De luitenant Charles Péguy is gesneuveld, heldhaftig en gelukkig. Wij bezitten omtrent zijn dood een verhaal, ontroerend in zijn zakelijkheid, gedaan door een strijdmakker, den soldaat Victor Boudon van het 276e infanterie-regiment:
‘Péguy bleef aldoor recht op staan, ondanks onze waarschuwingen van: “Couchez-vous”; heerlijk in zijn dollen moed. De meesten van ons hadden hun ransel verloren en die is zulke oogenblikken een onschatbare beschutting. En de stem van den luitenant riep aldoor “Tirez! Tirez! Nom de Dieu! Enkelen klaagden: Wij hebben geen ransel meer! Wij gaan er allemaal aan!” “Dat is niets”, riep Péguy in den huilenden storm. “Ik heb óók geen ransel, tirez toujours!” En hij verhief zich, als spotte hij met de kogels. Hij scheen den dood, dien hij in zijn verzen verheerlijkte, te zoeken. Op dat oogenblik verbrijzelde een doodelijke kogel het hoofd van dien held, brak dat genereuze en edele voorhoofd. Hij viel op zijde, geheel stijf, zonder één kreet, maar in den terugtocht van de barbaren zag hij - een uiterst visioen - de nabijzijnde overwinning...’
Ja, wij weten, dat de jonge Franschen gelukkig gestorven zijn, want meer dan ooit één, is deze oorlog voor hen een rechtvaardige. En zeker zal het werk dat zij blijmoedig tot het einde volvoerd hebben, nooit verloren gaan.
Wanneer wij de dichters, die gesneuveld zijn, herdenken, past het niet om hun talenten tegen elkander te gaan uitwegen. En de dood van een jong onvolgroeid kunstenaar als Olivier Hourcade heeft dezelfde beteekenis en treft ons even diep als die van Péguy of Alain Fournier.
Zij zijn allen gelijk voor ons en op elk graf past het schoone grafschrift, dat Maurice Barrès op de eeremunt voor de families der gesneuvelde strijders