijdt de mens om zich meester te maken van de natuur om hem, daarna van de natuur in hem. En als hij dan eindelijk overwonnen heeft is hij, door zijn overwinning, geen mens meer. | |
29Wij zijn door onze drift met de natuur verbonden. Is die uitgewerkt, dan hebben wij geen deel meer aan de ononderbroken vernieuwing en voeren wij een onzeker nabestaan, als gele blaren rottende aan de voet van de boom. | |
30Alléén een werkelijk belangrijk en zuiver man kan zich de weelde veroorloven natuurlijk te zijn. De anderen moeten zichzelf en de omstanders iets wijsmaken om hun natuur te verbergen. | |
31Ik ben wat ik voorstel, doch mijn voorstelling is niet ik, slechts een gering deel ervan. | |
32Waarom zegt men: ik sterf? Waarom niet: de wereld sterft, doch ik blijf leven? | |
33Hij die de wereld voor werkelijkheid aanziet, wordt | |
[pagina 244]
| |
realist genoemd. De idealist is hij, die werkelijkheid achter de wereld ontdekt. | |
34Wie de wonderbaarlijke werking van weloverwogen wanverhoudingen nog niet ervaren heeft, is een kind in de kunst. | |
35De vinder bewijst wie hij is door wat hij doet met zijn vondst. | |
36In de Javaanse dans dient iedere beweging slechts om zin aan het bewegingloze te geven. De stilstand is daarin wezenlijk, de verplaatsing slechts een met zorg voorbereid en spoedig weer vergeten ongeval. | |
37Er moet een baaierd zijn om te kunnen scheppen. | |
38De klassicist aanvaardt de chaos om die in een orde te herscheppen. De romanticus leeft van en voor de chaos; hij beschouwt de orde als een merkwaardig, doch kortstondig ongeval. | |
39Wie de natuur wil doen herkennen, moet haar onherkenbaar maken. | |
40Ik vind een onherkenbaar stilleven van Braque oneindig natuurlijker dan de zorgvuldige natuurnabootsingen à la Van Beijeren. | |
41Vorm is inhoud doch zonder op te houden vorm te zijn, inhoud is vorm zonder op te houden inhoud te zijn. | |
[pagina 245]
| |
Vorm en inhoud zijn inderdaad één, doch zonder hun afzonderlijkheid op te geven: onafscheidelijk en gescheiden tegelijkertijd. | |
42Het is de vorm die het leven redt en bestendigt. Daar buiten is slechts verrottenis. | |
43Alleen vormfouten zijn onvergeeflijk. | |
44Vorm is geven en nemen: men neemt de motieven en geeft er een zin aan. | |
45Het gevormde moet ontstaan lijken. Zonder dit verheven bedrog geen kunst. | |
46Beelden worden niet aan de werkelijkheid ‘ontleend’; doch de werkelijkheid krijgt eerst bestaan in het beeld. | |
47Het doel van iedere vormgeving is verklaring der gedachten en gevoelens, vandaar dat alle kanttekeningen bij het kunstwerk ijdel zijn: men kan geen verklaring van een verklaring geven. | |
48De ‘aestheet’, door alle gemeenzame straatventers van nu beschimpt, is eenvoudig iemand die het gevormde boven het ongevormde verkiest. |
|