door ‘Het oude Kind’, dat, naar men aanneemt, 604 voor Christus te Tju Neun geboren werd!
Hij zeide ook: De bezielde woorden van den dichter vloeiden van zelf juist omdat zij bezield zijn. En, goed nagedacht, bestaan er in 't geheel geen bepaalde vormen van gedicht eigenlijk, en in 't geheel geen wetten, want een vers, vanzelf voortgevloeid uit de bron, gaat uit eigen kracht en niet gehoorzamende, aan een voorafgestelde, menselijke wet. De enige wet is dat er geen wet is. Gij zult dit misschien heel gewaagd vinden, jonge man, maar bedenk dat ik van Tao uitga met mijn betoog, en niet van de mensen, en dat ik dan ook maar heel weinig ware dichters weet. En verder:
‘Mijn oude Meester, waarom maakt een dichter een gedicht?’
Dit scheen hem te verbazen, want hij vroeg, alsof hij mij niet had goed verstaan:
‘Waarom een dichter een gedicht maakt?’
‘Ja, Meester. Waarom?’
Hij lachte helder uit in het licht en zeide:
‘Waarom ruist de zee? Waarom zingt het vogeltje? Weet gij dat, mijn jongen?’
‘Vader, omdat zij niet anders kunnen, omdat zij nu eenmaal moeten, uit hunne natuur! Het is Wu Wei!’
‘Heel goed. Welnu, zou het bij een dichter dan anders zijn?’
Ik dacht na, maar ik had nog geen antwoord gereed. ‘Ja, het kan toch nog anders. Een dichter kan zingen om een litteratuur te helpen maken, in een land waar de litteratuur dood is. Dit vind ik heel mooi klinken, maar eigenlijk onzuiver. Maar er zingen ook dichters om zich een glorie te scheppen, om beroemd te zijn, om te worden gekroond met blinkende lauweren, om het lachen te zien lichten van blonde meisjes, die bloemen strooien voor hunne voeten!’
‘Gij moet u juister uitdrukken’, sprak de Wijze. ‘En gij moogt geen woorden ontheiligen, die onder de duizenden woorden heilig zijn. Want dichters, die zó zingen zingen niet en zijn geen dichters. Een dichter zingt