Kent uw dichters!(1932)–Jan Greshoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 104] [p. 104] Wies Moens. Gebed voor ons, dichters. Heer heb medelijden met ons, dichters, verloren in het bedrijf der mensen donker als het diepe gaan der molenstenen. Zo weinig zijn er die vernemen het krijsen van onze stiften in het metaal der dagen, de fijne geluiden die van de werkkamer doordringen tot U. Wij dichters liggen dag en nacht gebogen over Uw hart, beluisteren het heimelik werken van Uw hart in alle ding dat groeit en groot wil worden aan U. Aan onze haren trekt Gij ons op naar U, gestadig doet Gij ons pijn: daarom hebben wij U lief. Dit alles weten onze broeders niet meer: hoe Gij van ogen, lippen en handen de bloemen hebt gemaakt, en de kreten van het dier als helle en donkere vlammen die dansen door de dag der mensen; noch hoe de bomen als kandelabers branden en dragen lichte gedachten naar de hoge trans. Ons, dichters, heeft gebroken het zwoegen van de weide onder lage wind en de verdoemenis der wateren in de oude sluis al van in onze kinderjaren. Met de zilveren maan speelt ons verlangen cricket over de daken: Heer, voor een groot en schoon spel geef ons kracht! Luidklinkende landen trekken ons aan, in zonverblinde spoorhallen zijn wij thuis, aan de staketsels en op het paalwerk in zee. Vuursteden vlinderen zinnelik en groot om de tumultvergeten dorpen waar Gij ons te leven zet, [pagina 105] [p. 105] waar wij geboren zijn om te vervullen een groote goedheid, een zachtmoedigheid onder de mensen en dieren, een jonge stralende heiligheid - beiaardiers Uwer blijdschap, krachtige kolveniers des gebeds! - om er de lof te zingen van Zuster Armoede lijk de zoete Vader der leeuwerken, haar grauwe bruidegom: de troebadoer van Assisi! Uit: ‘Landing’. De Sikkel, Antwerpen. Vorige Volgende