Kent uw dichters!(1932)–Jan Greshoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 142] [p. 142] Nine van der Schaaf. De reizigers. I. Wij dwaalden ver en eenzaam, groot omsloot de nacht ons En door het opene onzer tent blonk nog een ster Voor 't slapen gaan. Gedoken in het klein tehuis Reikten wij van het goede stroo naar 't lage dak, Zeiden goenacht elkander en de wereld, Maar deze revolteerde en sloop in, Als klein gedierte kroop het om ons leger En in ons loom bewustzijn drong de groote onrust, Volgde ons in de droom en wekte ons voortijds, Tot wij de beelden zagen van het daags bestaan En toonden loom elkaar een slip van onze zorgen. - Maar dit is niets, alleen de nacht rondom, Alleen de hooge nacht heerscht, de geliefde is daar! En in het nachttij ben ik vrede, zei de stem, En al mijn bloemen slapen op het veld, Ik doe de onrust slapen in het hart, Ik doe het aardsche wijken van de leden, En zachter deint de vloed die mij bestrijkt, Ik doe de reizigers de groote reis begeeren, Tot van begeert de zielen zwaar zich keeren Geheel naar mij, ik ben een kind, een ster, Ik ben een licht, een speling, maar ik ben de meerdere Die van het andre zijn de sluier heft, Doch slechts voor oogen in de slaap verzonken. Zoo suste zij en droeg ons, kinderen, mee, Tot w' in een weidsche tent de slaap hervonden, Rustend op 't stroo, in 't droomtij van de ster. [pagina 143] [p. 143] II. Eerst is een kleine vogel op een twijg gekomen, Vangt te zingen aan. Er is melodie in de lucht, In de verte klinkt het gerucht van menschenschreden En breken van droog houtgewas. Er is verwarring En donkerheid in de paden. Een teedere bloem Is het geloof dat zich stil geeft in zijn geur en kleur. Maak een blij vuur nu de dag klimt, Sta op en breek uit de witte wade, Slaap en dood zijn de wonderdingen die wij In droom verstaan, maar de slaap is brekelijk, De droomen wijken, wij stijgen verwonderd uit. Zoek nu het koele water en wasschen wij onze Loomheid weg, werpen de nacht van ons In het klaar beekwater dat ritselend Onze lijven omspoelt en wakker maakt in ons Een vogelenheer van blijdschap: het dagleven! Uit ‘Naar het Onzichtbare’. C.A. Mees, Santpoort. Vorige Volgende