Achilles Mussche.
De klopjacht.
Uit alle hoeken zitten zij mij op de voeten,
drijven mij op in wilde jacht,
van koopren klaroenen en dravende stoeten
Onder manelicht komen zij naderen,
schaduw-drommen mijn hart te gemoet,
zij komen den nacht ontzet dooraderen
met den straal van mijn jong rood bloed.
Hun asems hijgen in mijn zuchten,
hun vuisten ballen een vloek aan mijn hart -
o broers, uit uw vaderland moeten vluchten,
verbannen ver uit uw trots en uw smart!
In de stalen haat van hun zwaarden,
met heel mijn liefde alleen op aarde,
van mijn jong rood bloed.
Uit: ‘De Twee Vaderlanden’.
Van Loghum Slaterus, Arnhem.