kend. De dichter liegt naar aardse maatstaven beoordeeld, met het doel des te zuiverder een bovenaardse waarheid te kunnen openbaren.
Wil men een voorbeeld?
Iedere goede versregel levert er een op, ik doe dus een willekeurige keuze:
‘Ik ween om bloemen in den knop gebroken’
Deze uitspraak bevat een aantal duidelijke onwaarheden. Ten eerste weent een volwassen man niet zo maar in het wilde weg en zeker niet over enige ontijdig geplukte bloemetjes. Ten tweede kon hij, zo hij werkelijk geweend had, niet tegelijkertijd schrijven. Een zo ingewikkeld bedrijf als het opbouwen van een klinkdicht, is met de beste wil ter wereld niet al wenende tot een goed einde te brengen. Bovendien was terwijl Kloos aan zijn schrijftafel zat de grond niet met afgerukte knoppen bezaaid. Deze versregel is dus volgens de uiterlijke werkelijkheid van a tot z één leugen. Deze onmiskenbare onwaarheden worden echter gerechtvaardigd omdat zij onmisbaar zijn, om aan een innerlijke waarheid vorm te geven. Men kan deze tegenstelling, gelijk ik al opmerkte, uit ieder gedicht, dat die naam verdient, afscheiden.
Deze voor de hand liggende voorbeelden hebben slechts één doel: de lezers ervan te doordringen, dat er twee werelden bestaan ieder met eigen wetten, een eigen logica, een eigen economie en een eigen zedeleer. En deze twee werelden: werkelijkheid en verbeelding, blijven onherroepelijk gescheiden, zodat men nimmer de een met of uit de ander verklaren kan. Wil men dus poëzie genieten of beoordelen, moet men in staat zijn zonder de aarde prijs te geven ‘het andere Iand’ te betreden. Het gesproken woord (aarde) is wezenlijk anders dan poëzie (hemel) en dat anders-zijn is in geringe mate afhankelijk van versmaat en rijm. Wil men dus in alle ernst en oprechtheid tot de poëzie naderen, moet men beginnen zich los te maken van de dagelijkse vooroordelen betreffende ‘betekenis’, ‘bedoeling’, ‘zin’, ‘strekking’, ‘lering’. Men moet er zich diep van door