Kent uw dichters!(1932)–Jan Greshoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 171] [p. 171] Paul Vlemminx. Rapsodie. Ween nu, en stort uw droefenis, uw volle hart uit aan mijn zijde. Wij zullen ons verblijden zo gauw het lente is. Wacht tot het voorjaar, als de bomen botten of anders maar tot karnaval. De paadjes zijn gevaarlik smal terwijl de blaren in de sloten rotten. Zo streng om mij uw armen en zo diep ons kussen dat haast mijn ziel de uwe heeft ontmoet. de brand is niet te blussen; de schade wordt waarschijnlijk niet vergoed. Geef mij nu rust en stoor me niet met uw gegil. Ik ben een kluizenaar, die in zijn eenzaam leven de stilste stilte wil; en gij zijt als al te luide pijn gebleven. Gij hebt nog veel te goed van mij; dat was beloofd. Maar waarom dan te lachen bij een groene kwartel zo wulps, dat ik onrustig word en niet mijn hoofd koel houden kan en peinzen moet brutaal en dartel? 'k Verveel me hier in deze hof langzamerhand. O Landschap: vreemde diepten, wonderlike wegen; en o! het kalme strand, waarop de branding tot de duinen is gestegen. De kermissen, helaas, zijn drooggelegd. Gij zijt mijn karnaval, heb ik gezegd. Ongebundeld. Vorige Volgende