Kent uw dichters!(1932)–Jan Greshoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 112] [p. 112] J.C. Noordstar. De zwanen.... De Zwanen moesten zonder zorgen kunnen leven, en 's morgens voor een hoog raam zitten, wijl hun blik weidt over 't bosch- en heuvelrijk' Italia. Krullend, zwierig, rolt het landschap naar beneden, de kronen van de boomen zijn als bollende koolen en zandwegen als zwierige wimpels. En als de zon te hoog komt, laten ze een zonnescherm zakken over hun oogen en over hun papieren. Om elf uur komt de maagd met koele dranken, en de wind draagt in haar boezem: Dan daalt in glinstering van zon en verre verschieten zilv'ren inspiratie als plassende regen. En tranen opwellend uit 't overkropt gemoed zouden de oogbeddingen willen vullen. Zóó moesten de Zwanen leven, onbezorgd, De kinderen vragen aan de koffie wat de Meester gewrocht, en deze met blanke hand de perzik beroeren, en het oog van den Heer welgevallig rusten op de parel brandende in het hart van zijn domeinen! En 's middags moest men eigenlijk dwalen tusschen de boomen, of te paard de zilv'ren pruikestaart doen wippen op de rug en de paardehoeven sporen in rul zand, Men kan een blad plukken in de loop en 't achteloos tusschen zijn vingers draaien, of ook met schel gepiep tegen zijn mond er op blazen: Loover, loover, loover. [pagina 113] [p. 113] De avond altijd neev'lig is met wijn (en) onvermijdelijk, en langzaam dalen de groene sluiers en slapen we ingespannen in webben in. En langzaam schuift zich het gordijn voor de scène. Maar, de morgen ontwaakt weer met blijde waterglans, En uit hooge vensters van eeuwenoude kasteelen, Stijgen op witte wieken de Zwanen in de damp van de hemel, En langzaam en eeuwig rollen beneden De rondgekopte groene golven van 't loover. Zóó moesten de Zwanen leven. Uit: ‘De Zwanen en andere Gedichten’. Ebenhaëzer, Groningen. Vorige Volgende