Kent uw dichters!(1932)–Jan Greshoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 80] [p. 80] Halbo C. Kool. De verloren zoon spreekt tot zijn vader: Ik ben een rotte plek in uw geslacht, een nuttelooze, schadelijke stee, het koude vuur van uwen laten vree: het is mijn schuld niet als uw mond nog lacht; ik heb die rimpels in uw front gebracht, ik was de lanterfanter die u waken dee, de dagdief, zwervend met de nachtwind mee, door iedereen, behalve u, veracht. Ik heb het zonden-gamma gansch doorloopen, omdat ik niet in zonden kon gelooven, sinds ik geloovigen zich zag verkoopen, anderen en elkaar het brood ontrooven, Sindsdien brand ik om dit bestaan te sloopen, en keur dit goed, en ben niet meer te dooven. Uit: ‘Scherven’. De Spiegel, Amsterdam. Vorige Volgende