Kent uw dichters!(1932)–Jan Greshoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 114] [p. 114] Karel van den Oever. Getshemane. Ik hoor het gebed van mijn Heer door de blâren der olijven; tik, tik: drup van zijn zweet en de nacht, bruin als teer. ‘Vader, indien het mag?’ O, achter rots en doorn snikt Hij; scherp rijst de gele hoorn der maan. Cedron glimt ijzer-blauw en glazige sterren staan groen als pauw- veer-oogen. ‘Vader, uw mededoogen!’ Hier, Petrus, ginds Andreas, en de anderen: zij snurken. De reuk van beslapen gras, het gebed van mijn Heer, o, Jerusalem's getabbaarde schurken. Doorn-groen 't lage haag-hek: en slordig toorts-rood er door; de onverwachte gloor op de olijven. De weergalm van ijzer, stok, stap; Hebreeuwen kijven; stof walmt ros; dan smakt een kus, kil en slap. Mijn God: ik hoor mijn lippen dien kus bedrijven. Uit: ‘Schaduw der Vleugelen’. Neerlandia, Antwerpen. Vorige Volgende